Stijgvellen, portage en smalle ski’s: dit is toerskiën, de nieuwe olympische wintersport

Nienke Oostra leunt tegen een hek bij de finish en kijkt naar het uitslagenbord. Ze is moe en heeft een inspanningskuchje. Een beetje misselijk en duizelig is ze ook – hoort er allemaal bij, na acht minuten volle bak in de sneeuw.

„Ik heb er best veel achter me gelaten”, zegt ze, haar blik gericht op de binnenkomende uitslagen. „Kijk, die twee Roemeense meiden ben ik ook voor gebleven.” Terwijl de tijden op het bord blijven verspringen, draait ze zich om. „Twee minuten langzamer dan de snelste tijd.”

Het is zondagochtend half tien in het Italiaanse ski-oord Bormio, aan de voet van de Stelvio-pas. Terwijl de zon achter de bergen vandaan komt, zit de wedstrijddag er voor Nienke Oostra vermoedelijk alweer op. Met dit resultaat gaat ze de finale van de gemengde estafette vermoedelijk niet halen – tenzij haar toerskipartner Jens zometeen in zíjn kwalificatieronde een superstrakke tijd neerzet.

Zo niet, dan blijft het vandaag bij één optreden in de Italiaanse sneeuw. Zou jammer zijn, zegt Oostra, opnieuw met een kuchje, maar eerlijk gezegd had ze dat ook wel verwacht. „Ik word steeds beter, maar het is nog niet goed genoeg.”

Tenger gebouwde atleten

Op de winterspelen in Milaan en Cortina d’Ampezzo, in februari 2026, maakt toerskiën zijn olympische debuut. Een sneeuwsport die niet draait om afdalen, maar waarin het vooral veel bergop gaat – buiten de pistes, weg van de liften.

De wedstrijden zijn in Bormio, op drie uur rijden van Milaan. Daar is – met nog precies een jaar te gaan – een wereldbekerwedstrijd op het beoogde olympische parcours. In het ski-stadion aan de rand van het dorp krioelen tientallen tenger gebouwde atleten. De tribunes zijn nog niet af, aan de bouwsteigers hangt speciaal voor het test-evenement een doek met het getal 362 – het aantal dagen tot de olympische wedstrijd. Uit de boxen schalt pompende dancemuziek.

Bormio is een van de vele plaatsen die Nienke Oostra en Jens van Vliet deze winter aandoen, in een poging zich te kwalificeren voor de Olympische Spelen. Een dappere onderneming, zo wisten ze vanaf het begin: vergeleken met wintersportgrootmachten als Frankrijk, Zwitserland en Italië is Nederland een toerskidwerg.

Ervaring is er nauwelijks, budget al helemaal niet. Toch besloot de Koninklijke Nederlandse Klim- en Bergsport Vereniging (NKBV), die de regie voert over het Nederlandse toerskiën, het erop te wagen. Er werd een toerski-team opgezet en een selectiedag georganiseerd. Oostra en Van Vliet kwamen bovendrijven als het meest geschikte duo om het kwalificatiepad naar Milaan 2026 te bewandelen.

Om zich te plaatsen, moeten ze dit seizoen goede uitslagen halen in zo veel mogelijk wereldbekerwedstrijden, die plaatsvinden in de Alpen, de Pyreneeën (en Azerbeidzjan). Er is een materiaalsponsor; de NKBV neemt de inschrijving voor de wedstrijden voor zijn rekening. Verder betalen Oostra en Van Vliet de kwalificatiecampagne helemaal uit eigen zak: tien- tot vijftienduizend euro per persoon, zo schatten ze. Hun begeleidingsteam bestaat bij de meeste wedstrijden uit één iemand: Cees van Vliet, de vader van Jens.

De ‘wissel’: stijgvellen verwijderen tijdens de gemengde estafette bij de wereldbeker toerskiën in Bormio
Foto Antonio Calanni/AP
Nienke Oostra (l) tijdens haar sprintrace bij de wereldbeker toerskiën in Bormio
Foto Francesco Scaccianoce/Getty

Skiënd op patrouille

Toerskiën – internationaal bekend als ski-alpinisme of ski mountaineering (‘skimo’) – gaat zeker een eeuw terug, tot de tijd van vóór de skiliften. De pioniers waren Italiaanse en Zwitserse militairen die skiënd op patrouille gingen door de bergen.

Skimo-atleten maken gebruik van kortere, smallere ski’s dan alpineskiërs. De binding van hun schoenen kan aan de achterkant los, zodat de hakken opgetild kunnen worden tijdens de klim. Om grip te krijgen op de sneeuw, dragen ze ‘stijgvellen’: smalle strips met kunststof haartjes aan de ene kant en lijm aan de andere, die onder de ski’s worden geplakt.

De sport staat vooral bekend om z’n lange wedstrijden, zoals de Pierra Menta en de Patrouille des Glaciers, uitputtende tochten met meer dan vijfduizend hoogtemeters, waarover zelfs de snelste atleten een uur of zes doen. Maar bij de Olympische Spelen is gekozen voor twee skimo-disciplines die daar weinig op lijken: de sprint (m/v) en de gemengde estafette. Korte wedstrijden op een overzichtelijk parcours die goed in beeld te brengen zijn – en dus aantrekkelijk voor de tv-kijker.

