In het centrum van Arnhem staan zeker tien historische panden in brand. Dat meldt provinciekrant De Gelderlander. Hulpdiensten waarschuwen om niet naar de binnenstad te komen. Ook is er een lokaal NL-Alert verstuurd, omdat de brandweer vermoedt dat er asbest is vrijgekomen. Over eventuele slachtoffers is nog niets bekend.
Het vuur ontstond donderdagochtend rond kwart voor vier in een pand van feestwinkel SoLow in de Jansstraat en sloeg snel over naar andere winkelpanden. Hoe de brand heeft kunnen ontstaan is nog niet bekend. Hulpdiensten hebben een deel van het gebied geëvacueerd en adviseren mensen ter plaatse om een mondkapje te dragen in verband met giftige rook en vermoedelijk vrijgekomen asbest.
De brandweer laat zeker één compleet blok met eeuwenoude panden gecontroleerd uitbranden. Het zou gaan om panden uit de 16e en 17e eeuw.
De Arnhemse brandweer heeft geen meldingen ontvangen over vermisten of gewonden, en gaat er vooralsnog niet vanuit dat er dodelijke slachtoffers zijn gevallen bij de grootschalige brand in de binnenstad. Dat zei Albert-Jan van Maren van de Veiligheidsregio donderdagmiddag tijdens een speciaal ingelaste persconferentie in de raadszaal van Arnhem. Vermoedelijk zijn er wel huisdieren omgekomen bij de brand, die in de nacht van woensdag op donderdag uitbrak.
Inmiddels is de brand beperkt, maar nog altijd niet uitgedoofd. Volgens Van Maren gaat het om een complexe brand, omdat het gaat om oude panden die vertakt zijn met elkaar. De brandweer sloopt een deel van de panden om de laatste brandhaarden te doven, zij hij. Er zijn een aantal panden in de Jansstraat die de brandweer nog niet heeft kunnen betreden, dus kan nog niet volledig worden uitgesloten of daar slachtoffers zijn, al is er „geen aanleiding” volgens Van Maren om dat te denken. „Er waren geen gewonden tussen alle mensen die geëvacueerd zijn.”
‘Berichten over opzet serieus genomen’
Verder liet Van Maren bewoners weten dat er geen asbest is vrijgekomen en dat deeltjes van verbrande gebouwen „veilig” met zeep en water kunnen worden weggepoetst.
Politiechef van Arnhem Erik Bomhof vond het nog te vroeg om conclusies te trekken over mogelijke opzet. Hij sluit niks uit, zei hij, maar kan ook nog niks bevestigen. Volgens lokale media gaan er verhalen rond over personen die gesignaleerd zouden ten tijde van de uitbraak van de brand. „Alle berichten worden serieus genomen en er is een rechercheteam dat daarmee aan de slag gaat”, beloofde de politiechef. Omdat de afgebrande panden door instortingsgevaar nog niet betreden mogen worden, is sporenonderzoek niet mogelijk en is het nog „te vroeg” voor antwoorden.
‘Niet alle bewoners terug’
Locoburgemeester Cathelijne Bouwkamp (GroenLinks) spreekt van een zwarte dag voor Arnhem. „Verschillende woningen liggen in puin, bewoners moesten op stel en sprong hun woning verlaten. Ondernemers zagen hun zaak verloren gaan. Het verdriet is groot.”
Vanmiddag wordt er met de geëvacueerde bewoners van huizen die niet zijn afgebrand besproken wanneer ze kunnen terugkeren naar hun huizen. „Een aantal bewoners kunnen niet terug, een aantal wel”, zei de locoburgemeester daar over.
De productie van rozen kan je niet opvoeren voor Moederdag of voor Valentijn. Het zijn geen koekjes waarvan je er meer of minder kunt bakken. Als je ze pusht tot groeien met extra licht of voedsel, wordt dat later afgestraft. Voor rozen geldt: alles komt neer op balans.
Aan het woord is Aad van Luijk, 61, rozenkweker sinds 1984. Dat was toen nog op zijn (kleinere) bedrijf in Honselersdijk. In 2006 fuseerde zijn kwekerij met de bedrijven van twee andere rozentelersfamilies. Dat werd Porta Nova in Waddinxveen, waar 300 mensen werken in een strak lichtgrijs, loodsachtig gebouw in een uitgestrekt kaarsrecht kassengebied.
