Doodenge tijden, maar laat je niet verlammen

Toen Donald Trump en JD Vance op 28 februari president Volodymyr Zelensky het Witte Huis uit brulden waren zelfs de nieuwsmijders in mijn omgeving van slag. Dat er in Washington emotioneel incontinente figuren aan de knoppen zitten die er de mores van vastgoedmaffiosi op nahouden was eindelijk ook tot hen doorgedrongen. En dat daardoor de veiligheid en stabiliteit van Europa in gevaar waren werd door niemand meer betwijfeld. Mijn vrienden, kennissen en familie hingen aan de lijn, allemaal met dezelfde vraag: wat moet ik doen?

Het klinkt misschien wat vreemd dat ze naar mij uitweken. Ik ben immers geen diplomaat of topvrouw van een groot techbedrijf, en ik heb ook geen drones en kernbommen (of nou ja, als ik ze had zou ik dat niet in de krant zetten), maar ik ben wél een ervaringsdeskundige in iets waar velen opeens door zijn lamgeslagen: angst. Als kleuter stelde ik me continu voor hoe alles mis kon gaan. ’s Nachts lag ik wakker zodat, wanneer de inbrekers kwamen, ik mijn ouders meteen kon wekken.

Door al het getob was mijn hoofd tegen mijn achttiende niets meer dan een martelcontainer en zocht ik, ten einde raad, hulp. Inmiddels kan ik aardig met mijn angsten omgaan. Ik heb nog weleens een paniekaanval of een ontspoorde piekersessie, maar meestal gaat het goed en ben ik kalm.

Dat laatste kan ik helaas niet zeggen over mijn naasten, die er dankzij de recente geopolitieke ontwikkelingen behoorlijk af liggen. Ze verlangen naar een remedie, zijn op zoek naar zekerheden, garanties en geruststellingen. Tevergeefs. We bevinden ons in een tussentijd waarin veel onzeker is. In de mooie essaybundel Bedenktijd (2023) definieert schrijfster Meredith Greer deze periode als volgt: „De tussentijd is… een stemming. Het is een staat van zijn. Het is zitten in een wachtkamer… het voelt als aankomen op een plek waar net iets is gebeurd, of te gebeuren staat, zonder dat je weet wat.”

Zo’n overgangsfase is er een van machteloosheid. Je hoort op de achtergrond het kraken van grenzen, de oude regels worden doorgekrast en je weet niet wat je kaarten straks nog waard zijn. Er zijn gelukkig enkele inzichten en technieken die je kunnen helpen. Ik moet er meteen bij zeggen dat deze methodes pas echt aansloegen nadat ik mijn hoofd had uitgemest met behulp van de nodige therapie. Als je niet meer kan functioneren, raad ik je aan hulp te zoeken (en dat snel te doen, aangezien de wachtlijsten tegenwoordig langer zijn dan het Tapijt van Bayeux). Voor degenen die stabiel zijn maar op wie de onrust alsnog een aardige wissel trekt: tips om de tussentijd te doorstaan zonder meteen naar de kalmeringsmiddelen te hoeven grijpen.

1Voor wie ’s nachts wakker ligt

Zorgen zijn nachtbrakers. Ze besluipen je wanneer je te uitgeput bent om er nog enige weerstand aan te kunnen bieden. Om het nog erger te maken vormt angst ook een vergrootglas. Alles wat overdag behapbaar leek, neemt ’s nachts monsterlijke proporties aan. Daar komt bij dat gedurende de nacht het serotonineniveau keldert en de productie van cortisol toeneemt waardoor deprimerende of griezelige gedachten nog harder aankomen. Ik heb mezelf er weleens op betrapt dat ik in het donker allerlei oorzaken voor die onrust ging bedenken. Maar soms zijn bepaalde gevoelens of emoties er nou eenmaal.

Soms sta ik stil bij wat Paulien Cornelisse ooit zei over nachtelijk gepieker. Zij besloot op een gegeven moment om gedachtes die tussen tien uur ’s avonds en acht uur ’s ochtends opkomen niet meer serieus te nemen. De hersenspinsels te laten voor wat ze zijn en er geen betekenis meer aan te verbinden. Natuurlijk, bij hevige onrust is dat makkelijker gezegd dan gedaan, ook al heeft het mij af en toe enorm geholpen om tegen dat soort nachtelijke dwanggedachten „flikker op” te zeggen, of „jullie zijn niet echt”.

Als dat niet helpt is het raadzaam om gewoon uit bed te gaan en rondjes te lopen, met je lijf te schudden, een paar keer flink uit te ademen en ondertussen stevig over je bovenarmen te wrijven, zodat er wat vriendelijker stoffen als endorfines en oxytocine vrijkomen.

2Voor wie sowieso piekert

Soms blijf ik maar rampscenario’s bedenken. Een kennis die opgroeide tijdens een oorlog kwam met het advies om dan tafels op te gaan zeggen. Dat klinkt misschien getikt, maar het werkt. Bij acute angst slaat een ouder gebied van je brein aan, het gedeelte met de vecht- of vluchtreflex. Tijdens het opdreunen van tafels activeer je andere aspecten van je geest, de logische in plaats van de emotionele, en dat kalmeert.

