N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie
Boeken
Moordzaak Ze werd ‘de heks van Anjum’ genoemd en zou twee veel jongere mannen hebben vermoord. Een boek werpt de vraag op of hier sprake was van een gerechtelijke dwaling.
Ben je in Nederland in hoger beroep veroordeeld voor moord, maar vind je dat niet terecht? Dan moet je kunnen wijzen op een novum, een nieuw feit, dat eerder bij behandeling van je rechtszaak niet bekend was. Eerder zal de zaak niet heropend worden, je blijft zitten waar je zit. Veroordeelden en hun advocaten gaan daarom op zoek naar dat ene nieuwe feit.
Zo vertelde advocaat Paul Acda twee weken geleden in de talkshow Khalid & Sophie over een mogelijke gerechtelijke dwaling in een zaak van bijna twintig jaar geleden, waarbij vier mannen werden veroordeeld voor een moord op een pompbediende. Het afdwingen van een bekentenis tijdens de verhoren, zou een novum zijn in deze zogenaamde ‘pompmoord’.
Acda is ook de advocaat van Marjan van der E. die nog veel langer geleden, in 1998, werd veroordeeld voor twee moorden in Anjum in Friesland. Ook in haar zaak had hij in januari 2020 een heropeningsverzoek klaarliggen, maar toen overleed de vrouw en haar nabestaanden wilden liever niets meer met de zaak te maken hebben.
Daarmee leek de zaak echt onherroepelijk afgesloten, tot in november vorig jaar een boek verscheen met de titel De heks van Anjum, naar de bijnaam van deze Marjan, geschreven door journalist en auteur Margriet Brandsma. Omdat zij veel in Friesland verkeerde en ook wel in Anjum boodschappen deed, kwam de moord daar eens ter sprake. Het intrigeerde Brandsma dat een 52-jarige pensionhoudster – een biologe die had gewerkt als ambtenaar en leraar – twee veel jongere mannen die toch sterker moesten zijn geweest dan zij was, op haar terrein had gewurgd of de hersens had ingeslagen. Hoe meer Brandsma zich verdiepte in de zaak, hoe raadselachtiger het werd. Van der E. heeft altijd ontkend de moorden te hebben gepleegd maar werd in 1998 in hoger beroep veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging. Brandsma besloot op zoek te gaan naar de mens achter de ‘heks’ en dat resulteerde in een knappe biografie van een moordenares. Of zondebok.
Obsessie met de wet
Het aantal personen dat Brandsma heeft gesproken is groot en doet soms duizelen, maar uit de verhalen verschijnt een vrouw met verschillende gezichten. Volgens (studie-)vrienden en haar ex-man had Marjan een ‘obsessie met de wet’ en ‘op sociaal gebied soms een blinde vlek’, ‘ze had weinig respect voor anderen, maar ze wilde tegelijkertijd ook anderen redden’. Dat ze moorden zou hebben gepleegd is voor de een onvoorstelbaar en voor de ander zonneklaar. Vooral de buurtbewoners uit Anjum en omgeving spotten haar criminele vriendenkring waardoor ze meenden dat zij ook tot moord in staat zou zijn geweest. Brandsma spreekt daarnaast met oud-politiemensen, juristen, rechtspsychologen en met bijvoorbeeld Klaas Langendoen – de in de tijd van de IRT-affaire ontslagen chef van de Criminele Inlichtingsdienst – die als privédetective door de verdediging van Marjan werd ingehuurd om te zoeken naar nieuwe feiten.
Naast alle gesprekken kreeg Brandsma ook toegang tot het archief van Marjan waarin persoonlijke brieven zaten. ‘Ze geven me af en toe het gevoel dat ik een gesprek met haar voer’, schrijft ze, ‘omdat ze in die brieven vragen beantwoordt die ik haar had willen stellen (…) Toch blijf ik me voortdurend afvragen of ik dichtbij kom.’ Wat die antwoorden dan precies zouden zijn, wordt niet duidelijk. De gouden tip vindt Brandsma dus ook niet in het archief.
