Madeleine Wulff: ‘Ik werd me bewust: er is leven omdat er dood is’


Foto Annabel Oosteweeghel

Interview

Wat maakt het leven de moeite waard? Madeleine Wulff (61) leerde het meest van haar zoon Thijs, die op zijn dertiende overleed maar veel langer leefde dan verwacht. „Hij was een levenskunstenaar.”

Een manier om zin te geven aan je dag is jezelf een doel stellen. Bijvoorbeeld de wiskunde-opgave oplossen die iedereen in je klas te moeilijk vindt. Want jij weet: hoe moeilijk ook, er is altijd die ene uitkomst die klopt, bijna magisch is het als je die gevonden hebt. Alsof je aan het einde van een tunnel licht ziet.

Je kunt het ook groter maken: jezelf een doel stellen dat zin geeft aan je hele leven. Wiskunde en natuurkunde gaan studeren, om te achterhalen hoe het leven in elkaar steekt. Ook dát deed Madeleine Wulff (61). Tenminste, ze probeerde het. „Ik wilde alles weten, hoe de wereld in elkaar zit, waartoe mensen op aarde zijn. Dus ik dacht: ik ga de moeilijkste studies doen. Wiskunde was mijn lievelingsvak. En natuurkunde vond ik ook boeiend, omdat dat altijd gaat over krachten die met elkaar in evenwicht zijn – een hele mooie waarheid vind ik dat.”

En dan was er nog het onderdeel astrofysica. Sterrenkunde houdt zich bezig met de studie van het heelal en onze plek daarin. Dat hoorde er voor haar gevoel helemaal bij. „Al was dat ook een beetje een meisjesdroom, toen ik klein was dacht ik dat ik misschien astronaut wilde worden.”

Ze begon aan de studie en kwam erachter dat er veel niet, of nog niet wordt geweten. En ze besefte dat dat nooit stopt. Ze kon zes jaar gaan studeren en daarna, ondanks al die opgedane kennis, nog steeds niet weten hoe het leven in elkaar zit. „Er waren te weinig antwoorden.”

We zitten in een ruimte bij haar woonboerderij die ze de speelzaal noemt. Die boerderij staat midden in de weilanden, in de voortuin een bord met de tekst ‘Speel wie je bent’. In de speelzaal staan kisten verkleedkleding en talloze harpen, van klein tot groot en ook een grote harp op wielen, die ze heeft laten maken. Ontmoetingskunstenaar noemt ze zichzelf, ze helpt mensen die vast zijn gelopen in hun leven.

Het begon ermee dat je stopte met die studies.

„Na twee jaar, ja. Ik zat op een studentenkoor dat werd begeleid door een orkest van conservatoriumstudenten en ik raakte bevriend met de harpisten. Ik had als hobby jarenlang harp gespeeld en zij zeiden tegen mij: kom bij ons op het conservatorium, wat doe je nou bij die studie, je bent zelfs het enige meisje. Dat was zo, in het eerste jaar waren we nog met drie vrouwen, in het tweede jaar was ik als enige overgebleven. Ook daardoor ging ik denken: wat doe ik hier eigenlijk? Ik kwam om te ontdekken hoe het leven in elkaar steekt, maar daar kom ik zo toch niet achter. Dan kan ik net zo goed naar het conservatorium gaan, als ze me daar aannemen.”

En je werd aangenomen. Wat voor inzicht over het leven gaf de muziek je?

Annabel Oosteweeghel

„In de muziek zet je je gevoel op een andere manier in dan bij wiskunde en natuurkunde. Daar weet je wanneer de uitkomst klopt, maar je voelt het ook, intuïtief. In de muziek gaat het om de interpretatie, die is altijd persoonlijk en verschillend. Tegelijk heeft muziek ook een exacte kant, de wiskundige schoonheid zit daar in de intervallen, in de verhoudingen tussen akkoorden, in hoe een melodie is opgebouwd. Ik weet nog dat ik op het conservatorium luisterde naar het eindexamen van twee harpistes. De ene slaagde cum laude, die kreeg een tien, geen foute noot, alles was perfect. Maar het deed me helemaal niks. Ik dacht: zit ik hier wel goed? Toen kwam de tweede, die maakte een paar fouten en kreeg een acht. Maar haar interpretatie raakte me, haar spel ontroerde me. Zo wil ik leren spelen, dacht ik.”

