Volgens de etiquette proef je de wijn aan tafel niet om te zien of je ’m wel lekker vindt – je hebt ’m immers zelf uitgekozen. Dat proeven is officieel alleen bedoeld om te controleren of de wijn goed is en bijvoorbeeld geen kurk heeft. Het is onderdeel van het verplichte toneelstukje dat de Britse komiek Michael McIntyre de ‘bullshit production’ noemt, omdat er altijd minimaal een iemand aan tafel net moet doen alsof hij of zij verstand heeft van wijn: een poosje aandachtig staren naar de wijnkaart (en eigenlijk alleen naar de prijzen kijken), toezien hoe de fles wordt opengemaakt. En dan dat proeven. Waarom moet ik, als leek, ten overstaan van de professional, vaststellen of de wijn bedorven is, vraagt McIntyre zich volkomen terecht af: „Ik betaal ervoor. Waarom verzeker jij je er – in je eigen tijd – niet van of de wijn off is of niet. Off? Dan schenk je ’m ook niet.” Gelukkig is dat precies zoals ze het doen bij Café Kiem in Rotterdam.
Kiem is een klein restaurant en (natuur)wijnbar, waar we via wat plichtmatige maar aangename jazzklassiekers als Love for sale in de uitvoering van Cannonball Adderley, uitkomen bij Johnny Guitar Watson. En zo is de sfeer: respectvol swingend en toch ook een beetje funky. Een restaurantje met een aantrekkelijke en omvangrijke wijnkaart én een bevlogen sommelier en maître-patron die graag tekst en uitleg geven.
Als je geïnteresseerd bent in wijn en je wil je horizon verbreden, dan moet je af en toe wat geld op tafel leggen en de sommelier carte blanche geven – hij of zij kent de kaart en de kelder het beste. Je geeft aan wat je lekker vindt en wat je uit wil geven. Bijvoorbeeld op deze manier: „Die Ganevat uit de Jura ken ik en vind ik verschrikkelijk lekker. Ik wil vanavond ook best 100 euro uitgeven aan zo’n speciale fles. Maar misschien zeg jij: Als je dat lekker vindt en je hebt dat ervoor over, dan zou ik je heel graag dit willen laten proeven…?”
De sommelier begint te stralen en komt aan met een chardonnay van Georges Comte, ook uit de Jura, tegen de Zwitserse grens. „Er staan meerdere jaargangen op de kaart, maar die uit 2019 is perfect op dronk nu”, zegt hij. Daar is geen woord aan gelogen, zal later blijken.
Als je het niet gewend bent, kan het mogelijk wat a-typisch overkomen dat de sommelier eerst een klein beetje uitschenkt voor zichzelf van de fles waar jij voor gaat betalen, maar eigenlijk is dit veel chiquer én veel prettiger, omdat het (in principe) een hoop ongemakkelijke situaties zou moeten voorkomen. Vooral bij natuurwijnen is het voor de ongeoefende neus soms moeilijk om direct na het openen van de fles te ruiken of er écht iets mis is.
Deze Champ de la Pierre komt in eerste instantie ook erg ‘gesloten’ uit de fles, niet per se muf, maar ietwat bedompt, met reductieve tonen van gehakte paddenstoelen en gepekelde eidooier. Maar hij is niet off. Er zit zuur en fruit in, con brio. Maar het heeft even tijd nodig. En lucht. Daarom schenkt de sommelier een deel van de fles uit in een decanteerkaraf – niet alles, want het moet ook niet té snel gaan of te snel opwarmen. Met de juiste zorg en aandacht ontwikkelt zo’n complexe wijn – met voldoende zuur om zich te meten met boterige sauzen, met een volle, strooiïge, bijna stroperige afdronk achter het levendige fruit – zich de hele avond door. Dat is werkelijk een waar genoegen – zeker uit de handgeblazen, vederlichte Zwitserse wijnglazen.
Gerecht met lef
Bon. U wil natuurlijk ook weten hoe het eten was. Zeer goed. Deelbare gerechtjes, schappelijk geprijsd – voor een kleine 160 euro kun je samen een rondje kaart doen. Sommige gerechten vallen wat tegen – zoals een wel erg zwaar gerookte biet met wat weinig eidooiercrème, een gebrande langoustine die overstemd wordt door het Bodyshop-badparel-parfum van de bergamotcitroen in de saus – maar eigenlijk alleen omdat ze niet zó goed zijn als de rest.
