De Vlaamse schrijver Herman Brusselmans is vrijgesproken in een zaak over zijn column over Gaza in het Belgische weekblad Humo, zo meldt VRT NWS. Brusselmans werd vervolgd voor het oproepen tot haat en geweld tegen de Joodse gemeenschap.
Zo schreef Brusselmans in augustus 2024 in Humo: „Ik zie een beeld van een huilend en schreeuwend Palestijns jongetje dat helemaal buiten zinnen om z’n onder het puin liggende moeder roept, en ik beeld me in dat dat jongetje m’n eigen zoontje Roman is, en de moeder m’n eigen vriendin Lena, en ik word zo woedend dat ik iedere Jood die ik tegenkom een puntig mes los door de keel wil rammen.”
De rechtbank kwam dinsdag tot het oordeel dat Brusselmans geen strafbare feiten heeft gepleegd en sprak hem vrij. Ook verwees de rechtbank naar de vrijheid van meningsuiting. „De rechtbank erkent dat bepaalde leden van de Joodse gemeenschap mogelijks aanstoot konden nemen aan sommige zinnen in enkele columns, maar benadrukt dat de meningsuitingen van de auteur beschermd worden door het recht op vrije meningsuiting.”
Ophef
De column van Brusselmans zorgde vorig jaar voor veel ophef. Humo sprak aanvankelijk van een „satirische column”, maar besloot die later toch offline te halen. Het was volgens het tijdschrift nooit de bedoeling „de Joodse gemeenschap te kwetsen”. Voor de Nederlandse schrijver Arnon Grunberg was Brusselmans’ column een reden om, na 25 jaar, te stoppen als columnist voor het weekblad. Het Joods Informatie- en Documentatiecentrum (JID) deed aangifte tegen Brusselmans, volgens de Belgische organisatie riep hij met zijn column op tot haat en geweld tegen de Joodse gemeenschap.
De Belgische rechtbank oordeelt nu dat de column van Brusselmans onder de vrijheid van meningsuiting valt en dat is, aldus de rechtbank „een van de essentiële pijlers in onze democratische samenleving”.
„Ik heb over de hele lijn gelijk gekregen. Dat is wat ik gehoopt had en het is uitgekomen”, verklaart Brusselmans in een reactie bij de VRT. En over zijn toekomst als columnist: „Mogelijk pas ik me aan, mogelijk ook niet, maar laten we zeggen dat ik wel uitkijk.”
Nederland kampt met een woningtekort en vergrijst. Die combinatie gaat de komende jaren voor een serieuze uitdaging zorgen. Waar gaan de ouderen wonen die naarmate de jaren vorderen meer hulp nodig hebben? In ieder geval niet in een ‘bejaardentehuis’, als het aan henzelf ligt. Slechts 8 procent van de thuiswonende ouderen wil verhuizen naar een verzorgingshuis zodra ze meer zorg en ondersteuning nodig hebben, bleek namelijk vorige week uit een enquête van ouderenbond ANBO-PCOB.
Een op de drie ouderen wil het liefst thuis blijven wonen en een groter beroep doen op de thuiszorg. Van de 65-plussers die wél willen verhuizen bij een verslechterende gezondheid verkiest liefst 90 procent een zelfstandig appartement met eigen voordeursleutel in een woonzorgcomplex voor senioren waar de zorg langskomt op afspraak. Het verzorgingshuis zoals dat bestond tot de overheid in 2013 besloot ouderen zo lang mogelijk thuis te laten wonen, spreekt de huidige 65-plussers niet langer aan.
Privacy, autonomie en keuzevrijheid waren er schaars. Voor de generatie die opgroeide na de Tweede Wereldoorlog – de zogenoemde babyboomers – zijn dit echter vanzelfsprekende pijlers van hun bestaan. Het is dan ook te begrijpen dat het regime van een traditioneel verzorgingstehuis voor hen geen wenkend perspectief is, al was het maar omdat sommigen misschien geen prettige herinneringen hebben aan het verblijf van hun eigen ouders in zo’n instelling.
Dat laat onverlet dat het voor een aantal senioren op een gegeven moment niet meer mogelijk zal zijn om in het oude, vertrouwde huis te blijven wonen, terwijl ze er ook niet zo slecht aan toe zullen zijn dat opname in een verpleeghuis noodzakelijk is. Voor deze mensen moet dus voldoende woonruimte beschikbaar zijn.