Wat mij ook een paar keer echt uit mijn hoofd heeft gekregen is mezelf te ankeren op de plek waar ik me bevond. Dat kan bijvoorbeeld door de zogenaamde 5-4-3-2-1-oefening, waarbij je eerst vijf dingen moet opnoemen die je kan zien, dan vier zaken die je kan horen, vervolgens drie die je voelt (en dan heb ik het niet over emoties maar tastzin, zoals hoe je kleding zit, of hoe je tong in je mond tegen je tanden rust), twee die je ruikt en ten slotte eentje die je proeft.

Wanneer ik deze oefening doe moet ik altijd denken aan een anekdote van de Amerikaanse zenleraar Charlotte Joko Beck (1917-2011). Ooit liep een van haar leerlingen helemaal leeg over zijn veeleisende baas. Beck onderbrak hem en vroeg waar die baas nu, op het moment van klagen, was. De leerling antwoordde dat hij dat niet wist. „Precies”, zei Beck, „hij is er niet. Jij bent er wél.”

Jij bent er nog steeds.

Illustratie Kazuma Eekman

3Voor wie lijdt door wat hij vreest

Veel ellende komt voort uit afwachten tot het misgaat terwijl er in werkelijkheid nog niets zeker is. Door dat afwachten giert de stress alsnog door je lijf: je schouders schieten op slot, je hart davert in je borst en je humeur wordt er al helemaal niet beter op. Mij helpt het om in de tussentijd ‘wat als’ meteen te laten volgen door ‘zelfs dan’ of ‘dat zien we dan wel weer’.

Leven in een overgangsperiode komt neer op leren verdragen, op accepteren dat niet alles te controleren valt. Piekeren heeft geen enkele zin als je nog niet weet waar je aan toe bent. Haal dat noodpakket in huis om die 72 uur zonder elektriciteit of internet door te komen, maar wissel je euro’s nog niet in voor roebels of yuan.

Zorg ook dat je geïnformeerd blijft, want op dit soort momenten lijkt angst soms een beetje een mentale auto-immuunziekte, waarbij de geest zichzelf met behulp van de verbeelding continu aanvalt. Zelden is het spreekwoord ‘men lijdt het meest door het lijden dat men vreest’ toepasselijker. Dus blijf op de hoogte via betrouwbare bronnen zoals bijvoorbeeld, hé, deze krant. Er is niet alleen maar slecht nieuws. Laat je verder niet gek maken door speculatie van nieuwskanalen of figuren die het alleen maar voor de clicks doen en zo proberen te verdienen aan jouw onrust. Blijf bij de feiten zodat je fantasie (waarvoor angst overigens een geweldige brandstof is) niet met je aan de haal gaat.

4Voor iedereen: dóé iets

Misschien brengen deze inzichten een beetje verlichting. Tegelijkertijd is het natuurlijk weinig meer dan symptoombestrijding. Afgelopen week kreeg ik een appje van een oud-studiegenoot die tegenwoordig in de crypto zit. Hij was nerveus over de mondiale spanningen en smeekte me om wat „tools”, voor het „masteren” van zijn „mind”.

Zijn woordkeuze zette me aan het denken. Hij leek te verwachten dat je mind überhaupt gemasterd, oftewel onderworpen, kan worden met behulp van het juiste gereedschap. Alsof je hoofd een apparaat is dat je kan afstellen waaronder alles weer draaglijk wordt. Maar op een zeker punt kan geen enkele tool, geen enkele affirmatie, meditatie of manifestatie je nog helpen. Met alleen maar dénken of verdragen verander je de wereld niet.

Dat sommigen daar alsnog al hun hoop op vestigen hangt samen met het gegeven dat stress, angst en onrust de afgelopen decennia sterk zijn geprivatiseerd. Mentaal ongemak is de verantwoordelijkheid van de enkeling geworden. Hij, zij of hen moet gewoon betere grenzen stellen, meer tijd besteden aan ontspanning, in therapie gaan of de juiste medicatie te slikken.

In een tussentijd komt alles op losse schroeven te staan

Ondertussen raken steeds meer mensen overwerkt en rijzen de depressiecijfers onder jongeren de pan uit. Je kan je zo langzamerhand afvragen of het dan nog aan het individu ligt, in plaats van aan het systeem. En of we dat systeem in plaats van maar te verdragen, niet eens moeten gaan veranderen.

In een tussentijd komt alles op losse schroeven te staan. Dat is eng, maar het biedt ook kansen. Om vraagtekens te plaatsen bij een wereld waar onophoudelijke groei en competitie worden voorgesteld als deugden in plaats van als gebreken. Dat we lang geloofden dat de zogenaamde vrije markt een garantie vormde voor de vrede, terwijl inmiddels is gebleken dat diezelfde vrije markt juist figuren in het zadel kan helpen die de vrede flinke schade berokkenen. En dat macht, om de bekende sciencefiction-auteur Frank Herbert te parafraseren, niet alleen corrumpeert maar, zoals ze nu is georganiseerd, sowieso de corrumpeerbaren aantrekt.

Op een zeker moment zal het stof neerdalen. De energie die je nu bespaart door jezelf niet gek te maken, kan je dan inzetten voor verandering, voor vereniging. Om op te komen voor iets groters dan de eigen gemoedsrust.

En te beseffen dat het uiteindelijk niet draait om ‘tools’ voor je ‘mind’. Dat het op een gegeven moment echt niet meer gaat om wat je denkt, maar om wat je dóét.