
Interviewen is moeilijker dan het lijkt. Wim Brands, interviewer op radio en tv, kon het goed. Zijn aanpak had soms wat rommeligs, hij sprong graag van de hak op de tak, maar het resultaat was doorgaans een interessant gesprek – en daar gaat het om.
Hij was vooral een interviewer van schrijvers, zo ongeveer alle belangrijke, en iets minder belangrijke, Nederlandse schrijvers van zijn generatie moet hij geïnterviewd hebben. Hij koos ze zelf uit, dus zonder de inbreng van een redactioneel team. De eruditie die hij daarvoor nodig had, etaleerde hij onnadrukkelijk in het gesprek.
Om twee redenen moest ik vorige week aan hem denken. Eerst zag ik op YouTube een uit 1981 stammend gesprek door de fameuze Amerikaanse tv-interviewer Dick Cavett met twee van de beroemdste Amerikaanse schrijvers van die periode: John Updike en John Cheever. Ik had me er heel wat van voorgesteld, want ik ben een liefhebber van hun werk en had zelden interviews met hen gezien, laat staan een gesprek met hen beiden.
Helaas, Cavett was zo trots op zijn gasten dat hij vergat ze serieus aan de tand te voelen. Hij gaf de heren, die zeer bevriend met elkaar bleken, ruimschoots de gelegenheid lovende schouderklopjes en vriendelijke grapjes uit te wisselen. Veel meer kwam er niet uit. Updike bleek licht te stotteren, iets waarover hij zelf al geschreven had, en Cheever praatte met een bekakt Engels accent, wat hem praktisch onverstaanbaar maakte, al kan dat ook aan het alcoholgebruik waar hij berucht om was hebben gelegen.
Cavett zat erbij en luisterde er glimlachend naar zonder iets wezenlijks te vragen. Dat zou Brands niet overkomen zijn, zo kunnen we constateren na de vorige week uitgezonden, boeiende tv-documentaire Strijdmakker die zijn collega David Kleijwegt over hem maakte voor de VPRO. De documentaire bevatte veel fragmenten uit interviews van Brands, waaruit vooral bleek hoezeer hij zich ook zelf in de strijd van zo’n gesprek gooide, zonder dat wij dat als kijker konden weten. Vooral bij het onderwerp dood en zelfdoding zie je Brands steeds naar het puntje van zijn stoel schuiven: hier was hij zelf in het geding, beseffen we nu.
In 2014, twee jaar voordat Brands op 57-jarige leeftijd zelfmoord pleegde, interviewde hij de filosoof en Denker des Vaderlands René Gude die als kankerpatiënt „in reservetijd” leefde, zoals hij het zelf noemde. Het is een fascinerend gesprek (op internet nog altijd te vinden). De sleutelpassage, als ik het in boekentaal mag uitdrukken, zit ook in de tv-documentaire. Wanneer Gude hem aanraadt zich te onthouden van rationaliseringen over de dood, verzucht Brands: „Hoe doe je het als het drie uur ’s nachts is en het is aardedonker en het regent en het uur van de wolf is niet ver meer en je wordt bekropen door die doodsangst en het grote zwarte gat waarin je kijkt en dat tegen je roept, ja maar binnenkort… en dat je je niet meer kunt voorstellen dat je er niet meer bent… Wat dan?”
Gude, die zelf een jaar later zou sterven, zegt weer dat hij zich geen ideeën over de dood moet maken. „De dood daar ben je niet bij als die er is, en als-ie er niet is weet je niet wat het is.” Daarom, zegt Gudé, heeft hijzelf geen angst voor de dood.
Twee jaar later bleek dat hij Brands niet heeft kunnen geruststellen.
Praten over zelfdoding kan bij de landelijke hulplijn 113 Zelfmoordpreventie. Telefoon 0800-0113 of www.113.nl.
