Bij vier rechtbanken in Nederland kunnen burgers vanaf 1 maart terecht voor een eenvoudigere afhandeling van civiele zaken, zoals een burenruzie, huurconflict of verkeersboete. Bij de kantonrechtbank van Overijssel, Den Haag, Zeeland-West-Brabant en Rotterdam wordt de komende drie jaar geëxperimenteerd met deze zogenoemde ‘regelrechter’. Minister Eddy van Hijum (Sociale Zaken, NSC) verwacht dat de drempel om naar de rechter te stappen zo lager wordt.
Er liepen al een paar jaar pilots met regelrechters om te kijken of sommige rechtszaken goedkoper, sneller en laagdrempeliger konden worden afgehandeld. Zo was er wijkrechtspraak in Den Haag Zuidwest, een buurtrechter in Amsterdam-Zuidoost en waren er regelrechters in Rotterdam en Dordrecht. Het ministerie van Justitie en Veiligheid verwacht dat de regelrechters jaarlijks zo’n vierhonderd zaken zullen afhandelen.
Alleen in zaken waar een kantonrechter over moet oordelen, zoals arbeidsconflicten of familiezaken, zal een regelrechter worden ingezet. Nu moeten voor dergelijke procedures soms allerlei juridisch onderbouwde documenten worden ingeleverd en is er een deurwaarder nodig om een zaak te starten. Bij de regelrechter hoeft dat niet meer, maar kan een zaak online worden aangevraagd via een formulier.
Ook is het mogelijk een betalingsachterstand bij een schuldeiser, zoals een zorgverzekeraar, woningcorporatie of energieleverancier, via de regelrechter op een laagdrempelige manier te regelen. De rechtbank nodigt de gedaagde per brief, WhatsApp en e-mail uit voor de informele zitting.
Al ruim een decennium laten De Verleiders hun verontwaardiging over wat er mis is in de wereld vrijelijk stromen. Wat begon met scherpe satire op het bankwezen, kreeg een vervolg met fileerperformances over bijvoorbeeld de farmaceutische industrie, privacy en genderongelijkheid. Maar het gezelschap kreeg ook kritiek, bijvoorbeeld nadat ze in 2019 in tv-programma De Wereld Draait Door flink van leer trokken tegen de AIVD, maar veel van hun claims niet bleken te kloppen.
Nu is er de jubileumvoorstelling Bureau Buitenschot (de tiende Verleiders-productie) waarin wordt ingehakt op de consultancybranche. Houd je hart maar vast, adviesbureaus – zou je denken.
Consultancy is geen onderwerp waarvan je meteen gaat watertanden als theaterganger. De wereld van bedrijven als EY, McKinsey en KPMG, waarin adviestrajecten de kassa laten rinkelen: maak daar maar eens spannend theater van. Gelukkig is het jubilerend gezelschap juist daarin gespecialiseerd. Eerdere voorstellingen wisten ieder feitenrelaas, dat de makers nodig hadden om hun punt te maken, zo te presenteren dat zelfs jaarcijfers of een droog grafiekje boeiend theater opleverden. Regisseur Leopold Witte probeert ook in de nieuwe performance het tempo hoog te houden, maar het resultaat is wisselend. Zijn de verleidingskrachten van de kritische theatermakers een beetje uitgewerkt, na tien jaar schoppen tegen het systeem?
In Bureau Buitenschot wordt een fictief consultancybureau opgevoerd dat een opdracht bij een besluiteloze minister in de wacht sleept. Scènes op het ministerie en op het kantoor van het hypercommerciële bureau worden afgewisseld met mini-presentaties over blunders van wereldwijde consultancybureaus en branchecijfers. Zo rekent theatermaker George van Houts voor dat voor iedere twee onderwijsmedewerkers één (onderwijs)consultant aan het werk is, om vervolgens in te zoomen op een – door consultants begeleid – visietraject voor een basisschool. Uit deze intermezzo’s doemt een beeld op van een totaal uit de hand gelopen sector, waarin heel veel geld wordt verdiend met gebabbel en het gooien met onbegrijpelijke termen.
Lees ook
De Verleiders vinden de ‘pandepaniek’ absurditeit optima forma
Teleurstellend betoog
Hoe deze sector zo groot heeft kunnen worden? In het script van Tom de Ket schetsen De Verleiders daar grofweg twee redenen voor. Één: er zijn ontzettend veel theoretisch opgeleide Nederlanders, die ‘niets kunnen’ (of althans: geen meubels maken of straten leggen) en dus bij adviesbureaus komen te werken waar ze visies ontwikkelen of onderzoeken uitvoeren. Twee: niemand wil nog verantwoordelijkheid nemen, bepleit Pierre Bokma in zijn rol als hoofd van het fictieve consultancybureau. We durven geen eindverantwoordelijke te zijn en huren daarom, voor veel te hoge bedragen, anderen in om dit te doen.