Ze rondde het conservatorium af, ging professioneel spelen en werkte als harpdocente.

Leven is: alles eruit halen wat erin zit. Het gaat erom dat je met de mogelijkheden die je hebt voluit leeft.

Nog een overeenkomst met haar eerdere studies waar ze op het conservatorium achterkwam: „Veel wetmatigheden uit de natuurkunde gelden ook voor gevoelens en emoties. Mensen die kunnen lachen en plezier maken, kunnen vaak ook goed huilen. En mensen die weinig lachen, uiten hun verdriet minder. Die tegenstellingen horen bij elkaar, het zijn krachten die met elkaar in evenwicht zijn, net als in de natuurkunde. Wie makkelijk boos wordt, kan ook heel enthousiast worden. En iemand met veel innerlijke angst draagt vaak een ideaal in zich, een groot verlangen.”

Zelf werd ze geconfronteerd met haar angst toen ze dertig was. Thijs, haar derde kind, was twee jaar oud toen hij de diagnose van een zich snel over de hersenvliezen uitbreidende hersentumor kreeg. De dokters gaven hem nog twee jaar, hooguit. In die tijd zou hij langzaam zijn lichaamsfuncties verliezen, zijn spieren zouden het laten afweten, zijn zicht zou achteruitgaan. „Twee jaar maar, veel te weinig. Geef me nog tien jaar, dacht ik: de tijd om hem te leren kennen, om erachter te komen wie hij is. Ik voelde een enorm verlangen dat zijn leven langer zou duren dan die twee jaar. Maar er was geen arts die zei: dat is misschien wel haalbaar. Twee jaar, met een beetje geluk iets meer. ‘We willen u geen valse hoop geven’, zeiden ze.”

Haar doel in het leven werd: twaalf jaar in twee jaar krijgen. „We zijn als gezin heel intens gaan leven, alles wat zinvol leek zijn we gaan doen.”

En het wonder gebeurde, ze kreeg twáálf jaar om hem te leren kennen. Thijs werd bijna veertien jaar oud.

Wat bijzonder.

„We hebben veel meer gekregen dan we hadden verwacht. Neurologisch kon het eigenlijk niet, maar toch gebeurde het. En door hoe hij in het leven stond, haalde hij er alles uit wat erin zat. Zijn ziekte was jarenlang aan de buitenkant niet te zien. Hij ging natuurlijk achteruit, maar heel langzaam. Hij zag er gezond uit, hij was intelligent, hij was altijd vrolijk, hij maakte ook muziek. Begeleiders, ondersteuners, therapeuten, klasgenootjes: iedereen werd blij van hem. Mensen raakten geïnspireerd door hoe hij met het leven omging.”

Maar het was natuurlijk ook moeilijk. Vooral na een paar jaar, ze wist niet dat hij nog zoveel jaren bij hen zou zijn. „Ik ging naar de huisarts en zei: ik weet niet meer wie ik ben. Hij zei: ga iets doen wat je leuk vindt. Maar ik wist niet meer wat ik leuk vond, ik vond mijn kinderen leuk natuurlijk, maar voor mezelf wist ik het niet meer. Toen vroeg hij wat ik vroeger leuk vond. Dat somde ik op en hij zei: nou, dan ga je dat doen.”

Annabel Oosteweeghel

Wat waren dat voor dingen?

„Bijvoorbeeld wandelen. Een vriendin zocht een wandelmaatje. Toen dacht ik: goed, dat is één. Ik wilde zwemmen. Een collega moest zwemmen om af te vallen, anders kon ze geen borstverkleining krijgen. Maar ze zag er tegenop het alleen te gaan doen. Dat was twee. Ik wilde weer harp spelen met collega-muzikanten. De man van een andere vriendin was een beetje depressief, hij was violist en moest weer gaan spelen van de dokter, maar dat kon hij natuurlijk niet alleen gaan doen. Dat was drie.”