Ongelooflijk kunstig om zo veel smaak uit een stuk bloemkool te halen
Zoals een megasappig, bijna romig stukje koude bloemkool, dat in combinatie met de hazelnoot de diepgang van een boterige chardonnay krijgt, perfect in balans met het zuur van kappertjes en een frisse prikkeling van superfijn gesnipperde rauwe sjalot. Ongelooflijk kunstig om zo veel smaak uit een stuk bloemkool te halen. Zelfde geldt voor Pommes Anna: hier gaat het echt om de frisse groentesmaak van de aardappels, ook uit de laurier (in de beurre blanc) heeft de chef geraffineerd het fris-kruidige karakter weten te halen, en het droppige omzeild.
Een millefeuille van knolselderij is een gerecht met lef, met smokey aubergine en een olie van hard aangefikte bosui, drijft hoofdzakelijk op rook- en brandsmaken. De knol zelf is dan weer zo dungesneden en luchtig dat het bijna een croissantje is. De verse pappardelle met lamsschouderstoof en boerenkool gebakken met ansjovis is robuust en aantrekkelijk – geen klassieke pasta, maar geen Italiaan zal zich hieraan storen. Gewoon heel goed gedaan.
Bijna alles is zelfgemaakt, van de voortreffelijke paté van kinnebak en kippenlever tot het ziltzure gepekelde cornichonnetje erbij en de bottarga (van schol) over de vlezige zeebaars op een compote van aardpeer mét schil, die daardoor een droppige, rafelige bite krijgt. Een fijne kippenfarce met een krachtige eendenjus, met bospeen en truffelig, bijna poepig randje van gesuikerde, geoxideerde zwarte walnoot is een mooie samenvatting van de keuken: geen geweld, niets schreeuwerig of gelikt, maar zeker niet braaf, alles in balans, met een fijne touch en toch vaak een interessant randje.
Palmkool als ingrediënt van een salade, dat kende ik wel uit een recept voor kale salad van de Amerikaanse kookwebsite Smitten Kitchen. Dus ik was benieuwd naar het recept voor deze wintersalade. De ingrediënten waren makkelijk te krijgen, alleen de radicchio verruilden we voor roodlof. En in de dressing deden we donkere in plaats van witte balsamico-azijn, want die hadden we al in huis. De bereiding was eenvoudig. Het karamelliseren van de pecannoten in ahornsiroop lukte beheerst, in een kleine koekenpan.
Om er een volwaardige zondagslunch van te maken, maakten we er geroosterde pompoenparten bij en croutons van zuurdesembrood. Mijn partner, niet de grootste salade-fan, riep al „Lekker!” na de eerste hap. Ik was het roerend met hem eens. Bitter, zoet, zuur en zout waren mooi in balans. Het glaasje witte wijn erbij maakte het bijna een restaurantervaring.
Toen Donald Trump en JD Vance op 28 februari president Volodymyr Zelensky het Witte Huis uit brulden waren zelfs de nieuwsmijders in mijn omgeving van slag. Dat er in Washington emotioneel incontinente figuren aan de knoppen zitten die er de mores van vastgoedmaffiosi op nahouden was eindelijk ook tot hen doorgedrongen. En dat daardoor de veiligheid en stabiliteit van Europa in gevaar waren werd door niemand meer betwijfeld. Mijn vrienden, kennissen en familie hingen aan de lijn, allemaal met dezelfde vraag: wat moet ik doen?
Het klinkt misschien wat vreemd dat ze naar mij uitweken. Ik ben immers geen diplomaat of topvrouw van een groot techbedrijf, en ik heb ook geen drones en kernbommen (of nou ja, als ik ze had zou ik dat niet in de krant zetten), maar ik ben wél een ervaringsdeskundige in iets waar velen opeens door zijn lamgeslagen: angst. Als kleuter stelde ik me continu voor hoe alles mis kon gaan. ’s Nachts lag ik wakker zodat, wanneer de inbrekers kwamen, ik mijn ouders meteen kon wekken.
Door al het getob was mijn hoofd tegen mijn achttiende niets meer dan een martelcontainer en zocht ik, ten einde raad, hulp. Inmiddels kan ik aardig met mijn angsten omgaan. Ik heb nog weleens een paniekaanval of een ontspoorde piekersessie, maar meestal gaat het goed en ben ik kalm.