Vanuit de gedachte dat bijna niemand zijn hoofd meer boven het maaiveld durft uit te steken, ontstaat ook een verhaallijntje over een universitair docent (gespeeld door Victor Löw) die door anonieme klagers aan zijn universiteit wordt beschuldigd van intimidatie. Bureau Buitenschot heeft onderzoek gedaan naar de klachten en de docent komt verhaal halen. Hij wil weten wie er achter de meldingen zit. Met de woorden ‘grensoverschrijdend gedrag’ valt tegenwoordig iedereen te ‘cancellen’, zo is het idee. En daarbij zijn er ook nog twee consultants aan het begin van hun carrière (Linde van den Heuvel en Steye van Dam) die – stevig ellebogend – hun weg omhoog vechten bij Bureau Buitenschot.
Al met al is het een mager en teleurstellend betoog dat De Verleiders dit keer presenteren. Ja, er zijn ontzettend veel consultants en ook ontzettend veel coaches – twee beroepsgroepen die in de performance op één hoop worden geveegd, maar de implicaties hiervan worden nauwelijks uitgewerkt en een duidelijke onderbouwing ontbreekt. Bureau Buitenschot komt nogal onzorgvuldig over. Het is een wilde mix van statements en verhalen, die minder overtuigt dan eerdere performances.
Mercedes bood in Parijs de gerestaureerde Mercedes 600 van Maria Callas te koop aan, de enorme witte slee waarin de stersopraan van opera naar opera werd gechauffeerd. Het is én een gratuite én een goede vraag waarom luxe auto’s altijd groot moesten zijn. Natuurlijk voor de ruimte, die comfort bracht en de weelde uitdroeg waar de groten der aarde recht op meenden te hebben. Je kon een Callas moeilijk in een Mini bij de Scala van Milaan laten voorrijden. Maar in de klassenmaatschappij die ook toen al meer op geld en macht dan op verdienste rustte, stond grootte boven alles voor symbolisch overwicht. De 600 was voor sterren en despoten het beeldmerk van hun grenzeloze minachting voor matigheid. Je stond ver boven wetten van discretie of fatsoen en blijkbaar moest de auto daarvoor ook fysiek de plaats innemen die in overeenstemming was met de maatschappelijke positie van de eigenaar. Daarvan afgezien waren kleine auto’s uiteraard heel lang een beproeving voor bestuurders, primitief en luidruchtig.
Hoe anders is dat nu. De kleinste stekker-Chinees heeft elektrisch verstelbare stoelen. Mini’s zijn duur en luxueus. Voor het rijcomfort in de Golf-klasse moest je vroeger bij een Duits topmerk aankloppen. Mercedes, Audi en BMW lanceerden hoogwaardige kleine modellen. Niettemin blijft het woord topklasse als vanouds gereserveerd voor grote, kostbare gevaartes. Lengte blijft die toxische verlokking. Nu zijn succesvolle Chinezen in de ban – die willen van elke Europese überlimo de verlengde versie. Het voor de hand liggende concept van een compactere auto-elite is nooit ingedaald.
Het zou eens tijd worden, nu in stad en land de ruimte en de tolerantie voor de grote maten krimpen. Niets weerhoudt een topmerk de verworvenheden van de bovenbouw – stilte, comfort, afwerkingsniveau – naar kleinere modellen af te schalen. Lexus deed het en dat is voortreffelijk gelukt.
Zoom in voor alle details van de Lexus LBX Klik op de punten voor uitleg over de details.Foto Merlijn Doomernik
Met de Lexus LBX verwachtte ik een gegentrificeerde Toyota Yaris voor de deur te krijgen. Technisch zijn ze met die lullige hybride driecilinder identiek, maar de premium-kopie biedt onverwacht veel meer. Het vijfdeursje trekt als een speer, blijft op de snelweg ver boven zijn stand koersvast, maakt bij constante snelheden geen en bij optrekken opmerkelijk weinig lawaai. Op welke manier dan ook kreeg Lexus het gedaan het klagende geluid van een versnellende hybride af te zwakken tot een vriendelijk zacht knorren. Indrukwekkend.
Prettig rond en niet te dik
Een chauffeursauto zal dit nooit worden. Achterin kan geen normaal mens chillen. Maar voorin zit hij met voldoende been- en nog meer hoofdruimte plezant, de stuurpositie is goed, de afwerking top. De deurtjes slaan dicht met chique doffe klappen, het dashboard oogt exquise met een mooi geïntegreerd multimediascherm dat niet zoals bij ordinaire kleintjes beeldverpestend als een botte iPad op het dashboard is geplakt. Het stuur is prettig rond en niet te dik, de stereo geweldig. En nog grif deugpunten scoren ook. De LBX paart de rijkwaliteiten van een Lexus aan het verbruik van een boodschappenauto. Ik haalde 1 op 18 en met iets meer zelfbeheersing had ik er zo 1 op 20 van gemaakt. Na het bijvullen van het piepkleine benzinetankje, 36 liter, kan ik volgens de boordcomputer 570 kilometer verder en die afstand haalt hij met gemak als je je inhoudt.
