Regering-Trump stopt financiering wereldomroep Voice of America, ook Radio Free Europe getroffen

De regering-Trump gaat de financiering van nieuwsorganisatie Voice of America (VOA) stopzetten. Dat melden Amerikaanse media. Volgens Michael Abramowitz, de directeur van VOA, is hijzelf samen met „vrijwel de hele staf” van 1.300 mensen per direct met verlof gestuurd. Ook Radio Free Europe/Radio Liberty (RFE/RL), de in Europese zusterorganisatie van VOA, krijgt geen geld meer.

Voice of America werd in 1942 opgericht om een wereldwijd publiek te behoeden voor nazipropaganda. Door de jaren heen werd VOA een zender voor met name niet-Engelstaligen in het buitenland. Gezamenlijk bereiken de radiozenders en nieuwssites van VOA, RFL/RL en partnerorganisaties jaarlijks ruim 400 miljoen bezoekers en luisteraars.

Volgens het Witte Huis zijn Amerikanen dankzij het stopzetten van de financiering niet langer verantwoordelijk voor het betalen voor „radicale propaganda”. Het Witte Huis beweert dat VOA zich schuldig maakt aan anti-Trump berichtgeving. Internationaal wordt VOA als een doorgaans betrouwbare nieuwsorganisatie gezien.

Het stopzetten van de financiering zou volgens Stephen Capus, directeur van Radio Free Europe/Radio Liberty, dan ook „een geweldig cadeau zijn aan de vijanden van Amerika”. Capus: „De Iraanse ayatollahs, de Chinese communistische leiders, en de autocraten in Moskou en Minsk zullen de dood van RFE/RL na 75 jaar vieren.”

De regering-Trump nam al eerder stappen tegen Amerikaanse mediaorganisaties. Zo zijn verslaggevers van persbureau AP voor onbepaalde tijd geweerd uit het Witte Huis. NBC News, The New York Times, National Public Radio en Politico moesten van het ministerie van Defensie daarnaast hun vaste werkplekken in het Pentagon opgeven, ten faveure van Trumpgezinde media zoals One America News Network, de New York Post en Breitbart. Donald Trump noemde traditionele media als CNN en MSNBC daarnaast herhaaldelijk „corrupt” en „illegaal”.

Het hoofdkantoor van Voice of America in Washington D.C.
Foto Reuters/Annabelle Gordon