Beieren en Morzine

Eigenlijk doet het Nederlandse duo pas relatief kort aan toerskiën. Student Van Vliet (24) groeide op in Beieren, veertig minuten ten zuiden van München, waar zijn ouders naartoe verhuisden vanwege het werk van zijn vader. Skiën deed hij vanaf zijn derde – de eerste skilift was op twintig minuten rijden van zijn huis. Hij haalde zijn diploma als skileraar, begeleidde kinderen op de piste – maar het toerskiën ontdekte hij pas vier jaar geleden, toen de liften dicht gingen vanwege de coronapandemie. Hij ging een keer mee met z’n vader – en vond het fantastisch.

Nienke Oostra tijdens de portage bij de wereldbeker toerskiën in Bormio
Jens van Vliet tijdens de wereldbeker toerskiën in Bormio

Foto’s ISMF

Oostra (49) heeft zo’n beetje overal ter wereld gewoond: Italië, Australië, Singapore, Schotland. Het grootste deel van haar sportieve leven deed ze aan mountainbiken en trailrunning – op hoog niveau, naast een voltijds baan als paardenarts. Een gebroken rug, veroorzaakt door ernstige overtraining, dwong haar te stoppen met competitief fietsen en rennen door de bergen. De rug genas, min of meer. Toen ze vier jaar geleden verhuisde naar de Franse Alpen, vlakbij wintersportplaats Morzine, belandde ze via haar Franse vriend in het toerskiën.

Ze hebben het gevoel dat ze dit móeten doen, zegt Oostra, ook al is de kans op succes gering. Nederlandse toerskiërs moeten ervaring opdoen – als het niet voor de Spelen is in Milaan-Cortina d’Ampezzo, dan voor die erna. „Als we dit nu niet doen, dan gebeurt er niets. We moeten de spotlight op deze sport zien te krijgen. Zorgen dat mensen in Nederland het leren kennen.”

Zigzaggend de berg op

In Bormio ligt het olympische parcours op zaterdagochtend klaar voor een eerste verkenningsronde door de atleten. De sprintrace bevat een aantal verplichte elementen. In de klim zitten diamonds – ruitvormige obstakels waardoor de atleten zigzaggend de berg op moeten. Even verderop bevindt zich een trap, waar de portage plaatsvindt: ski’s op de rug en zo snel mogelijk naar boven rennen. De afdaling bestaat uit een reeks scherpe bochten met slalompoortjes en een jump.

Cruciaal is de wissel op het hoogste punt in de race, waar de atleten zich razendsnel moeten ontdoen van hun stijgvellen. Stokken neerleggen, schoenen bij de hak vastklikken, beide vellen in één beweging eraf (vaak met een behendig sprongetje), opbergen in je jasje en hup, de afdaling in. Wie deze routine niet snel genoeg uitvoert, verliest kostbare tijd.

In de klim zitten diamonds – ruitvormige obstakels waardoor de atleten zigzaggend de berg op moeten Video ISMF

Precies dat overkomt Jens van Vliet, op zaterdagochtend, bij zijn kwalificatieronde in de sprint. Aan de finish kan hij een lichte frustratie niet onderdrukken. „De vellen bleven plakken aan mijn hand”, zegt hij, nog hijgend van de inspanning. „Ik moest ze tot drie keer toe opnieuw lostrekken en in m’n jasje proppen.” Hij haalt z’n vellen tevoorschijn en laat zien wat er boven gebeurde. „Kostte tien seconden extra!”

„Tien seconden is toch te overzien?”, zegt zijn vader Cees, die naast hem staat.

Jens, nog steeds enigszins geagiteerd: „Het kan het verschil zijn tussen wel of niet kwalificeren.”

Cruciaal is de wissel op het hoogste punt in de race, waar de atleten zich razendsnel moeten ontdoen van hun stijgvellen Video ISMF

‘Geen fouten gemaakt’

Van Vliet haalt de knock out-fase inderdaad niet, zo blijkt even later. Hij eindigt als tachtigste van de 95 deelnemers; in de halve finales van de sprint is er plek voor 36 atleten. Schrale troost: ook als hij tien seconden sneller was geweest, had hij zich niet geplaatst. Nienke Oostra haalt het evenmin: ze wordt 71e, op een deelnemersveld van 79. Ze is „blij” met hoe het ging, zegt ze. „Geen fouten gemaakt vandaag.”

Ze hebben, vertellen Oostra en Van Vliet, geleerd om hun tijden niet te vergelijken met die van de topatleten. Hún concurrenten komen uit landen als België, Bulgarije en Roemenië – en ze zitten dicht op elkaar in de uitslagen. Zolang ze maar iedere race verbetering ziet bij zichzelf, zegt Oostra, is ze tevreden.