De rozenteelt maakte lastige jaren door. Begin deze eeuw was er rond 1.200 hectare aan rozenkassen in Nederland. Nederlandse familiebedrijven produceerden jaarlijks miljoenen rozen. Tegenwoordig is in Nederland nog zo’n 120 hectare in gebruik voor rozenteelt. Er zijn nog maar zestien rozenkwekers in Nederland, inclusief die van trosrozen. De teelt is goeddeels verplaatst naar Kenia en Ethiopië, Ecuador en andere Afrikaanse en Zuid-Amerikaanse landen. Het warme, vochtige klimaat is er perfect voor de rozen, ze kunnen daar gewoon buiten groeien, zonder kas. Bovendien ligt het arbeidsloon er een stuk lager en zijn er minder milieuregels waaraan telers zich moeten houden. Er kleeft ook een fiks nadeel aan: de CO2-voetafdruk is groot. De rozen komen met het vliegtuig naar Europa. En het is minder duidelijk welke bestrijdingsmiddelen de telers daar gebruiken en hoe zuinig, of juist niet, ze met water omgaan.
Porta Nova is winstgevend, maar de marge staat onder druk, zegt marketingmanager Marc Eijsackers. De omzet over de jaren 2020-2024 is gemiddeld 36 miljoen per jaar.
Tegenstanders van de rozenteelt noemen rozen wel gifbommen en raden af die cadeau te doen. Foto Sebhi Öztas
Lang vaasleven
Ook in Nederland was rozenteelt lange tijd niet bepaald milieuvriendelijk. Denk aan de met gas verwarmde kassen, om niet te spreken over de middelen om schadelijke insecten en schimmels te bestrijden. Tegenstanders noemen rozen wel gifbommen en raden af die cadeau te doen – al zijn er snijbloemen die nog vervuilender zijn. Wie snijbloemen op tafel zet, zeggen critici, heeft geen oog voor het milieu.
Het gebruik van zeer milieubelastende bestrijdingsmiddelen in de sierteelt is de laatste tien, twaalf jaar verminderd. Dat blijkt althans uit cijfers van de MPS, een organisatie die opgericht is door kwekers om de sector te ondersteunen bij innovatie.
In Waddinxveen vonden ze ook dat het anders moest. Porta Nova heeft het gebruik van milieubelastende gewasbescherming intussen met 85 procent verminderd, en wil nog verder terug. Sinds 2019 investeert het jaarlijks 10 tot 15 procent van de omzet in duurzaamheidsmaatregelen, zoals ondergrondse warmte- en koudeopslag, warmtewisselaars, ledverlichting. Voor sommige projecten krijgen het subsidie.
De CO2-uitstoot per Waddinxveense roos is vergelijkbaar met die van een buitentulp, zegt Van Luijk: bijzonder laag. Maar je kan niet anders als je in deze tijd teelt, vindt hij. Zijn klanten, groothandelaren, willen het. En hun klanten, de consumenten, vragen er ook steeds vaker om.
Tegenstanders noemen rozen gifbommen en raden af die cadeau te doen
Kweker Aad van Luijk met een van zijn rozen. Foto Sebiha Öztas
De rozen zijn wel een stuk duurder dan het bosje dat je bij de supermarkt koopt. Porta Nova concurreert met bloemen uit het buitenland op kwaliteit en duurzaamheid, zegt Marc Eijsackers. Het bedrijf biedt grootbloemige rozen, die Red Naomi heten. Rozen op dikke, lange stelen, met een lang vaasleven zoals dat in kwekersjargon heet. Ze worden verkocht door bloemisten en arrangeurs in ‘het hogere segment’. Hun klanten zijn bereid meer te betalen voor een beter product.
Hoeveel meer? Lastig te zeggen, zegt Eijsackers. Het hangt af van de tijd van het jaar, en van het land waar de koper zit. Maar vier euro voor één lange steel is geen uitzondering. „Ik zag dat er in Londen rondom Valentijn voor een boeket van vijftig stelen 1.250 pond werd gevraagd. En het wordt betaald ook. Maar het is wel een uitzondering.”
Regenwater
Aad van Luijk leidt zijn beoek door het bedrijf. Eerst langs het ‘restaurant’. Dat is de loods waar de voeding voor de rozen wordt samengesteld en toegevoegd aan het water. De rozen drinken enkel regenwater dat wordt opgevangen op het daken van de kassen en van bedrijven in de buurt. Wat niet direct gebruikt kan worden, wordt onder de grond bewaard in bassins.
Een zandfilter zuivert het water. Van Luijk opent een deur naar een volgende loods en laat een enorme bak duinzand zien, twaalf meter in doorsnee. Aan het schone water wordt een uitgekiende mix toegevoegd van onder meer calcium, magnesium, fosfor, natrium en zwavel.
Voor rozenteelt is vier liter water nodig per vierkante meter. Dat is meer dan de rozen drinken. Het water dat langs de wortels spoelt, zorgt ervoor dat die niet verzouten. Overtollig water wordt opgevangen en opnieuw gebruikt. Dagelijks wordt het ‘spoelwater’ getest om te zien of de rozen meer of minder toevoegingen nodig hebben.
