De 13 slechte eigenschappen die elke manager zou moeten hebben

Tegenwoordig kan je geen bedrijf, congrescentrum, hotel, universiteit, theater, buurtcentrum, of restaurant binnen lopen of er is wel een leiderschapscursus aan de gang. Mannen, het zijn uiteraard meestal mannen, die met roos op de schouders, klikkers in de hand en microfoontjes op het hoofd vertellen hoe je een goede leider wordt.

Ik trof er laatst zelfs eentje bij de snackbar – de overige zaaltjes in de buurt zaten blijkbaar al vol vanwege andere leiderschapscursussen – die naast de frituur en achter een flip-over aan een groepje pastelkleurige overhemden en kekke jurkjes stond uit te leggen dat je als manager „empathie, authenticiteit, zelfkennis, lef, zelfspot, sociale intelligentie, vlijt, besluitvaardigheid, nederigheid, zelfvertrouwen, en strategisch inzicht nodig hebt om vanuit vertrouwen richting te kunnen geven”. Ja man. Leiderschap is hot, hoor.

Zó hot, dat ik me de laatste tijd steeds vaker afvraag: zouden al die leiderschapsprogramma’s ook de waarheid vertellen? Dat je niet alleen góéde eigenschappen nodig hebt als baas, maar ook sléchte eigenschappen? Dat je niet alleen een Goed, Prettig, Uitgebalanceerd en Stabiel Mensch moet zijn, maar soms ook een beetje een klootzak om de top te kunnen bereiken?

En dus zet ik ze maar even op een rijtje, alle slechte eigenschappen die je toch echt zult moeten hebben om een goede baas te kunnen zijn. Ook fijn voor iedereen die het maar niet lukt een leidinggevende functie te bemachtigen: jullie hebben gewoon een te mooi karakter. Komen ze.

1 Een goede baas is niet te empathisch. Tuurlijk, je leeft mee met elke dode hamster, elk mazeltje op het kinderdagverblijf en elke alleenstaande millennial zonder kinderen die al in de stress raakt van de klusjesman die een dag eerder komt, maar het werk moet wel af.

2 Je moet dus ook goed kunnen liegen. Je moet immers enthousiast kunnen doen over „de nieuwe strategie” omdat de vorige waar je ook zo enthousiast over deed niet werkte. Je moet kunnen zeggen: ‘Wat leuk dat je voor de vierde keer zwanger bent Inge, een tweeling!’ terwijl je denkt: ‘kolere, hoe krijg ik dat allemaal weer geregeld?’ En je moet begrijpend kunnen knikken als een 23-jarige bij de koffieautomaat begint te mekkeren dat ze „geen energie krijgt van werk” terwijl jij denkt: „SUCK IT UP AND GROW A PAIR.”

3 Je moet ook kunnen intimideren. Geen Matthijs van Nieuwkerk-achtige taferelen natuurlijk, maar het mag ze af en toe best een beetje dun door de broek lopen. Dreigend over je halve brilletje kijken, ijskoud je wenkbrauw optrekken, zwijgend iemand de rug toe keren – daar kom je vaak verder mee dan met een ‘joh jochie, ik zie dat dit moeilijk voor je is’.

4 ‘Vaag zijn’ moet je ook in huis hebben. Als ze lucht krijgen van de reorganisatie waarbij 10 van de 13 collega’s moet vertrekken en je mag er nog niks over zeggen, zul je er toch een overtuigende ‘ik kom hierop terug’ uit moeten kunnen gooien.

5 Een beetje narcisme kan ook geen kwaad. Niet omdat je jezelf zo geweldig vindt (hoewel, waarom ook niet?), maar omdat ze je anders uit je sokken blazen met die eindeloze tsunami van ‘Heb je even tijd?’, ‘Dit gaat fout!’, en ‘Waarom is mijn vakantie niet goedgekeurd?’. Het is sowieso goed om als manager veel over jezelf te praten. Dan weten ze wat je belangrijk vindt en hoe ze je kunnen paaien.

6 Oppervlakkigheid is ook een must. Dad jokes, burning platforms, agile werken, voetbal, op woensdag de week doormidden zagen – het is niet de bedoeling dat je je existentiële twijfel over de nakende Derde Wereldoorlog gaat zitten toelaten. Het moet wel gezellig blijven, jongens.

7 Ook een must: een wantrouwig karakter. Is de oma van Willem nu alweer overleden? Wat doen Chantal en Henk in het kopieerhok? Is dit niet al de vijfde keer dat Alex z’n verstandskiezen eruit moeten? Vertrouwen is prachtig, maar controle nog beter.

8 En een beetje sadomasochisme, alsjeblieft! Anders hou je het echt niet vol. Al die lange dagen op een triest kantorenpark, de verplichte teamuitjes in de stromende regen, de saaie strategische sessies? Dat bedoel ik.

9 En een niet al te scherp afgesteld moreel kompas. Niet te gortig natuurlijk, anders eindig je op een hr-lijstje. Maar af en toe een snufje machiavellisme is cruciaal om met alle corporate winden mee te kunnen ‘bewegen’. Een manager die denkt dat alles met integriteit op te lossen is, eindigt in de burn-outkliniek.

10 Ongegeneerd kunnen bluffen is ook cruciaal. „Kun jij dit?” – „Ja, natuurlijk.” De beste managers zijn degenen die als het bedrijf in de fik staat en de afdeling marketing krijsend in de gang ligt, kalm blijven en zeggen: „Chill out”, terwijl ze op YouTube zoeken hoe je een brand blust.

11 Een beetje inhalig zijn is ook een voorwaarde. Iemand die niet voor zichzelf kan zorgen kan dat ook niet voor zijn team. Bovendien is het handig als je gevoelig bent voor honderd euro bruto extra per maand. Anders wil echt niemand meer manager worden.

12 Verder is het fijn als je geleerd hebt je gevoelens af en toe te negeren. Anders lukt het je niet om met de rauwe realiteit van het écht ernstige, persoonlijke, leed van collega’s om te gaan.

13 En o ja, en dat vergeet ik bijna: de beste managers zijn de mensen die helemaal geen zin hebben om de baas te worden! Zo begreep ik tenminste laatst uit een artikel van De Correspondent. Mensen die NIET hun vinger opsteken als er een leidinggevende functie vacant komt – zijn vaak vrouwen, trouwens –, dát zijn vaak de beste managers.

Maar ik weet niet of dat nou een goede of een slechte eigenschap is.