Illustratief voor het financiële en logistieke gat met de traditionele wintersportlanden zijn de tenten in de athletes area. De Zwitsers, Fransen, Italianen en Duitsers hebben opklapstoeltjes, hometrainers en werkbanken bij zich om hun ski’s op te waxen. En de Nederlandse tent? Die is leeg, op twee tassen en een paar ski’s na.

De Franse atleten, zo vertelt Oostra, beschikken over zeker tien begeleiders: een fysiotherapeut, een teamdokter, materiaalmensen, meerdere coaches. Buiten op straat staan de busjes van de nationale skimo-bond waarmee ze naar Bormio zijn komen rijden. Ze ontvangen een salaris en hebben vaak ook nog privé-sponsoren, zodat ze zich fulltime aan hun sport kunnen wijden.

De uitslagen in Bormio vertellen het verhaal. In de top-5 van de vrouwen bij de sprint op zaterdag: een Française, een Duitse, een Spaanse en twee Zwitsers. Bij de mannen: twee Spanjaarden, drie Zwitsers.

Springveren goed afgesteld

Op zondagochtend staat de tweede discipline op het programma: de gemengde estafette. Vier rondjes, vrouw-man-vrouw-man, op een parcours dat ongeveer anderhalf keer zo lang is als dat van de sprint.

Bij de tent checken Jens van Vliet en zijn vader Cees of alles in orde is. Vellen strak op de ski’s? Check. Bindingen goed afgesteld? Check. Rugzak – om de ski’s aan te bevestigen bij de portage – in orde? Check. Jens neemt nog snel een slok dorstlesser met koolhydraten.

Om zich te plaatsen voor de finales, moeten Oostra en Van Vliet ieder een individuele kwalificatie lopen van één ronde, waarvan de tijden bij elkaar worden opgeteld. Alleen de vierentwintig snelste duo’s mogen starten in de finales: kwalificatie gaat nóg lastiger worden dan op zaterdag.

Skimo-atleten tijdens de sprintfinale (v) van de wereldbeker toerskiën in Bormio
Foto Antonio Calanni/AP

Terwijl Jens aansluit in de rij voor de start, vertelt Cees hoe ingewikkeld het is voor het duo om genoeg trainingstijd te vinden, naast hun baan en hun studie. Oostra werkt tegenwoordig vanuit huis, als teamleider bij een online hulpdienst voor dierenartsen. Haar werkdag loopt van drie uur ’s middags tot tien uur ’s avonds, zodat ze in de ochtend kan trainen: ’s winters op de ski’s, ‘s zomers op de mountainbike.

Van Vliet woont in Innsbruck, waar hij een master in energy engineering volgt. Hoewel hij daar vlakbij de skipistes zit, traint hij vaak minder dan hij zou willen – hij werkt ook nog eens twaalf uur per week als data-analist. Op de vrijdag dat hij in de auto stapte naar Bormio, ging hij om zeven uur ’s ochtends naar bed: deadline voor een studieproject.

Het is, zegt Oostra even later, eigenlijk best knap hoeveel vooruitgang ze hebben geboekt in zo’n korte tijd, met zoveel beperkingen. „Dit is onze vijfde wereldbekerwedstrijd ooit. Tot een jaar geleden had ik nog nooit een jump gemaakt. En toch is het gat met de top niet zó groot dat je denkt: wat hebben we hier te zoeken?”

Paspoort vergeten

Bij de kwalificatie loopt Van Vliet een tijd van 7:33 . Het ging beter dan gisteren, „maar niet perfect.” Met deze tijd, zegt hij terwijl hij naar het uitslagenbord tuurt, zit ook de B-finale er niet in. „Tenzij Nienke net heel hard gelopen heeft.”

„Nee”, zegt Cees. „Die ook niet.”

Als de eindstand van de kwalificaties bekend is, blijkt er nóg een tegenvaller te zijn: Oostra heeft een tijdstraf gekregen van een minuut. Ze had haar paspoort niet bij zich tijdens de race – en identificatie is verplicht, bij de materiaalcheck na afloop. „Tja”, schudt Cees van Vliet zijn hoofd. „Regels zijn regels.”

In de ochtendzon kijken ze met z’n drieën naar de finales. En dan is het tijd om naar huis te gaan. Er wacht nog een lange autorit: vijf uur naar Beieren voor Jens en Cees, zeven uur naar de Franse Alpen voor Nienke. Morgen moet er weer worden gewerkt en gestudeerd.

Terwijl een paar honderd meter verderop de medailles van de gemengde estafette worden uitgereikt (1. Spanje 2. Frankrijk 3. Zwitserland), laden Jens en Cees op het parkeerterrein de ski’s in hun auto. Volgende week is alweer de volgende wedstrijd, in Zwitserland. Daarna gaat het nog naar Oostenrijk, opnieuw Italië en nog een keertje Zwitserland. Alleen de laatste wereldbekerrace, nabij de poolcirkel in Tromso (Noorwegen), slaan ze over.

Zijn ze ook weer hier in Bormio, over een jaar, bij de Olympische Spelen?

„Ik denk”, zegt Cees van Vliet, „als toeschouwers.”

De finale van de sprintrace (v) bij de wereldbeker toerskiën in Bormio
Foto Antonio Calanni/AP



Delen