En verder gaat het, door brede, strakke gangen. Na de volgende deur slaat de vochtige warmte in het gezicht. Zover het oog reikt, strekt de zee van rode rozen. Dit is de kas zelf, verlicht door ledlampen. Werknemers in T-shirt rijden op karretjes tussen de rijen struiken door. De bloemen worden geteeld op stellages op tafelhoogte, de wortels staan in steenwol.
Van Luijk trekt een pluk tussen de wortels vandaan. „Er komt geen aarde aan te pas.” Volgens hem hebben de rozen het „reuzelekker” op de steenwol.
Vroeger werden de kassen verwarmd met aardgas, wat veel CO2-uitstoot veroorzaakt. De kassen in Waddinxveen worden nu gasloos verwarmd. Grote warmtepompen in een gesloten systeem voeren in de winter warm water aan, dat honderd meter onder de grond bewaard wordt. Koud water wordt onder de grond opgeslagen om in de zomer de kas te koelen.
Porta Nova biedt grootbloemige rozen, die Red Naomi heten. Rozen op dikke, lange stelen, met een ‘lang vaasleven’. Foto Sebhia Öztas
Roofmijt
Voor rozenkwekers loeren een aantal gevaren, zegt Van Luijk. Het meest beducht zijn ze voor trips, kleine geelbruine insecten die eitjes leggen in de bloemknop. Trips worden bestreden met de roofmijt cucumeris, zegt hij trots. Hij trekt een wit zakje tussen de planten vandaan. Dat zit vol met cucumeriseitjes. Op elke vierkante meter ligt een zakje.
Schimmels, zoals meeldauw, kunnen de roos ook aantasten. Die worden aangepakt met uv-licht. De lampen rijden op rails langs de rozen, in de nachtelijke uren als er geen mensen aan het werk zijn. Voor mensen is het licht schadelijk, rozen kunnen er goed tegen, tenzij de lamp stilstaat. Dan zou ook een roos verbranden.
Een rozenstruik gaat zo’n tien jaar mee. De cyclus van een individuele roos is zes weken. Daarbij is heel wat zorg nodig. Zo moeten de knoppen rondom de grootste knop in een vroeg stadium van de groei worden geplukt – pluizen, in bloementelersjargon. Zo gaat alle energie naar die éne knop, die dus groot kan worden, en wordt ze niet verdeeld over verschillende kleinere bloemen.
Rozen die scheef groeien of bloemkoppen die beschadigd zijn, moeten vroeg worden opgemerkt: de kop wordt dan van de steel geplukt en de steel naar de grond gebogen. Van Luijk doet het voor en haakt een steel onder een andere tak. „Door de steel niet af te knippen, kan die de rest van de plant helpen met groeien”, zegt hij. „Zonder zelf energie te slurpen voor de bloem.”
Het moment van oogsten luistert nauw. Medewerkers worden daarop getraind; het kost wat oefening. Wordt de roos te vroeg geoogst, dan is hij te ‘rauw’. Ben je te laat, dan is de bloem te ver open. Afsnijden van de struik is een schok voor de roos. Door de stelen in koud water met extra voeding te zetten, herstellen ze het best, zegt Van Luijk.
Verder gaat het, trap op, trap af. Een volgende deur door, naar weer een enorme loods. Nu slaat de kilte in het gezicht. Hier is het net boven het vriespunt en werken mensen met dikke jassen, mutsen en handschoenen. Een machine biedt hun de geoogste rozen stuk voor stuk aan, waarna ze razendsnel worden gesorteerd op lengte, steeldikte en bloemgrootte. Dat gaat machinaal, maar elke roos wordt ook nog door een mensenoog gecheckt. Vrouwen kijken mee en vissen afwijkende exemplaren eruit – volgens Van Luijk zijn vrouwen daarin veel beter dan mannen. De machine maakt er vervolgens bossen van gelijke steellengte van. En bossen met even grote rozenkoppen.
De allerlangste (80 en 90 centimeter), met perfecte, vuistgrote bloemen, worden verpakt in glanzend goudkleurige kartonnen boxen, waardoor de rozen er nóg chiquer en duurder uitzien. Dat hebben we afgekeken van de parfumbusiness, zegt Van Luijk. „Als je iets moois hebt, moet je het mooi verpakken.”
Uit de koude loods gaan de bossen gekoelde vrachtwagens in. Een klein deel blijft in Nederland. De meeste rozen gaan naar andere Europese landen. Duitsland, Engeland en Zwitserland zijn grootafnemers.
Hoe moet Nederland het capaciteitsprobleem in de gevangenissen oplossen? Dat gaat staatssecretaris Ingrid Coenradie (Justitie, PVV) vrijdag uitleggen aan de ministerraad. Er is een tekort aan cellen en personeel, terwijl het aantal gevangenen blijft toenemen. Eerder noemde Coenradie het een „code-zwart-situatie”.
