Oorlogsschade, geldtekorten en aanhoudende sancties. De wederopbouw van Syrië is een gigantische klus

Na de val van het regime van Bashar al-Assad durven Syriërs weer te dromen van een nieuwe start en de wederopbouw van hun land. Maar makkelijk wordt dat niet. Grote delen van het land liggen in puin. Meer dan 90 procent van de bevolking leeft onder de armoedegrens. Miljoenen mensen zitten zonder werk of zijn gevlucht naar het buitenland.

Als de huidige economische groei aanhoudt – de afgelopen vijf jaar gemiddeld 1,3 procent – bereikt Syrië pas in 2080 weer het bruto binnenlands product van vóór de oorlog. Dat liet de ontwikkelingsorganisatie van de Verenigde Naties UNDP vorige maand weten. Pogingen van het nieuwe regime om de Syrische economie aan te zwengelen, brengen tegelijk weer eigen problemen met zich mee.

Terwijl de wereld nog speculeert over wie de nieuwe Syrische leider Ahmed al-Sharaa nu precies is – democraat, autocraat of toch jihadist – ontpopt de voormalige rebellenleider zich tot pleitbezorger van de vrije markt. „Het socialistische systeem kent veel nadelen”, zei Al-Sharaa onlangs in een interview met de Syrische televisie. Zijn regering begint in ieder geval met de privatisering van de vele staatsbedrijven uit het tijdperk-Assad. Het doel is buitenlandse investeringen aan te trekken. Die boodschap bracht ook de Syrische minister van Buitenlandse Zaken Asaad Hassan al-Shabani begin dit jaar op het World Economic Forum in Davos.

Strafmaatregelen

De liberalisering van de nationale economie gaat intussen niet zonder pijn. Duizenden ambtenaren zijn ontslagen, en brood is tien keer zo duur nu de staat het niet meer subsidieert. Wel zijn ingevoerde producten goedkoper geworden doordat de hoge importheffingen uit het Assad-tijdperk veelal geschrapt zijn. Daar staat tegenover dat lokale producenten die met zulke spullen moeten concurreren het moeilijker hebben gekregen.

Ook is het niet zo dat producten toegankelijker zijn geworden voor Syriërs. De prijs van importgoederen mag zijn gedaald, er is een nijpend tekort aan contant geld. Daarom mogen consumenten dagelijks niet meer dan 200.000 Syrische pond (circa 14 euro) in cash opnemen. Vooral in de dure ramadanmaand is dat lastig.

Enig soelaas kwam vorige maand uit Rusland in de vorm van een vliegtuiglading vers gedrukt geld. Weliswaar huisvest het land de gevluchte Assad, van wie het een goede bondgenoot was, maar Syrische ponden worden nog steeds in Rusland geproduceerd. En daarvan is ook het nieuwe Syrische regime afhankelijk. Analisten waarschuwen dat Rusland zich mogelijk ook voor de nieuwe machthebbers als bondgenoot kan opwerpen, nu het Westen blijft treuzelen met verlichting van de sancties die de Syrische economie nog steeds gijzelen.

Analisten waarschuwen dat Rusland zich als bondgenoot kan opwerpen

Ofschoon de Europese Unie vorige week begon met versoepeling van sancties tegen Syrische banken, energie- en transportbedrijven, is het Westen nog argwanend tegenover de nieuwe machthebbers. De sancties van de VS zijn nog nagenoeg intact. En van die Amerikaanse maatregelen, ooit bedoeld om het Assad-regime op de knieën te krijgen, heeft Syrië het meest last. Op grond van de zogeheten Caesar Act riskeert iedereen die zaken doet met Syrië strafmaatregelen. Zo kunnen bedrijven hun toegang tot de Amerikaanse markt verliezen – voor de meeste ondernemingen een stuk belangrijker dan de Syrische. En dus blijven buitenlandse investeerders weg, het nieuwe privatiseringsbeleid in Syrië ten spijt.

Drugseconomie

Vóór de oorlog kende Syrië een relatief diverse economie, die leunde op landbouw, industrie, olieproductie en toerisme. Vanaf 2011 raakte die ontwricht door oorlog en sancties. De familie Assad en de rest van de Syrische elite zochten daarop hun toevlucht tot productie en export van de synthetische drug captagon. Miljarden pillen uit tientallen Syrische drugslabs overspoelden de regio. Volgens de Amerikaanse denktank The New lines Institute leverde dat de toenmalige machthebbers jaarlijks 2,4 miljard dollar op. Daarmee was het volgens de Wereldbank „de meest waardevolle sector binnen de Syrische economie”.

Het nieuwe regime is inmiddels druk bezig de drugsfabrieken en smokkelnetwerken op te rollen. Maar terugkeer naar het vooroorlogse economische model gaat niet zomaar, al zouden de sancties snel verdwijnen en buitenlandse investeerders over de brug komen. Dertien jaar burgeroorlog heeft Syrië ook moeilijk bestuurbaar gemaakt. Verscheidene delen van het land waren in handen van verschillende strijdgroepen, met elk hun eigen economisch model, regels en ambtenaren. Het is aan de nieuwe regering om er een geheel van te smeden.

Daarvoor zal ze bovenal tot een akkoord moeten komen met de Koerdische strijdgroepen die het voor het zeggen hebben in het noordoosten. In dat gebied, dat meer dan een kwart van Syrië beslaat, bevinden zich vruchtbare landbouwgrond en het merendeel van de nationale olievelden. Onderhandelingen met de Koerden over samenvoeging van deze gebieden bij de rest van het land verlopen moeizaam.

Dat is een probleem voor Damascus. Het regime kan de olie goed gebruiken, zegt Mohamad Ahmad, econoom bij adviesbureau Karam Shaar Advisory. Tijdens de oorlog viel de productie ervan terug tot een tiende van wat het was. Assad moest daardoor olie laten leveren uit Iran.

Sommige media presenteren olie onterecht als een geneesmiddel tegen Syrië’s economische problemen, stelt Ahmad. Als Syrië zijn olie-infrastructuur herstelt, kan het weer zelfvoorzienend worden, aldus de econoom. Maar een grote olie-exporteur zal het land niet snel meer worden: „daar is de realiteit niet naar”.