„Arbeidsmigranten? Nee hoor, die huisvesten wij hier niet”, had de directeur van het uitzendbureau met droge ogen beweerd. Telkens als Anna Jansen-Gronkowska, senior beleidsmedewerker bij gemeente Westland, hem ernaar vroeg. „Nee, echt niet.” En dat dan twíntig keer, want met elke uitzender in de gemeente houdt ze nauw contact.
Maar toen in een pand in Westland eens brand uitbrak, stonden daarbuiten op de stoep toch echt een achttal arbeidsmigranten. Van diezelfde uitzender. Jansen-Gronkowska, strenge blik: „Dus toen heb ik de volgende dag de directeur bij mij geroepen. ‘Hoeveel migranten huisvest jij nog meer in onze gemeente? Vertel het, anders stuur ik nú handhavers naar jouw kantoor om de administratie op te halen’.”
De directeur had gezwegen. En toen, na een knikje van zijn advocaat: „Honderdtwintig.”
Maak de arbeidsmigrant zichtbaar, is de boodschap van ook wethouder Peter Valstar. „Door ze als gemeente te registeren. Dan kun je erbóvenop zitten. De regie houden. En bij misstanden: handhaven.”
„Registratie is zichtbaarheid”, beaamt Jansen-Gronkowska. In de gemeente Westland zijn uitzendbureaus al sinds 2011 verplicht hun arbeidsmigranten in te schrijven als inwoner in de Basisregistratie Personen; als eerste gemeente in Nederland.
En natúúrlijk, zegt uitzender Jan Willem van der Meer, willen zijn malafide branchegenoten zo’n registratie liever niet. „Dan kunnen ze worden gecontroleerd en dat kost ze geld. Moeten ze zorgen voor goede huisvesting, goede werkomstandigheden.”
Des te frustrerender, zegt het drietal, dat er na al die jaren nog altijd zo weinig gemeenten het Westlandse voorbeeld hebben gevolgd. Want zo houden de malafide uitzendbureaus vrij spel. Die huisvesten hun werknemers dan toch gewoon buiten de gemeentegrens? Tien man in een te kleine woning gepropt. „En dan dagelijks in busjes op en neer naar de Westlandse kas.”
Lees ook
Het Westland is economisch afhankelijk van arbeidsmigranten. Waarom werd Wilders hier toch de grootste?
Papieren werkelijkheid
En zo klinkt onder het drietal in de Zuid-Hollandse kassengemeente wel meer verbazing over de landelijke aanpak van de problemen rond arbeidsmigranten. Zo hoorden ze woensdag de Tweede Kamer debatteren over een nieuwe wet die uitbuiting van arbeidsmigranten moet tegengaan. Maar of het de problemen oplost?
Het is, zeggen ze, alsof de beleidsmakers in Den Haag, amper tien kilometer verderop, leven in een papieren werkelijkheid. En dan wetgeving invoeren die niet strookt met de problemen die zíj dagelijks zien in de praktijk.
Het drietal zit voor de gelegenheid aan de koffie op het hoofdkantoor van uitzendorganisatie House of Work. Bezoekers aan de balie worden in zes talen welkom geheten. Inmiddels hebben de Bulgaren, Roemenen en Moldaviërs de Polen verdrongen. Anna Jansen-Gronkowska: „In Polen verdien je nu meer dan hier.”
Het tekent de ontwikkeling die arbeidsmigratie in Nederland de afgelopen decennia heeft doorgemaakt en waarvan het drietal getuige is geweest, ieder vanuit een eigen perspectief.
Wethouder Peter Valstar groeide op in ’s Gravenzande en leerde de migrant kennen toen hij als jongere lelies en tomaten plukte. „Zij kwamen wél opdagen op zaterdagochtend, terwijl ik met een kater in bed lag.” Zijn overburen waren Pools, zijn achterburen. Valstar is sinds vorig jaar wethouder economische zaken.
Jan Willem van der Meer zag als zoon van een tuinder met eigen ogen hoe schaalvergroting Westland ging domineren. In de jaren zeventig had elke tuinder nog gemiddeld een halve hectare, in de jaren negentig was zijn vader met twee hectare een van de grotere en nu is het gemiddeld glasareaal ruim vier. Van der Meer is operationeel manager van House of Work, een uitzendgigant die dagelijks drieduizend werknemers aan het werk heeft.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data129305796-a7605d.jpg|https://images.nrc.nl/gPON3LKX0cCKIoVDRv8ob9bRsKQ=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data129305796-a7605d.jpg|https://images.nrc.nl/GL-TeRvcqhJZmtADEnJRqoyTULI=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data129305796-a7605d.jpg)
De Poolse Anna Jansen-Gronkowska vestigde zich in 1989 in Nederland, ontwikkelde in 2011 het registratiesysteem voor buitenlandse werknemers in gemeente Westland en is sindsdien zoals geen enkele andere ambtenaar in Nederland met het dossier verknoopt geraakt. Ze overlegt erover met ministeries, vakbonden, keurmerkorganisaties over arbeidsmigratie en minimaal eens per jaar bezoekt ze alle ruim dertig uitzendbureaus in haar gemeente om toe te zien op de omstandigheden.