Foto’s Merlijn Doomernik
Al met al niets dan lof. Ook van buiten oogt de LBX niet knullig en zelfs enigszins dynamisch met zijn scherp dalende motorkap en stoer geknepen koplampen. Die heeft er zin in, zie je. Zin in alles eigenlijk, van buiten spelen tot bemoederen. Voor gevaren waarschuwt hij zo zelfverzekerd als hij oogt. Ook voor naderende achterliggers, het Lexus-woord voor bumperklevers. Een waarschuwing waar de LBX trouwens geen risicobeperkende adviezen aan verbindt, zodat je toch een beetje met zijn dreigingsanalyse in je maag blijft zitten. Wat moet je ermee? Harder gaan rijden? Klever de stuipen op het lijf jagen met een linke remactie? GEEN IDEE. Het doet er ook niet toe. Jij bent gelukkig. Nooit meer laden en toch maar 107 gram CO2 per kilometer uitblazen met een brok boterzachte bonsailuxe, kom er eens om in je historische Mercedes-sloep. De test-LBX had zelfs vierwielaandrijving – hoef je geen suv meer voor de wintersport. Die deftigheid kost wat. Een basisprijs van 37.495 euro en ruim vijftig mille voor de testauto zijn niet mals. Maar topklasse heeft een prijs en Maria Callas had hem gerust kunnen kopen.
Actrice en theatermaker Elvis de Launay staat er een beetje beduusd bij. Ze heeft ons net verteld dat er dreigementen zijn geuit richting Theater Bellevue omtrent de voorstelling die ze straks desondanks voor ons gaat spelen. Over de redenen voor de dreiging zegt ze zelf ook niet veel te weten – maar, zo speculeert ze, het zou te maken kunnen hebben met enkele antisemitische uitspraken die Elsa von Freytag-Loringhoven heeft gedaan. Of misschien gewoon met het feit dat er een naakte vrouw op de poster stond. Nou ja. Laten we dan maar beginnen?
Een deel van het aanwezige publiek lijkt volledig in de dreiging te geloven en moedigt De Launay aan om zich niet te laten intimideren. Het is een sterk en goedgekozen ontregelend begin dat de toon zette voor een voorstelling over een ontregelende vrouw. Barones Elsa von Freytag-Loringhoven (1874-1927) was een van de meest radicale kunstenaars van haar tijd: ze maakte haar eigen lichaam tot canvas in wat tot de eerste voorbeelden van performancekunst kan worden gerekend, was een pionier op het gebied van klankpoëzie, en maakte enkele van de eerste ready-mades. De laatste jaren hoopt het bewijs zich op dat zij, en niet Marcel Duchamp, de kunstenaar van het beroemde Fountain was.
Theatermaker Ludwig Bindervoet worstelt in zijn tekst openlijk met de vraag hoe je een kunstenaar als Von Freytag-Loringhoven recht doet in een voorstelling een eeuw na dato. In eerste instantie trakteert De Launay het publiek op een geschiedenisles. Bijna achteloos somt ze de belangrijkste feiten op – tot ze zichzelf verwijt tóch in de valkuil van het biografische theater te zijn getrapt. Is de kunstenaar niet meer dan haar privéleven? Kunnen we haar niet veel beter via haar kunst tot leven wekken?
Elvis de Launay met hond Pinky in de voorstelling Mama Dada. Foto Sanne Peper
De diepste krochten
In de indrukwekkende performance die volgt, tracht De Launay de kunstenaar dan ook zo goed mogelijk te belichamen. De dada-poëzie van Von Freytag-Loringhoven speelt daarin een belangrijke rol, en de actrice lijkt de voordracht ervan uit de diepste krochten van haar ziel op te roepen. Daarnaast roepen de kostuums van Carmen Schabracq perfect de collagestijl van de kunstenaar op: uit huis-tuin-en-keukenobjecten creëert De Launay hoogst oorspronkelijke creaties, die haar het voorkomen van een mythologisch figuur geven.
Net als in eerder werk breekt Bindervoet in Mama Dada een lans voor de onbeheersbaarheid van kunst. In een geestige scène met sokpoppen laat hij De Launay twee kunstbeschouwers opvoeren die Von Freytag-Loringhoven in hedendaagse feministische termen proberen te vangen, en haar zo voor hun eigen ideologische karretje willen spannen. Steeds opnieuw verwerpt Mama Dada de neiging om kunst tot een eenduidige betekenis te reduceren.
Die onbeheersbaarheid wordt nog het beste belichaamd door de hond die ook op de speelvloer aanwezig is: Pinky, de trouwe viervoeter in wiens gezelschap de barones uiteindelijk overleed. Het dier luistert lang niet altijd naar wat De Launay van hem wil, wat nog een extra laag van weerbarstigheid aan de performance toevoegt. Niemand kan de kunst bedwingen, overmeesteren of controleren, betoogt Mama Dada – óók de kunstenaar zelf niet.