Dat laatste kan ik helaas niet zeggen over mijn naasten, die er dankzij de recente geopolitieke ontwikkelingen behoorlijk af liggen. Ze verlangen naar een remedie, zijn op zoek naar zekerheden, garanties en geruststellingen. Tevergeefs. We bevinden ons in een tussentijd waarin veel onzeker is. In de mooie essaybundel Bedenktijd (2023) definieert schrijfster Meredith Greer deze periode als volgt: „De tussentijd is… een stemming. Het is een staat van zijn. Het is zitten in een wachtkamer… het voelt als aankomen op een plek waar net iets is gebeurd, of te gebeuren staat, zonder dat je weet wat.”
Zo’n overgangsfase is er een van machteloosheid. Je hoort op de achtergrond het kraken van grenzen, de oude regels worden doorgekrast en je weet niet wat je kaarten straks nog waard zijn. Er zijn gelukkig enkele inzichten en technieken die je kunnen helpen. Ik moet er meteen bij zeggen dat deze methodes pas echt aansloegen nadat ik mijn hoofd had uitgemest met behulp van de nodige therapie. Als je niet meer kan functioneren, raad ik je aan hulp te zoeken (en dat snel te doen, aangezien de wachtlijsten tegenwoordig langer zijn dan het Tapijt van Bayeux). Voor degenen die stabiel zijn maar op wie de onrust alsnog een aardige wissel trekt: tips om de tussentijd te doorstaan zonder meteen naar de kalmeringsmiddelen te hoeven grijpen.
1Voor wie ’s nachts wakker ligt
Zorgen zijn nachtbrakers. Ze besluipen je wanneer je te uitgeput bent om er nog enige weerstand aan te kunnen bieden. Om het nog erger te maken vormt angst ook een vergrootglas. Alles wat overdag behapbaar leek, neemt ’s nachts monsterlijke proporties aan. Daar komt bij dat gedurende de nacht het serotonineniveau keldert en de productie van cortisol toeneemt waardoor deprimerende of griezelige gedachten nog harder aankomen. Ik heb mezelf er weleens op betrapt dat ik in het donker allerlei oorzaken voor die onrust ging bedenken. Maar soms zijn bepaalde gevoelens of emoties er nou eenmaal.
Soms sta ik stil bij wat Paulien Cornelisse ooit zei over nachtelijk gepieker. Zij besloot op een gegeven moment om gedachtes die tussen tien uur ’s avonds en acht uur ’s ochtends opkomen niet meer serieus te nemen. De hersenspinsels te laten voor wat ze zijn en er geen betekenis meer aan te verbinden. Natuurlijk, bij hevige onrust is dat makkelijker gezegd dan gedaan, ook al heeft het mij af en toe enorm geholpen om tegen dat soort nachtelijke dwanggedachten „flikker op” te zeggen, of „jullie zijn niet echt”.
Als dat niet helpt is het raadzaam om gewoon uit bed te gaan en rondjes te lopen, met je lijf te schudden, een paar keer flink uit te ademen en ondertussen stevig over je bovenarmen te wrijven, zodat er wat vriendelijker stoffen als endorfines en oxytocine vrijkomen.
2Voor wie sowieso piekert
Soms blijf ik maar rampscenario’s bedenken. Een kennis die opgroeide tijdens een oorlog kwam met het advies om dan tafels op te gaan zeggen. Dat klinkt misschien getikt, maar het werkt. Bij acute angst slaat een ouder gebied van je brein aan, het gedeelte met de vecht- of vluchtreflex. Tijdens het opdreunen van tafels activeer je andere aspecten van je geest, de logische in plaats van de emotionele, en dat kalmeert.
Wat mij ook een paar keer echt uit mijn hoofd heeft gekregen is mezelf te ankeren op de plek waar ik me bevond. Dat kan bijvoorbeeld door de zogenaamde 5-4-3-2-1-oefening, waarbij je eerst vijf dingen moet opnoemen die je kan zien, dan vier zaken die je kan horen, vervolgens drie die je voelt (en dan heb ik het niet over emoties maar tastzin, zoals hoe je kleding zit, of hoe je tong in je mond tegen je tanden rust), twee die je ruikt en ten slotte eentje die je proeft.
Wanneer ik deze oefening doe moet ik altijd denken aan een anekdote van de Amerikaanse zenleraar Charlotte Joko Beck (1917-2011). Ooit liep een van haar leerlingen helemaal leeg over zijn veeleisende baas. Beck onderbrak hem en vroeg waar die baas nu, op het moment van klagen, was. De leerling antwoordde dat hij dat niet wist. „Precies”, zei Beck, „hij is er niet. Jij bent er wél.”