Met de bouw van ouderenwoningen schiet het echter niet op, concludeerde de Rekenkamer vorige week. Het kabinet wil tot en met 2030 290.000 ouderenwoningen bouwen, maar dat streven wordt waarschijnlijk niet gehaald. Het is nog niet gelukt om landelijke afspraken te maken tussen het Rijk, gemeenten, marktpartijen, corporaties en zorginstellingen. Individuele plannen van gemeentes zijn er wel, maar zelfs als ze allemaal doorgaan, leveren die niet meer dan 186.000 nieuwe woningen op.
Het kabinet denkt daarom serieus na over de terugkeer van de tien jaar geleden opgedoekte verzorgingshuizen. Minister van Volksgezondheid Fleur Agema (PVV) diende daartoe al in 2023 als Kamerlid een initiatiefwetsvoorstel in. De sluiting van deze woonvorm noemde ze „een vergissing” gezien de vergrijzing en de groeiende wachtlijst voor verpleeghuizen. Deze zomer verschijnt er een verkennende studie.
Uit de enquête van de ANBO-PCOB blijkt dus echter dat de meeste potentiële bewoners van zo’n instelling weinig trek hebben om er hun tenten op te slaan. Toch is het verstandig dat het kabinet de voor- en nadelen van het traditionele verzorgingstehuis nog eens op een rijtje zet, waarbij ook het personeelstekort in de zorg in de analyse wordt meegenomen.
In 2030 zijn er ruim twee miljoen mensen van 75 jaar of ouder. Dat zij zo lang mogelijk op zichzelf blijven wonen is een lofwaardig streven, maar de zorg staat onder druk, net zoals de woningmarkt. Voldoende ouderenwoningen zijn hard nodig, in welke vorm dan ook. Laat het kabinet daarom haast maken met het uitvoeren van bouwplannen – oude en nieuwe.
Geleidelijk beter worden. Niet te snel, maar rustige stappen vooruit. Dat is hoe tennisster Suzan Lamens het liefste werkt, en tot nu toe lukt dat haar aardig. De 25-jarige Zuid-Hollandse won in 2024 haar eerste WTA250-toernooi, in Osaka, versloeg voor het eerst een speelster uit de top-10 en bereikte wat tot dan toe haar grootste doel was: de top-100. Inmiddels is ze een vaste waarde op grote toernooien. In januari speelde ze op de Australian Open, en ze mocht ook meedoen aan de grote WTA-toernooien in Indian Wells, Miami, Madrid en Rome.
Als nummer 67 van de wereld is Lamens dit jaar voor het eerst rechtstreeks geplaatst voor het hoofdtoernooi van Roland Garros. Dinsdag treft ze in Parijs in de eerste ronde de Amerikaanse Ashlyn Krueger, momenteel 35ste op de WTA-ranking. Bij de vrouwen doet voor Nederland naast Lamens ook Arantxa Rus mee in het enkelspel, bij de mannen zijn dat Tallon Griekspoor, Botic van de Zandschulp en Jesper de Jong.
Lamens tennist al sinds haar zesde bij tennisschool De Brug in Berkel en Rodenrijs, waar ook Kiki Bertens, de voormalig nummer vier van de wereld, ooit begon. Toen ze negen was nam hoofdtrainer Martin van der Brugghen haar onder zijn hoede. „Ik zag meteen dat ze atletisch was, sterk, goed kon lopen. Ze werkte hard. Maar ik zag vooral dat ze intelligent was en spelinzicht had”, vertelt Van der Brugghen. Dat maakt haar bijzonder, vindt hij. „Kracht en techniek kun je aanleren, maar intelligentie moet je van jezelf hebben als je echt goed wil worden.”
Fanatiek in alles
Lamens was van jongs af aan fanatiek, in alles wat ze deed. Naast tennis turnde ze op hoog niveau. Toen ze naar de middelbare school ging, moest ze van haar ouders kiezen. „Suzan vroeg me: wat wil je dat ik kies?”, vertelt vader René Lamens. „Ik zei natuurlijk dat het haar eigen keuze was, maar stiekem was ik wel blij dat ze voor tennis koos. Dat is lekker buiten, ik hoef niet hele dagen in een sporthal te zitten.”