Het kwam naar haar toe, zegt ze. Maar daar was ook een reden voor. „Ik had me met dat verlangen verbonden: zou het mogelijk zijn die dingen te gaan doen – en hoe zou dat dan kunnen?” Na anderhalf jaar was ze weer op de been. Daarna waren ze als gezin nog tien jaar samen.

Toen mijn zoon stierf, zei zijn oudere broer: Thijs heeft meer beleefd dan andere mensen in honderd jaar

Je zegt dat je van je zoon hebt geleerd wat de zin van het leven is.

„Hij was een levenskunstenaar, ik heb hem een ontmoetingskunstenaar genoemd: hij zag mensen, luisterde naar ze. Van hem heb ik geleerd hoe essentieel dat is. De mensen die hem kwam verzorgen en helpen, en die dingen met hem deden, leerden juist veel van hem. Die werden geraakt door hoe springlevend hij was, zo’n jongetje dat aan de buitenkant niet ziek lijkt, maar dat toch dood aan het gaan is. Dan word je je bewust: we leven, maar de dood is er ook, die twee bestaan niet zonder elkaar. Er is leven omdat er dood is, ook dat zijn krachten die elkaar in evenwicht houden.”

Thijs overleed in mei 2003. Toen, zegt ze, begreep ze pas echt wat die oude familievriend had bedoeld, toen hij hen bezocht na de geboorte van haar oudste dochter. „Hij vertelde over zijn leven, over zijn eigen kinderen. En ik dacht: hem ga ik de vraag naar de zin van het leven stellen. Het was zo’n wijze man, hij was jarenlang leraar geweest, hij had veel meegemaakt in de oorlog – hij had maar één been, het andere was eraf geschoten. Zijn ogen begonnen te twinkelen en hij zei: ja hoor, dat kan ik je wel vertellen. Nu krijgen we het, dacht ik. De zin van het leven, zei hij, dat is het leven zelf.”

Toen wist ze het nog niet, want wat is nou het leven zelf. „Maar nu weet ik het, want de confrontatie met de dood leert je het leven kennen. Leven is: alles eruit halen wat erin zit. Toen mijn zoon stierf, zei zijn oudere broer: ‘Mama, ik snap niet dat al die mensen zo moeilijk doen. Thijs heeft meer beleefd dan andere mensen in honderd jaar.’ Het gaat erom dat je met de mogelijkheden die je hebt voluit leeft.”

Haar nieuwe doel werd: die kennis uitdragen. „Thijs was mijn leraar geworden.”

In de tijd dat hij nog leefde was ze niet alleen les blijven geven, maar ook diverse vormen van theater gaan doen. „Dat was belangrijk om afstand te kunnen nemen, iets te hebben dat los stond van zorgtaken.” Het gewone lesgeven veranderde, het werd mensen op weg helpen. „Dat begon met een violist die zei: kan ik een keer een gesprek met je hebben over mijn loopbaan, ik loop vast in mijn werk. Dat was mijn eerste coaching.” Daarna volgden er meer, waarbij ze gaandeweg zang, dans, muziek en verschillende spelvormen inzette, als manier om mensen bewust te maken van hun verborgen vermogens. „Het zijn oefeningen met kleine opvoeringen en performances die zicht geven op wat je kunt. Ook als het moeilijk gaat of tegenzit, kun je veel meer dan je weet.”

Toen was er nog één doel over. „Ik dacht: ik kan dit blijven doen en aan het einde van mijn leven heb ik dan misschien duizend mensen ontmoet en geholpen en iets voor ze betekend, maar wat is nou duizend mensen? Er zijn tienduizenden, honderdduizenden mensen. Toen dacht ik: ik ga mensen ook opleiden tot ontmoetingskunstenaar – zoals Thijs. Dat doe ik nu onder andere in de zorg.”

En nu is alles in evenwicht, het klopt zoals het is. Ook de astrofysica heeft nog zijn plek gekregen, vindt ze. „Ik ben astronaut geworden, alleen niet in de ruimte maar van de ziel.”