Veel ellende komt voort uit afwachten tot het misgaat terwijl er in werkelijkheid nog niets zeker is. Door dat afwachten giert de stress alsnog door je lijf: je schouders schieten op slot, je hart davert in je borst en je humeur wordt er al helemaal niet beter op. Mij helpt het om in de tussentijd ‘wat als’ meteen te laten volgen door ‘zelfs dan’ of ‘dat zien we dan wel weer’.
Leven in een overgangsperiode komt neer op leren verdragen, op accepteren dat niet alles te controleren valt. Piekeren heeft geen enkele zin als je nog niet weet waar je aan toe bent. Haal dat noodpakket in huis om die 72 uur zonder elektriciteit of internet door te komen, maar wissel je euro’s nog niet in voor roebels of yuan.
Zorg ook dat je geïnformeerd blijft, want op dit soort momenten lijkt angst soms een beetje een mentale auto-immuunziekte, waarbij de geest zichzelf met behulp van de verbeelding continu aanvalt. Zelden is het spreekwoord ‘men lijdt het meest door het lijden dat men vreest’ toepasselijker. Dus blijf op de hoogte via betrouwbare bronnen zoals bijvoorbeeld, hé, deze krant. Er is niet alleen maar slecht nieuws. Laat je verder niet gek maken door speculatie van nieuwskanalen of figuren die het alleen maar voor de clicks doen en zo proberen te verdienen aan jouw onrust. Blijf bij de feiten zodat je fantasie (waarvoor angst overigens een geweldige brandstof is) niet met je aan de haal gaat.
4Voor iedereen: dóé iets
Misschien brengen deze inzichten een beetje verlichting. Tegelijkertijd is het natuurlijk weinig meer dan symptoombestrijding. Afgelopen week kreeg ik een appje van een oud-studiegenoot die tegenwoordig in de crypto zit. Hij was nerveus over de mondiale spanningen en smeekte me om wat „tools”, voor het „masteren” van zijn „mind”.
Zijn woordkeuze zette me aan het denken. Hij leek te verwachten dat je mind überhaupt gemasterd, oftewel onderworpen, kan worden met behulp van het juiste gereedschap. Alsof je hoofd een apparaat is dat je kan afstellen waaronder alles weer draaglijk wordt. Maar op een zeker punt kan geen enkele tool, geen enkele affirmatie, meditatie of manifestatie je nog helpen. Met alleen maar dénken of verdragen verander je de wereld niet.
Dat sommigen daar alsnog al hun hoop op vestigen hangt samen met het gegeven dat stress, angst en onrust de afgelopen decennia sterk zijn geprivatiseerd. Mentaal ongemak is de verantwoordelijkheid van de enkeling geworden. Hij, zij of hen moet gewoon betere grenzen stellen, meer tijd besteden aan ontspanning, in therapie gaan of de juiste medicatie te slikken.
In een tussentijd komt alles op losse schroeven te staan
Ondertussen raken steeds meer mensen overwerkt en rijzen de depressiecijfers onder jongeren de pan uit. Je kan je zo langzamerhand afvragen of het dan nog aan het individu ligt, in plaats van aan het systeem. En of we dat systeem in plaats van maar te verdragen, niet eens moeten gaan veranderen.
In een tussentijd komt alles op losse schroeven te staan. Dat is eng, maar het biedt ook kansen. Om vraagtekens te plaatsen bij een wereld waar onophoudelijke groei en competitie worden voorgesteld als deugden in plaats van als gebreken. Dat we lang geloofden dat de zogenaamde vrije markt een garantie vormde voor de vrede, terwijl inmiddels is gebleken dat diezelfde vrije markt juist figuren in het zadel kan helpen die de vrede flinke schade berokkenen. En dat macht, om de bekende sciencefiction-auteur Frank Herbert te parafraseren, niet alleen corrumpeert maar, zoals ze nu is georganiseerd, sowieso de corrumpeerbaren aantrekt.
Op een zeker moment zal het stof neerdalen. De energie die je nu bespaart door jezelf niet gek te maken, kan je dan inzetten voor verandering, voor vereniging. Om op te komen voor iets groters dan de eigen gemoedsrust.
En te beseffen dat het uiteindelijk niet draait om ‘tools’ voor je ‘mind’. Dat het op een gegeven moment echt niet meer gaat om wat je denkt, maar om wat je dóét.