Het spelelement trok Lamens over de streep. „Als ergens een spelelement in zit, vind ik het meteen leuker”, legt ze uit. Of ze ook graag spelletjes speelt? „Ja, Regenwormen, of Uno. Maar ik kan eigenlijk niet zo goed tegen mijn verlies.” Hoewel… „Bij tennis verlies je bijna elke week, tenzij je een toernooi wint. Dus dan leer je het wel.”
Op haar zestiende won Lamens haar eerste nationale titel. In die tijd begon ze ook toernooien in het buitenland te spelen. Om zich sneller volledig op de sport te kunnen richten, besloot ze om van 3 vwo naar 4 havo te gaan, zodat ze een jaar eerder klaar zou zijn. „Ik probeerde mijn ouders ervan te overtuigen dat als ik tóch naar de universiteit zou willen, ik altijd via een hbo-propedeuse door kon stromen”, vertelt ze. Haar ouders gingen akkoord.
Tennis is op professioneel niveau een dure sport. Een speelster moet zelf een coach bekostigen, en hotelkamers tijdens toernooien. Ook het vervoer, voor het hele team, komt voor rekening van spelers. Vooral voor beginnende spelers is dat pittig, omdat het prijzengeld nog erg laag is. Je begint niet direct op het WTA-circuit, het hoogste niveau voor het vrouwentennis, maar een niveau eronder, op de ITF-toernooien.
Ter vergelijking: het bereiken van de eerste ronde van het WTA1000-toernooi van Rome levert een speelster 13.150 euro op. Dat is al meer dan ze zou krijgen als ze een van de grotere ITF-toernooien zou winnen: omgerekend bijna 11.000 euro. Verliest ze in de eerste ronde van dat toernooi, dan gaat ze naar huis met minder dan 400 euro.
Gelukkig had de familie Lamens veel mensen om zich heen die financieel wilden bijdragen aan de tennisdroom. En Lamens probeerde in die periode waar mogelijk de kosten te drukken. Zo nam ze via sociale media contact op met spelers van wie ze wist dat die op hetzelfde toernooi zouden spelen, met de vraag of ze misschien een kamer wilden delen.
Inmiddels is hotelkamers delen of sponsoring van vrienden en familie niet langer nodig. Het lukt Lamens op het WTA-circuit om een aardige boterham te verdienen met tennis.
Suzan Lamens klaar om de bal te smashen. Foto Juan Medina/Reuters
Harde werker
Het doorzettingsvermogen en de wilskracht van Lamens worden door haar omgeving opgemerkt en bewonderd. „Ze geeft nooit op, is van jongs af aan een heel harde werker”, vertelt Kiki Bertens, die Lamens al had opgemerkt op de tennisschool waar ze allebei begonnen. „Ze was wel altijd een van de betere kinderen, maar ze stak niet met kop en schouders boven de rest uit. Ze was niet iemand die er op haar achttiende al stond. Ze is zich altijd blijven doorontwikkelen.”
Toch zijn er ook nog punten in haar spel waar Lamens aan moet werken. Haar zwakke plek is dat ze van nature verdedigend speelt: ze is snel en kan daardoor veel ballen terughalen, zeker op het langzame gravel van Parijs. „Maar tegen sterkere speelsters moet je niet met verdedigend spel aan komen zetten”, zegt Lamens zelf. „Tenzij je heel dik wil verliezen, natuurlijk.”
Dus werkt trainer Van der Brugghen met Lamens aan een aanvallender spel. „Als ze meer naar voren speelt en de bal eerder na de stuit neemt, neemt ze tijd weg van de tegenstander”, legt hij uit.
Daar is zelfvertrouwen voor nodig. „Als het spannend wordt, is aanvallend blijven spelen moeilijker. Ik val dan makkelijker terug op mijn default mode”, zegt Lamens. „Maar het wordt wel steeds makkelijker. Ik krijg nu sterkere tegenstanders, dat is goed voor me. Ik heb heel wat goede potjes gespeeld en goede potjes gewonnen. Het gevoel dat ik op de grote toernooien thuishoor, begint steeds meer te komen.”
Ze vertelt over een wedstrijd die ze deze maand op het graveltoernooi in Rome speelde tegen de Belgische Elise Mertens, op dat moment nummer 24 van de wereld. Die verloor ze in drie sets. „Vorig jaar was ik blij geweest dat ik er een driesetter van had weten te maken. Nu wil ik méér.”
