Salssabil Zamantouti, de juf van groep vier, slaat haar hand voor haar mond en kijkt naar Jos van den Broek, die verderop aan tafel zijn middagboterham zit op te eten. Ze noemde hem net opa – „de opa van de school” – en nu denkt ze dat ze hem beledigd heeft. Maar nee, Jos van den Broek (74) is niet beledigd. Hij is gráág de opa van de school. Hij voelt zich veréérd dat hij hier mag zijn. „Dan is het goed”, zegt juf Salssabil. „En u weet dat u zo vaak mag komen als u wilt. Wij zijn altijd blij.”
Het is maandag eind van de ochtend en dit is de islamitische basisschool Er-Risèlèh (de boodschap) in Leiden. De kinderen spelen buiten, overblijfmoeders houden de wacht en zo meteen gaat Jos van den Broek – kinder- en kleinkinderloos – lesgeven bij juf Salssabil, over walvissen. ‘Natuur: meester Jos’ staat er op het programma dat in het klaslokaal hangt. Hij komt na ‘stillezen’ en ‘rekenen’ en ‘spelling’ en ‘fruit eten + weekendpraat’ en voor de dagafsluiting met een vers uit de Koran. Maar nu is het nog ‘grote pauze’ en loopt hij de trappen op naar boven, naar de bibliotheek. Daar kunnen we rustig praten. Aan de wand hangt een affiche van Dulle Griet van de Vlaamse schrijver Geert De Kockere. Op het bureau van de bibliotheekmoeder: De medicijnman van de Nederlandse journalist Wim Köhler. Wat je wilt weten over je lijf.
Jos van den Broek is biochemicus. Voorheen was hij hoogleraar in Leiden en hij heeft net een Doeboek voor leerkrachten gepubliceerd: Proefjes voor een betere wereld. Het had ook wel Encyclopedie van alles waarmee je kinderen kunt verbazen kunnen heten. Hoe je zelf met een stuk steekschuim, een paar verzinkte ijzeren spijkers en koperdraad een stroomcircuit kunt aanleggen. Hoe je een pauw kunt ontmaskeren. De kleuren zijn fake! Kijk eens goed naar deze draak. Die poten, die vleugels, die vuurspuwende bek. Realistisch? Anatomisch mogelijk? Gooi een druppel azijn in een pan rodekool. Een schepje soda. Wat gebeurt er? Die blozende kerstman met zijn kogelronde buik: bedacht door Coca-Cola. Wat zou daarachter zitten? Wie heeft daar voordeel bij? Koning Salomo uit de Bijbel en de profeet Suleiman uit de Koran: dezelfde persoon en hun wijsheid blijkt… Hart, Hoofd en Handen heet Jos van den Broeks zelfontworpen leersysteem en het is compromisloos idealistisch. Bildung, daar streeft hij naar. Kinderen vormen tot zelfstandige en kritisch denkende mensen met gevoel voor geschiedenis en cultuur. „En respect voor andere culturen.” En ja, hij weet ook wel dat het niet meer vanzelfsprekend is. Trekt hij zich niets van aan. Hij doet wat hij moet doen. Hij kan niet anders.
Ik herinner me geen moment dat ik werd uitgedaagd. Het was rijtjes stampen en hersenvakkenvullen
Hoe hij op Er-Risèlèh terecht is gekomen: „Twee jaar geleden was ik Wijscoman tijdens Leiden European City of Science en trok ik met mijn Wijscokar langs straatfeesten en scholen om kennis te verspreiden. En toen vroeg een van de juffen of ik hier vaker wilde komen.” Eerst deed hij alleen de plusklassen, voor kinderen die ‘extra lesstof’ krijgen aangeboden. Maar hebben niet álle kinderen recht op extra lesstof? Nu geeft hij les aan de groepen één tot en met acht, ook aan de kleuters. En komt hij hier elke week. Of vaker.
Een katholiek gezin uit Brabant, de oudste van acht. Op de lagere school was hij „de beste van de klas”, dus dat werd het gymnasium, in Helmond. Toen verhuisden ze naar Rotterdam – zijn vader werd chef de bureau bij Dow Chemical – en ging hij naar de hbs. Hbs-b. „Ik herinner me geen moment dat ik werd uitgedaagd”, zegt hij. „Het was rijtjes stampen en hersenvakkenvullen.” In zijn eindexamenjaar had hij met kerst vier vijven en een vier op zijn rapport. Hadden zijn – teleurgestelde – ouders hem maar op een Montessorischool gezet, denk hij nu. Daar was hij „geknipt” voor geweest, met zijn manier van leren. Zelf dingen uitzoeken, zelf doen. Maar dat was bij hem thuis niet aan de orde. En ja, je zou kunnen zeggen dat hij de leraar is geworden die hij zelf graag had willen hebben, als hem dat niet zo ijdel in de oren klonk.