„Verschijnt haar naam op het telefoonscherm van een directeur van een uitzendbureau” – Valstar glimlacht – „dan neemt-ie vrijwel zeker direct op”.
Jansen-Gronkowska: „En anders belt-ie gelijk terug.”
Tekort aan ‘handjes’
Slechte huisvesting, erbarmelijke werkomstandigheden. Dat zijn de problemen die arbeidsmigranten ervaren. En die zijn van alle tijden, óók in Westland.
Sla de kranten uit de jaren tachtig er maar eens op na. Toen heette de migrant nog ‘gastarbeider’ en de uitbuiter ‘koppelbaas’. In Westlandse kassen troffen controleurs Turkse en Marokkaanse werknemers aan die illegaal in Nederland verbleven en op matrasjes in de schuur sliepen. „Maar wat moeten we dán”, klonk het. „Niemand anders wil dit werk doen en we laten de tomaten toch niet verrotten aan de struik?”
Een tekort aan „handjes” is er in Westland altijd geweest, net als de trek van migranten die er hoopten geld te verdienen. Al in de jaren tachtig wisten Poolse werknemers de Westlandse kassen te vinden. Jansen-Gronkowska: „Het ging daar economisch slecht en ik kreeg telefoontjes van Poolse vrienden en kennissen die vroegen: ‘weet jij waar ik zou kunnen werken?’. Ik ging daar nooit op in, maar ik wist: Westland…”
Van der Meer: „De deur bij ons thuis werd echt plat gelopen.”
Zoals veel tuinders had zijn vader een bord aan de poort opgehangen met daarop ‘nie ma pracy’ (Pools) en ‘iş yok’ (Turks). Ofwel: ‘geen werk’. Want er was strikte handhaving. Het Westlands Interventie Team deed invallen bij tuinders en als ze illegale werknemers aantroffen, werden die op het vliegtuig terug gezet en kreeg de werkgever een flinke boete. „Simpel en doeltreffend”, klinkt aan tafel.
Een nieuwe golf arbeidsmigranten bereikte de Westlandse kassen toen in 2007 de Europese grenzen verder openden. In Polen was de werkloosheid hoog en ook universitair geschoolden kwamen naar Nederland om tomaten en paprika’s te plukken. Ideale werknemers, zegt Van der Meer, want ze werkten keihard en spraken Engels. In dat jaar opende ook ’s lands eerste ‘Polenhotel’, in Wateringen.
Bij sommige migranten was er vrees, die wilden niet. Anderen waren juist blij. ‘Eindelijk ben ik méér dan mijn sofinummer!’
Huisvesting, zegt Valstar, is in het dichtbebouwde Westland altijd een probleem geweest. En door de schaalvergroting alleen maar meer. Alleen een oneindige hoeveelheid handjes kon alle tomaten tijdig plukken. En ook toen trof het Westlands Interventie Team bij tuinders erbarmelijke leefomstandigheden aan. Dat was het moment, zegt Valstar, dat de gemeente de omstandigheden van arbeidsmigranten beter „in het snotje” wilde krijgen.
Inschrijvingssysteem
Westland vroeg Jansen-Gronkowska – met kennis van registratiesystemen en de Poolse taal – om een inschrijvingssysteem voor migranten te ontwikkelen. Niemand in Nederland had zoiets ooit gedaan. Op 15 juni 2011 was de eerste registratie een feit. Er volgden achttien inschrijfavonden in één jaar waarbij telkens tussen de tachtig en tweehonderd migranten langskwamen op het gemeentehuis. Het klantcontact per inschrijving had Jansen-Gronkowska weten te verkorten van een half uur tot één minuut; alles om de drempel zo laag mogelijk te houden. „Bij sommige migranten was er vrees, die wilden niet. Anderen waren juist blij. ‘Eindelijk ben ik méér dan mijn sofinummer!’”
Werkgevers en uitzendbureaus waren aanvankelijk minder blij. Die hadden ingestemd omdat ze anders voor elke werknemer toeristenbelasting moesten betalen, maar vonden het vooral gedoe. Van der Meer: „Moeten onze werknemers dan ook gemeentelijke belastingen betalen? Hoe zit het met auto’s op Pools kenteken? Wat te doen met werknemers die kort blijven of die we verplaatsen naar onze kassen in Zeeland?”
„Zelfs de vakbonden hebben nog voor het gemeentehuis staan protesteren”, zegt Jansen-Gronkowska. „Die vonden dat wij ons te veel bemoeiden met het privéleven van de migrant.”
Maar al snel zagen alle partijen de voordelen. Van der Meer: „De inschrijving bleek voor ons een goed moment om werknemers breder te informeren over de Nederlandse wet.” En de gemeente kreeg beter zicht op een groep die tot dan toe anoniem was gebleven.