Het grote verschil met een feitenrelaas of een objectief rechtbankverslag is dat Brandsma haar eigen mening ook te berde brengt. Halverwege het boek twijfelt ze of Marjan wel de dader is (‘Schuldig of onschuldig, wat denk ik eigenlijk zelf’) en weer later geeft ze aan dat er toch ook wel veel tégen haar pleit. De hennep, de fraude, de verhalen over poging tot vergiftiging, allemaal verzinsels? ‘Wel niet, wel, niet, ik kom er niet uit.’
Het tweede deel van het boek is het spannendste: ‘rechercheur Brandsma’ gaat zelf op onderzoek uit en begeeft zich – zo bouwt ze het op – in het hol van de leeuw. We moeten daarvoor even terug in de tijd, namelijk naar hoe de rechtszaak aan het rollen is gebracht. De partners in crime van Marjan wat betreft de hennepkwekerij op het terrein van het pension, Ernst en Jaap, wisten van de moorden en besloten – naar eigen zeggen uit gewetensbezwaar – een dag voor kerstmis 1997 aangifte te doen tegen Marjan. De politie rukte meteen uit en arresteerde haar diezelfde avond.
Amateurdetective
In 2020 zijn beide mannen onafhankelijk van elkaar bereid met Brandsma te praten (Jaap) of te mailen (Ernst) over de aangifte. Normaal is het vinden van een nieuw feit – als Brandsma daar al op zoek naar was – als zoeken naar een speld in een hooiberg. Maar nu lijkt het haar door de mannen in de schoot te worden geworpen. Het geheim van Anjum gestript door een amateurdetective? Het was geen ‘spontane aangifte’, zoals het OM altijd heeft beweerd maar een ‘aangifte onder voorwaarden’. Ze wilden dus wel aangifte doen van deze zaak die noord-oost Friesland op haar grondvesten zou doen trillen, maar alleen als ze zelf niet als verdachten bij de zaak betrokken zouden worden. Eén van hen was informant van de politie, had door zijn eigen escortservice (chantabele) contacten bij het Openbaar Ministerie en bleek 20.000 gulden te hebben gekregen voor zijn gouden tip. ‘Kijk’, legt hij de gang van zaken nu uit aan Brandsma: ‘met een officier kun je handjeklappen, die is beïnvloedbaar. Een rechter niet.’ Een deal dus waar het Hof noch de advocaten weet van hadden. Met de kennis van nu, concludeert Brandsma aan het einde van haar onderzoek, zou je zeggen dat Marjan van der E. geen eerlijk proces heeft gehad. Dat zij onschuldig is, beweert Brandsma niet, maar de veroordeling voelt wel onrechtmatig.
Lees ook: Rechter tast mis, schrijver treft doel
Dan toch maar even bellen met advocaat Paul Acda, want deze bevindingen zullen koren op zijn molen zijn. Hij was verbijsterd, zegt hij desgevraagd: „Als de feiten in het boek kloppen, dan vind ik de rol van Justitie kwalijk. De rol van de informant had nooit buiten het dossier gehouden mogen worden. En dat een officier van justitie chantabel bleek te zijn, plaatst de zogenaamd spontane aangifte wel in een heel ander daglicht.”
Acda ziet nu twee mogelijkheden: hij zal de nabestaanden vragen of ze willen participeren in een herzieningsverzoek – daar zijn geen kosten aan verbonden – of hij kan zelf aan de Procureur Generaal (PG) bij de Hoge Raad vragen een eventueel nieuw feit te laten onderzoeken.
Het belang van dit boek is niet alleen eventueel eerherstel voor Marjan, het benadrukt vooral ook de rol van de informant in het strafrecht. En in dit specifieke geval wordt de rol van politie en OM ter discussie gesteld. En dat dus allemaal vijfentwintig jaar na het arrest van het Hof in Leeuwarden.