Na zijn eindexamen ging hij scheikundige technologie studeren in Delft, daarmee zou hij zéker een goedbetaalde baan vinden. „Ik heb er geen enkele positieve herinnering aan.” Het was van korte duur, want hij werd ziek. Hij lag een halfjaar in bed met een hernia. Het bleek een blessing in disguise. Hij las alles van Louis Couperus en verbeterde zijn Engels met The Lord of the Rings. En later zijn Duits met Hermann Hesse. Hij kwam tot het inzicht dat je met scheikunde ook mensen beter kon maken. Zo werd het voor hem, op zijn negentiende, biochemie, in Leiden. „Mijn eerste volstrekt eigen keuze”, zegt hij. „Tegen de zin van mijn ouders.” Hij weet nog steeds niet goed waarom. „Misschien omdat ik naar Delft op de brommer kon en naar Leiden niet.” Hij moest dus op kamers en woonde in een huis met mensen die Japans studeerden, of geneeskunde. Hij werd er, zegt hij, herboren.
Promotie in de farmacologie, hoofdredacteur van Bionieuws, daarna hoofdredacteur van het populairwetenschappelijke tijdschrift Natuur & Techniek. Met een beurs voor wetenschapsjournalisten ging hij naar de VS. Zijn leerstoel, van 2007 tot 2017, heette biomedical science communication. Maar dat is nu allemaal voorbij. Nu leeft hij voor zijn vrouw – voorheen werkzaam bij de bèta- en medische bibliotheek van de Vrije Universiteit – en voor de kinderen op school. Wat gunt hij hun het geluk van goed onderwijs. En zichzelf het geluk om daar aan bij te dragen.


Jos van den Broek geeft les aan groep vier.
Foto’s Roger Cremers
Dan gaat de bel en komen twaalf kleuters twee aan twee de bibliotheek binnen marcheren. Jos van den Broek gaat naar het lokaal van juf Salssabil en stalt de spullen uit die hij heeft meegenomen. Schedels, wervels, een enorm stuk van een kaak, baleinen – allemaal van walvissen en bijna allemaal zelf gevonden op het strand. De kinderen van groep vier, zeven of acht jaar oud, zitten in een kring voor hem en mogen alles aanraken, voelen, strelen, op hun handen wegen. Op het smartboard projecteert hij de slagtand van een mannelijke narwal, een walvis, en hij herinnert de kinderen eraan dat ze die ook in het echt hebben gezien. Waar ook alweer? In het museum, ja. Welk museum? „Boer… boer… boer…”, zeggen de kinderen. Eén kind weet het weer: „Boerhaave.”
„Boerhaave, ja”, zegt Jos van den Broek. „We waren in Rijksmuseum Boerhaave.”
‘Narwal, bruinvis, vinvis’ staat er op het smartboard. Zijn dat alle drie vissen? „Ja, ja, ja”, zeggen de kinderen en Jos van den Broek zegt: „Nee, nee, nee.” Het zijn – ja, wat?
Diepe stilte.
Jos van den Broek: „Zoogdieren. Net als een koe en een giraf en een geit.” En dan deze vraag: „Zijn mensen ook zoogdieren?”
De geschiedenis van Woutertje Pieterse, Multatuli. Juffrouw Pieterse, Woutertjes moeder, houdt een theekransje, met salie en janhagel, en dan zegt Stoffel, Woutertjes broer, tegen juffrouw Laps dat zij een zoogdier is. Een zóógdier? Juffrouw Laps? Nee, dat loopt niet goed af.
Die jongen die werd opgeslokt door een walvis. Hebben jullie dat gezien?
De kinderen uit groep vier willen het eerst ook niet geloven, totdat Jos van den Broek een foto laat zien van een jonge walvis die bij zijn moeder drinkt. „Een kalf”, zegt hij. „Het jong van een walvis noemen we een kalf.” Een van de meisjes: „Een koe heeft ook een kalf. Een vrouw heeft een kind. En een kind drinkt uit de borst. Mijn broertje dronk uit de borst van mijn moeder.”
Juf Salssabil wil nu ook wat zeggen. „Die jongen die werd opgeslokt door een walvis. Hebben jullie dat gezien?”
„Oe, ja”, zeggen de kinderen. Het was op het Jeugdjournaal. Een jongen was aan het kajakken met zijn vader, in de zee bij Chili. Hij werd met boot en al opgeslokt en meteen weer uitgespuugd. „Een wonder”, zegt juf Salssabil.
„Geen wonder”, zegt Jos van den Broek. Hij pakt de baleinen erbij, de dikke, harige kabels in de muil van een baleinwalvis. „Een zeef”, zegt hij. „Daarmee filtert hij zijn eten uit het water en alleen heel kleine diertjes en plantjes passen erdoor.” Dus de jongen in zijn kajak? Die was gewoon veel te groot.