De wilskracht van Lamens kan soms ook een last zijn, merkt trainer Martin van der Brugghen op. „Als je zo gedreven bent, maakt dat je ook kwetsbaarder. De druk wordt dan hoger. Suzan heeft daardoor lang gedacht dat ze mentaal helemaal niet sterk is. Maar als je staat waar zij staat, kán dat helemaal niet.”
Dit voorjaar heeft Lamens een mentaal begeleider aangenomen. Iemand die haar helpt om op de baan de focus en rust te bewaren. De coaching heeft al effect, merkt Lamens zelf. „Hij leert me ademhalingsoefeningen voor als ik tussen games door op mijn bankje zit. En als ik merk dat ik nog te veel in mijn hoofd zit, probeer ik mijn aandacht te richten op puur en alleen de volgende bal die ik moet spelen. Dat helpt.”
Suzan Lamens slaat een dubbelhandige backhand in de wedstrijd van Nederland tegen Duitsland om de Billy Jean King Cup in april. Foto Koen van Weel/ANP
Té agressief
Om nog verder te groeien, moet Lamens op de korte termijn af en toe onderuitgaan, denkt trainer Van der Brugghen. En dat is niet makkelijk. „Ze verloor laatst een wedstrijd doordat ze té agressief speelde en daarbij te veel fouten maakte. Als je iets aan het leren bent, weet je nog niet helemaal wanneer je het precies moet inzetten. Maar als je iets nieuws doet, is het soms goed om te overdrijven.” Als ze behoudender had gespeeld, had ze die wedstrijd waarschijnlijk kunnen winnen. „Het is dan verleidelijk om te zeggen: dit moet ik niet meer doen. Maar als je tegenover sterkere tegenstanders staat, moet het uiteindelijk nóg dominanter. Dus daar kun je maar beter aan wennen.”
Nu Lamens meer prijzengeld verdient, kan ze vaker familie of begeleiding meenemen naar toernooien. „Dat is fijn”, zegt ze. „Ik ben heel veel op reis, en op deze manier voelen toernooien toch een beetje meer als thuis.” Tijdens Roland Garros zullen haar vader, diens vriendin en haar tweelingbroer Jasper aanwezig zijn. Al blijven ze gedurende het toernooi op afstand. „Ik laat haar een beetje in haar eigen bubbel”, zegt haar vader. „Tijdens zo’n toernooi is ze toch vooral aan het trainen en vertoeft ze veel in de spelerslounge. Maar als ze een hapje met me wil eten, dan ben ik er.”
Het begon als een sloopkogel, maar inmiddels heeft de tactiek van de regering-Trump om Harvard op de knieën te krijgen meer weg van een wurgslang. Met telkens nieuwe, ongehoorde eisen en ingrepen uit Washington moet de elite-universiteit worden uitgeput – en gebroken.
Vorige week werd de wurggreep weer strakker aangetrokken, nu door minister Kristi Noem van Binnenlandse Veiligheid. Zij kondigde donderdag aan dat Harvard geen buitenlandse studenten meer mag inschrijven. Een ongehoorde ingreep van de staat en een zware klap voor de wereldberoemde particuliere instelling, die 6.800 internationale studenten telt, een kwart van het totaal.
Volgens Noem, die een maand eerder al met de maatregel dreigde, verdient Harvard de sanctie omdat de universiteit bij protesten tegen de Gaza-oorlog een onveilige situatie heeft gecreëerd voor Joodse studenten, sympathie voor Hamas heeft gepromoot en een „racistisch” diversiteitsbeleid voert. Ook zou de universiteit in „coördinatie” met de Chinese Communistische Partij militante activiteiten hebben gefaciliteerd tegen de Oeigoeren. Een woordvoerder van het Witte Huis noemde Harvard in een reactie een „broeinest van anti-Amerikaanse, antisemitische en pro-terroristische agitatoren”.
Harvard, dat direct juridische stappen nam, spreekt van een ongrondwettige ingreep waarbij de vereiste procedures zijn genegeerd. Noems sanctie is „de culminatie van een ongekende wraakactie”, aldus het bestuur van de universiteit.
Maatregel opgeschort
Een federale rechter heeft Harvard vrijdag gelijk gegeven en Noems maatregel tijdelijk opgeschort. Een federale rechter in Californië had de regering kort daarvoor al verboden om honderden studenten van wie het visum is ingetrokken uit te zetten zolang hun zaak onder de rechter is.