Door de menigte wurmt een man zich naar de bar. „Kom erbij”, zegt een kale man in een felblauw pak tegen hem. In het Amsterdams café-restaurant staan ruim honderd mensen druk met elkaar te kletsen. Ze zijn op een borrel, georganiseerd door het platform Nieuwe Mensen Leren Kennen (NMLK), waar je je kunt inschrijven voor evenementen met als doel om, inderdaad, nieuwe mensen te leren kennen. De man in het blauwe pak steekt zijn hand uit naar de nieuwkomer. „Ik ben Martin, en jij? Kijk”, lacht hij, „zo snel kan het gaan.”
Sommigen in het café staan er wat onwennig bij. Anderen herkennen elkaar van eerdere evenementen, zoals Soleil („nét 40”) die hier naar eigen zeggen „tientallen” mensen kent via de app van NMLK. Ze gebruikt die sinds ze na twee verhuizingen – naar België en weer terug – opnieuw sociale contacten moest opbouwen. Ze wijst naar een groepje mensen bij de bar: „Met haar ben ik weleens naar de film geweest, en met hen ben ik gaan apekooien.”
Zo biedt NMLK een mogelijke oplossing voor een hardnekkig probleem: eenzaamheid. Volgens de laatste cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) voelt zeker een op de tien mensen zich ‘sterk’ eenzaam. Ernstige eenzaamheid kan leiden tot angsten, slapeloosheid of depressie, maar ook tot fysieke gezondheidsklachten. Nederlandse en Britse wetenschappers stelden vorig jaar vast dat eenzaamheid het risico verhoogt op hartziekten en dementie. Daarnaast zien onderzoekers al jarenlang dat door een rijk sociaal leven de kans op een vroege dood afneemt en dat vriendschappen belangrijk zijn voor een langdurige gezondheid. De Nederlandse overheid probeert het probleem op de kaart te zetten met bewustzijnscampagnes zoals de ‘Week tegen Eenzaamheid’, maar in de eenzaamheidscijfers is daar nog geen effect van te zien.
Zoek iets dat bij je past
Het CBS maakt onderscheid tussen emotionele en sociale eenzaamheid. Het eerste is het gevoel van het missen van een hechte band. Dat speelt met name bij jongeren tot 25 jaar (bijna 14 procent van die groep). Wie last heeft van sociale eenzaamheid, heeft vooral behoefte aan méér contact. Bij eerdere onderzoeken naar eenzaamheid lag de nadruk vaak op jongeren met een telefoonverslaving en alleenstaande ouderen, maar uit de laatste cijfers blijkt dat juist volwassenen tussen de 35 en 45 jaar zich het vaakst (18 procent) ‘sterk’ sociaal eenzaam voelen.
Wie sociaal eenzaam is, voelt zich niet verbonden met mensen op wie je kan terugvallen en met wie je leuke dingen kan doen – een vriendengroep dus. Dat zegt Anja Machielse, emeritus-hoogleraar sociale weerbaarheid aan de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht, die al meer dan 25 jaar onderzoek doet naar eenzaamheid. „Je hebt aan de ene kant wel relaties die dichtbij staan, bijvoorbeeld je partner, familieleden of eventueel kinderen, maar je mist een breder netwerk, een ‘community’ met gelijkgestemden.”
Een nieuwe vriend staat niet zomaar ineens voor je neus
Volgens Machielse heb je ze allebei nodig. Nauwe relaties heb je nodig voor de diepere verbinding, gekozen relaties zijn een afspiegeling van wie bij jou passen op dat moment, zegt ze. „Die geven jou het gevoel dat je ergens bij hoort.”
In de levens van dertigers en veertigers vinden veel grote veranderingen plaats die volgens Machielse duidelijke gevolgen hebben voor hun sociale netwerk: een relatiebreuk, een verhuizing voor werk naar een andere stad, kinderen of juist de afwezigheid van kinderen. Daarnaast is het sociale leven de afgelopen decennia sterk veranderd, door digitalisering maar bijvoorbeeld ook door de ontzuiling, aldus Machielse. „Mensen gaan verder weg wonen, families zijn minder vanzelfsprekend. We leven veel individualistischer en zijn daardoor meer aangewezen op onze gekozen relaties.”
