N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
De bittere sinaasappelen lagen al een poosje in de ijskast en het werd nu echt hoogste tijd om over te gaan tot de jaarlijkse marmelade productie, maar tijd, tijd, tijd, wanneer heb je die – tot ik ineens bedacht dat marmelade helemaal niet veel tijd kost. De sinaasappelen koken is iets waar je verder niet bij nodig bent, dat gebeurt gewoon. En dan verder de eenvoudigste weg kiezen: doorsnijden, pitten eruit, schillen en vruchtvlees even kort! met de pulse-knop! malen in de keukenmachine.
Hier zie ik in gedachten hele volksstammen verbleken. Ik heb van Nigel Slater opgewonden rapsodieën gelezen op de helderheid van zijn marmelade en ik ken ook persoonlijk mensen die uren met fijne mesjes bezig zijn om schilletjes tot glinsterende vermoedens om te toveren, die dan door een kristalheldere gelei moeten gaan zweven – wat zal dat feestelijk staan als ze hun pot voor het raam tegen het licht houden!
Maar hoe vaak sta je met een pot marmelade voor het raam?
En daarbij: ik vind dat helemaal niet het lekkerste. Die bittere stukjes zachte schil zijn juist onderdeel van het genoegen van marmelade, marmelade mag best een beetje bonkig zijn. Een beschuitje met verse kaas en daarop een klodder lekker dikke marmelade, als je eraan denkt race je al bijna naar de keuken om toe te geven aan je verderfelijke impuls.
Nu ja verderfelijk, verderfelijk. Wat is er verderfelijk aan een gelukkige snoeper? Ik las laatst in een essay van Ethel Portnoy de vraag: „Hoe lang geleden is het onaanvaardbaar geworden om dik te zijn?” Een heel goede vraag. Soms zou ik wel dik willen zijn, zeehondachtig rond, en dan snuivend gaan zwemmen. Portnoy denkt dat Lord Byron ermee begonnen is, met van dik-zijn een probleem maken.
De marmelade is dus niet glashelder en dat geeft niets. Onlangs hoorde ik in een podcast (‘De vegan lekkerbek’ van Yigal Krant) een sommelier/wijnverkoper over natuurwijnen spreken en dat die niet geklaard worden. Ze zijn dus niet helder. Troebel, zeg maar gewoon. Zoals alle vruchtensappen dat zijn. Onhelder appelsap vindt iedereen al lang gewoon, dus waarom geen troebele wijn?
Soms zou ik wel zeehondachtig rond willen zijn en snuivend gaan zwemmen
Ja, waarom niet. Ik moet eerlijk zeggen dat ik het wat moeilijk heb met natuurwijnen, maar misschien ben ik er nog niet ver genoeg in doorgedrongen. In de restaurants waar ze die schenken zijn ze er altijd heel opgewonden over en dan neem je een slok om al die zuurtjes en bittertjes en mineraliteiten en het gedurfde en het lef van die wijn tot je door te laten dringen en het beste wat je weet te zeggen is: ‘bijzonder’. Het woord ‘lekker’, laat staan zoiets als ‘heerlijk’, komt meestal niet bij je/me op, al is de combinatie van die wonderlijke wijn en het gerecht soms inderdaad prima. Toch vraag ik me wel eens af waar dat kind blijft dat durft te roepen: de keizer heeft geen kleren aan!
Maar dat is ongetwijfeld een niet goed te praten soort conservatisme waar ik dan ook meteen weer vanaf wil. Al weet ik nog niet hoe.
Dus ik hoopte mezelf via de marmeladeweg te overtuigen: ik eet immers ook natuurmarmelade! Tot ineens het verlossende inzicht opkwam, dat het helemaal geen plicht is om van natuurwijnen te houden. Dat een op verantwoorde wijze geproduceerde wijn ook prima is zonder die zurige, onrijp smakende natuur erin.
En die gedachte geeft dan misschien net de ruimte die ik nodig heb om onbekommerd een natuurwijn te waarderen. Misschien.