Concurrentie
In Westland staan er momenteel zo’n 5.200 arbeidsmigranten als ingezetene geregistreerd, op een totaal van tussen de 12.000 tot 18.000 jaarlijkse werknemers. Seizoenwerkers, deels, blijkt uit de registratiecijfers. Een spaarpotje opbouwen en weer terug. Hoppers. En ook blijkt dat negenhonderd arbeidsmigranten al veertien jaar of langer in de gemeente wonen.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data129305806-b26df2.jpg|https://images.nrc.nl/vbN5tuN_Dt06vvBslIITPz0_VtE=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data129305806-b26df2.jpg|https://images.nrc.nl/bGPgT6CM1wRUTHZmTdcXem9pcsg=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data129305806-b26df2.jpg)
Het effect van registratie? Honderdvijftig controles op huisvesting in Westland voerde de gemeente het afgelopen jaar uit. Jansen-Gronkowska, trots: „Slechts twee incidenten”.
Maar zolang andere gemeenten níét registeren, weet drietal ook, blijft het effect op de markt minimaal. „Je controleert alleen de goede. Dat is het punt”, zegt Van der Meer. „Wij voldoen, net als die andere dertig uitzendbureaus in Westland, aan alle certificeringen. Maar dat geldt niet voor alle anderen…”
Want dat is een ander effect dat ze zagen na de invoering van het registratiesysteem: enkele malafide uitzendbureaus vertrokken uit de gemeente. Die vestigden zich elders. En daar kunnen ze hun gang gaan. Want al is inschrijving als ingezetene nu óók landelijk verplicht voor arbeidsmigranten die langer dan vier maanden in Nederland willen blijven, in de praktijk schrijven ze zich amper in en controleren de meeste gemeenten daar niet op. En de minister wil nu een convenant sluiten met de bonafide werkgevers waarin ze een aantal zaken, zoals registratie, regelt. Jansen-Gronkowska: „Maar wat heeft dat voor zin? Het gaat juist om de boeven.”
Wil je begrijpen hoe zulke malafide bureaus denken, besef dan: in de sterk concurrerende tuinbouwsector tellen de kleinste marges. Uitzendbureaus krijgen opdrachten van tuinders in de grootte van honderdduizenden arbeidsuren en iedereen in Westland kent het minimumloon – veertien punt nul zes euro – uit het hoofd. Uitzendbureaus betalen hun werknemers bonussen voor plukopbrengst per kilo en sommige uitzenders, zoals House of Work, betalen mee aan de huisvesting.
Van der Meer met grote ogen: „Heb je al gehoord welke omrekenfactor nu klinkt?” De ‘omrekenfactor’, opgebouwd uit bruto uurloon en extra kosten zoals premies en vakantiegeld, bepaalt de concurrentiepositie van een uitzendbureau. Hoe hoger de factor, hoe méér het uitzendbureau doorrekent aan de tuinder die arbeidsuren inkoopt. Bonafide uitzenders zoals House of Work hanteren een omrekenfactor van rond de 1.95: de tuinder moet het bureau 28,5 euro betalen voor één arbeidsuur. „Ik hoorde nu bij sommige bureaus over 1.73! Dat is 2,5 euro per arbeidsuur minder!”
Arbeidsinspectie
En dus zijn de verleidingen groot. Zowel voor tuinders om in zee te gaan met goedkopere uitzendbureaus, als voor die bureaus om de kostprijs per arbeidsuur zo laag mogelijk te houden. Dus houden bureaus hun werknemers liever onder de radar en laten ze migranten wonen in gemeenten waar de registratieplicht niet wordt gehandhaafd. Sterker, sommige bureaus hebben van huisvesting hun primaire verdienmodel gemaakt. Die proppen niet vier maar ácht arbeidsmigranten in één woning en vragen vele honderden euro’s huur.
En ja, Westland wil niets liever dan huisvesting voor migranten binnen de gemeentegrens, zegt Valstar. „Ook om het aantal vervoersbewegingen te beperken. Alleen, krijg het maar eens voor elkaar.” Voor één voorziening loopt het vergunningstraject nu al zes jaar omdat omwonenden telkens bezwaar aantekenen. „Not in my back yard.”
Konden ze dáár op de departementen in Den Haag maar een oplossing voor bedenken, mijmert het drietal. Net als voor de geringe slagkracht van de Arbeidsinspectie, die van de minister meer bevoegdheden heeft gekregen maar amper menskracht heeft. En waarom heeft de minister nog altijd de gemeentelijke registratie van arbeidsmigranten niet verplicht?
Je wilt niet wéten, zegt Jansen-Gronkowska, hoeveel enthousiaste clubjes ambtenaren ze wel niet over de vloer heeft gehad. Hoe vaak het systeem wel niet als ‘best practice’ is genoemd. Maar nog altijd zijn er slechts enkele gemeenten die het Westlandse voorbeeld hebben gevolgd. „‘Bij ons in de gemeente hebben we geen arbeidsmigranten’, hoor ik dan.” „Ik begrijp het wel”, zegt Van der Meer. „Als je weet hoeveel je er hebt, dan moet je er iets mee.”
Lees ook
Ondernemers lopen binnen door uitbuiting van arbeidsmigranten op asielschepen