Inderdaad is sinds 2016 het aantal gedetineerden niet zo groot geweest als nu. Een extra complicatie is dat een op de zes detentieplekken (16 procent) niet bruikbaar is, in totaal 1.781 plekken. Dit blijkt uit een analyse van NRC van de capaciteits- en bezettingscijfers, van 2016 tot 2024, van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). In december 2024 waren ruim 11.000 plekken beschikbaar, waarvan 80 procent toen werd bezet.
„In Nederland wordt overbevolking van gevangenissen niet geaccepteerd”, vertelt Hester de Boer, die promoveert bij het Instituut voor Strafrecht & Criminologie van de Universiteit Leiden. „Een matrasje op de grond of een stapelbed bijplaatsen, gebeurt hier niet. We willen een humane straf en veiligheid voor het personeel en de gedetineerden.”
Sport
Dat maakt het snel ophogen van de beschikbare plekken in de 26 Nederlandse penitentiaire inrichtingen lastig. „Soms kunnen gedetineerden niet samen worden geplaatst vanwege hun problematiek of gedrag, of omdat je dan te veel gedetineerden hebt op een afdeling, of omdat die te weinig faciliteiten heeft voor bijvoorbeeld arbeid, bezoek of sport”, laat een woordvoerder van DJI weten. Over de onderzochte periode bleken gemiddeld 550 plaatsen daarnaast onbruikbaar door verbouwingen of personeelsgebrek.
„In 2004 hebben we eenzelfde tekort gehad”, legt De Boer uit. In tegenstelling tot omringende landen fluctueert de omvang van de Nederlandse gevangenispopulatie behoorlijk. Zo daalde de populatie tussen 2005 en 2016 met ongeveer 40 procent, om tussen 2016 en 2020 weer toe te nemen. „Er worden nu langere onvoorwaardelijke straffen opgelegd. De prioritering van de opsporing bepaalt deels de instroom in de gevangenissen. Vanaf 2016 ligt de nadruk vooral op de georganiseerde criminaliteit.” Vanaf 2020 is het aandeel langgestraften in de strafrechtelijke uitstroom toegenomen.
Het antwoord op het cellentekort ligt altijd bij de medewerkers: je moet eerst investeren in mensen, dan pas in stenen
Het tekort is ontstaan doordat eerdere kabinetten gevangenissen sloten om te bezuinigen. Vanaf 2012, toen de gevangenispopulatie relatief klein was, is bezuinigd op het gevangeniswezen. Daarna daalde het aantal detentieplekken sinds 2016 met nog eens bijna 8 procent, onder meer door het sluiten van gevangenissen in Almere, Zoetermeer en Zwaag in 2019. Dit had weinig effect op de beschikbare plekken; de bezetting daalde in deze gevangenissen voorafgaand aan de sluitingen en de meeste verdwenen plekken vielen al in de categorie niet-bruikbaar. Maar waar een gevangenis wordt gesloten, vertrekt het personeel.
„Het antwoord op het cellentekort ligt altijd bij de medewerkers. Je moet eerst investeren in mensen, dan pas in stenen. Pas als het vak aantrekkelijker is, kun je nieuwe locaties openen”, zegt FNV-bestuurder Marcelle Buitendam, die de gecreëerde onzekerheid hekelt: „Het gevangeniswezen was lang een onbetrouwbare branche voor werknemers. Vanwege de sluitingen wisten de werknemers niet wat ze te wachten stond.”
Volgens de DJI is het nodig om bijna duizend mensen aan te trekken om alle openstaande vacatures te vullen. Maar volgens de woordvoerder is het capaciteitsprobleem niet alleen op te lossen met extra personeel.
Leegstand
Naast de 1.781 onbruikbare plekken staan ook 350 bruikbare plekken leeg. Die benutten lijkt makkelijker dan het is. Zo kan op een beschikbare plek in een vrouwengevangenis geen man worden geplaatst. Bovendien bevindt het aantal lege, bruikbare plekken – net als de onbruikbare plekken – zich op het laagste niveau in tien jaar: slechts 3 procent staat leeg. Tijdens de coronapandemie was dit meer dan 10 procent.
En dus zoekt de staatssecretaris op andere plekken naar cellen. Volgens het AD zou ze overwegen noodgevangenissen bij te bouwen voor 120 extra bedden, de gevangenis in Almere te heropenen en cellen te huren in Estland.
Cellen huren in het buitenland is niet uniek. Tot september 2018 verhuurde Nederland alle 272 plekken in de PI Veenhuizen locatie Norgerhaven aan Noorwegen. Momenteel verhuurt Nederland nog 126 plekken, onder meer ten behoeve van internationale tribunalen en het Internationaal Strafhof.
Lees ook
In de grootste gevangenis van Nederland zoekt Coenradie haar gelijk. ‘Ook hier blijkt weer dat je niet méér gevangenen op een cel kan zetten’