Over de wettigheid en strekking van Noems maatregel is nog veel onduidelijk. Het is een bureaucratische sanctie tegen de instelling als zodanig, niet tegen individuele studenten. Amerikaanse universiteiten moeten buitenlandse studenten aanmelden in het Student and Exchange Visitor Information System (SEVIS), dat valt onder Noems ministerie. Daar hebben ze een certificaat voor nodig van het departement – en dat bood een opening voor de regering om de universiteit verder onder druk te zetten. Noem wil het certificaat van Harvard intrekken, zodat de instelling geen buitenlandse studenten meer kan aanmelden.
Studenten die al staan ingeschreven – en van wie de vorderingen in het systeem worden gevolgd tot hun examen – zouden in een grijs gebied belanden. Volgens Noem behouden zij hun visum, mits ze zich inschrijven bij een andere universiteit die nog wel een certificaat heeft. Wie dat niet doet, schendt de voorwaarden van verblijf en kan worden uitgezet. Of het onderscheid veel uitmaakt, is de vraag. Niet alleen betekent overstappen grote onzekerheid en vertraging voor studenten, de vrees bestaat dat andere universiteiten dezelfde behandeling zullen krijgen.
Studenten in april tijdens een protest tegen regeringsinmenging op Harvard.
Foto Nicholas Pfosi/Reuters
De aanval op Harvard gaat om meer dan het weren van buitenlandse studenten die „Amerika haten” (aldus Trump). De oudste en rijkste universiteit van de VS ligt al maanden op allerlei manieren onder vuur van een staatsapparaat dat de oorlog heeft verklaard aan „onpatriottische” instellingen voor hoger onderwijs. Vorige maande bevroor Trump 2,2 miljard dollar aan federale subsidie en onderzoeksopdrachten voor Harvard. De universiteit moet maar interen op haar vermogen, vindt hij. De president ziet de Ivy League-universiteit als hét symbool van alles wat hij verafschuwt: „linkse” wetenschap, „woke” diversiteitsbeleid en „antisemitische” Gaza-protesten.
Rond dezelfde tijd, half april, eiste Noem voor het eerst dat Harvard gegevens zou verstrekken van elke buitenlandse student die niet genoeg onderwijs volgde, zich schuldig had gemaakt aan wangedrag of aan strafbare feiten. Omdat Harvard volgens haar onvoldoende meewerkte wil ze het certificaat van de universiteit intrekken. Bovendien eist Noem nu nóg meer informatie, zoals videobeelden van studenten bij protesten op de campus en daarbuiten.
Tegelijk loopt een onderzoek naar Harvard van het ministerie van Justitie, dat eveneens inzage eist in de toelating en evaluatie van nieuwe studenten én in alle interne communicatie van medewerkers over maatregelen van de regering-Trump.
Buitenlandse financiers
Ook het ministerie van Onderwijs eist gegevens op, met name over buitenlandse financiers (informatie die de universiteit al zegt te hebben verstrekt). Daarnaast lopen er onderzoeken van verschillende overheidsdiensten naar het diversiteitsbeleid van de universiteit. Trump zelf heeft herhaaldelijk gedreigd de belastingvrijstelling voor Harvard als onderwijsinstelling te schrappen.
Met die wervelwind van eisen en dreigementen is het conflict tussen Harvard en Trump meer dan een strijd om academische vrijheid. Juristen van Harvard wijzen op bedreiging van de vrijheid van meningsuiting en de privacy van persoonsgegevens. Harvard staat aan het front van de Trump-revolutie, zijn poging om met staatsmacht een maatschappelijke en ideologische omwenteling teweeg te brengen. Die moet afrekenen met de ‘elitaire’ liberale orde waarvan de Ivy League-universteit het vlaggenschip is.
Of de escalatie kan worden gestopt, is de vraag. Bij Trumps aantreden was Harvard al uit eigen beweging begonnen met hervormingen – bestrijden van antisemitisme en bevorderen van academische „standpunt-diversiteit” – maar inmiddels staat de universiteit lijnrecht en principieel tegenover Trump. Minister Noem heeft de eerste slag om buitenlandse studenten bij de rechter verloren, maar nog niet de oorlog. De president op zijn beurt kan niet terugkomen op alle dreigementen aan het adres van de universiteit zonder iets om mee te pronken.