Lijken die meisjes van Vermeer niet allemaal op die ene lachende figuur?

Schilderkunst ‘Echt’ of niet, sommige portretten van Vermeer vertonen verdacht veel onderlinge gelijkenis, ziet Mariëtte Haveman.

Meisje met de fluit, ca. 1664–67.
Meisje met de fluit, ca. 1664–67.

National Gallery of Art, Washington

Op de tentoonstelling van Vermeer in het Rijks hangt een portret dat niet algemeen wordt aanvaard als echt: het Meisje met de fluit, zusterlijk opgehangen naast het wél unaniem erkende Meisje met de rode hoed. Allebei zijn heel klein, 20 bij 18 centimeter, en ze tonen hetzelfde meisje: met een ietwat langwerpig gezicht, oplettende ogen en de typerende iets geopende mond die ook het Meisje met de parel kenmerkt. Daardoor ontstaat een effect van onverhoedsheid, alsof het meisje tijdens haar bezigheid werd verrast door de kunstenaar. Vermeer was goed in die vorm van bijna fotografisch realisme.

Het fluitmeisje werd vorig jaar afgeschreven door de National Gallery of Art in Washington, vanwege de ongebruikelijke opbouw van haar verflagen: grofgemalen pigment over een gladdere laag in plaats van andersom, zoals bij Vermeer gebruikelijk. Verder vertoont het zoveel Vermeer-achtige kenmerken dat het wel gemaakt moest zijn door iemand uit zijn directe omgeving.

Maar de restauratoren van het Rijksmuseum weten dat Vermeer nog wel eens wisselde van techniek. En er is een soort fijnslijperij die optreedt zodra authenticiteit een zaak van wereldbelang wordt. Dan gaat de kwestie ‘zou de kunstenaar zich zoiets hebben gepermitteerd?’ meespelen. En als zo’n licht afwijkend schilderij dan ook nog sterk lijkt op een ander werk van de meester, is de conclusie snel getrokken. Niet echt. Een navolger, of ten minste een leerling. In het Rijksmuseum geldt het fluitmeisje als echt.

Wat ons, kijkers, vooral intrigeert is de vraag: wie was zij toch, dat meisje? De wetenschap zegt streng: zij is een ‘tronie’. Geen portret. Maar Vermeer had tenminste zeven dochters, Maria, Elisabeth, Cornelia, Aleydis, Beatrix, Catharina en Geertruyd. De kans is reëel dat hun gezichten zijn schilderijen wel bereikten. Toen Vermeer het fluitmeisje en het meisje met de hoed zou hebben gemaakt, was de oudste, Maria, een tiener.

Er is geen bewijs dat zij het is die ons zo wakker en met iets van humor aankijkt op die twee schilderijtjes. Zoals er ook geen bewijs is dat de lachende figuur links op het schilderij De koppelaarster, echt een zelfportret is. Toch wordt die laatste aanname nu wel algemeen aanvaard. Met zijn eveneens langwerpig gezicht is hij in elk geval familie van de twee meisjes.

Ogni pittore dipinge se”, zei Leonardo da Vinci. Elke schilder schildert zichzelf. En vaak ook zijn familie.