Dat zag ook Anne van der Steen. In de korte NPO-documentaire Anne (32) zoekt vrienden zoekt ze uit waarom het maar niet lukt nieuwe vrienden te maken en die te behouden. Hoewel Van der Steen haar oude vriendengroepen nog wel als ‘vrienden’ ziet, zijn ze in de „bijpraatfase” beland, zegt ze in de documentaire. „Bijpraten over levens waar je geen deel meer van uitmaakt.” Haar oude vrienden hebben kinderen of wonen in een andere stad. Nieuwe vrienden maken is op volwassen leeftijd zo makkelijk nog niet. „Een nieuwe vriend staat niet zomaar ineens voor je neus”, zegt de filmmaker, dus gaat ze op vriendendates. Want het begint bij stap één: nieuwe mensen ontmoeten.
Maar hoe doe je dat? Uit een online oproepje van NRC kwamen vele tips over het ontmoeten van nieuwe vrienden. Ga bij een sportvereniging of hobbyclub, of meld je aan voor die ene taalles die je wilde volgen. Ga mee op groepsvakantie. Ben je zzp’er: ga bij een netwerkclub. Ontdek wie je buren zijn: sluit je aan bij het vrijwillige afvalruimen in de buurt of word mede-organisator van het straatfeest. Zoek iets dat bij je past, dan ontmoet je gelijkgestemden.
Nynke de Jong (39) ging zes jaar geleden in Zwolle wonen en besloot iedereen uit te nodigen voor haar verjaardag, schrijft ze aan NRC. Maar dan ook echt iedereen: „Dat waren moeders van het schoolplein, maar ook mijn kapper en zangdocent en hun vrienden.” De appgroep die voor die verjaardag is aangemaakt, is nog altijd in gebruik. „Eerst voor kopjes koffie, of voor een sport- of theatermaatje. Dat is uitgegroeid tot een appgroep met dertig vrouwen die lief en leed delen.”
Er zijn allerlei websites, apps en initiatieven die je op weg kunnen helpen in de zoektocht naar vrienden. Platform NMLK bestaat al meer dan twintig jaar, een andere populaire app is Bumble BFF, de vrienden-editie van een van de grootste datingapps. De websites Vriendinnen Online en Mommy Friends zijn op vrouwen en moeders gericht. Door expats worden vooral apps gebruikt als MeetUp en Groupvibe. En ‘Durf jij met mij?’ is voor daten én vriendschappen met mensen met een psychische beperking. En er zijn nog talloze websites voor wandel-, lees- of kookclubjes.
Prikkel die vraagt om actie
Veel mensen voelen zich weleens eenzaam en dat is heus niet zo erg, zegt onderzoeker Machielse. Sterker nog: „Het is een prikkel die vraagt om actie.” Net als het gevoel van honger en dorst: het is niet fijn of leuk, maar wel essentieel. „Je lichaam laat weten dat je een nieuwe balans moet vinden.”
Als je eenzaamheid te lang laat sluimeren, wordt het wel steeds moeilijker om het te doorbreken. Het kan zelfs gevaarlijk worden. „Het werkt als een spiraal: je wordt onzeker, schaamt je en trekt je steeds meer terug. Daarna komen depressies en angsten om de hoek kijken.” Machielse heeft voor haar onderzoek naar eenzaamheid jarenlang mensen bezocht die in volledig isolement leven. „Dat is heel extreem, maar het begint altijd klein.”
„Alsof je alleen op de wereld staat”, zegt de 45-jarige Thessa Brands. Een aantal jaar geleden maakte Brands na 22 jaar een einde aan de relatie met de vader van haar kind. Ze raakte daarmee ook haar vriendengroep, zo’n vijftien mensen die ze al jaren kende, kwijt. Langzaamaan werd Brands niet meer uitgenodigd of teruggebeld. „Ik had gedacht dat mijn vrienden zouden blijven. Misschien was ik naïef, denk ik achteraf. Waren het wel echte vriendschappen?”
Na de breuk zat ze alleen thuis in haar nieuwe koophuis, haar werkgever was net failliet gegaan. „Eenzaamheid overviel mij. Ik zag naast mijn kind en mijn ouders bijna niemand.” Maar Brands raapte zichzelf weer bij elkaar. Na een tip meldde ze zich aan bij Vriendinnen Online. En na een paar ietwat ongemakkelijke ‘eerste dates’ – want „zo voelde het wel”, zegt Brands – heeft ze via die weg vrouwen leren kennen. „Een paar van die meiden spreek ik regelmatig, anderen zijn goede vriendinnen geworden”, zegt Brands. „Missie geslaagd.”
Lees ook
Hoe maak je nieuwe vrienden? En hoe behoud je ze? NRC geeft tips