De verwondering van een Syrische vluchteling in Nederland

Geert Wilders was er ‘klaar mee’. Een Syriër had begin deze maand in Nieuwegein een elfjarig meisje vermoord, wat voor de leider van de grootste regeringspartij reden was om tot ‘een asielstop en het terugsturen van Syriërs’ op te roepen. Alleen bleek het helemaal geen Syriër te zijn geweest. Dat maakt voor Wilders verder niet zo veel uit: toen dictator Bashar al-Assad nog regeerde vond hij het al veilig genoeg voor Syriërs om terug te keren, en nu hij weg is al helemaal. Als ze maar teruggaan.

Hoe kun je in tijden van radicaal-rechtse ophitsing nog empathie kweken voor Syrische vluchtelingen? Schrijver Désanne van Brederode, die zich al lange tijd inzet voor Syriërs in Nederland, schreef het verhaal op van een van hen, Khaled Alkordi. Haar boek Waarover ik niet spreken kan. Brief van een overlever is gebaseerd op een manuscript dat hij haar toestuurde.

Dat verhaal heeft ze, schrijft ze in de verantwoording, verlevendigd door te putten uit haar ‘eigen herinneringen aan Syrische vrienden en kennissen die me verhalen hebben verteld’. Ook anderszins veroorlooft ze zich enige literaire vrijheid – het boek is in de vorm gegoten van een lange brief van Alkordi aan een ex-geliefde in Nederland, aan wie hij uitlegt waarover hij niet spreken kon: de trauma’s die hij in Syrië opgelopen heeft. In dit boek spreekt hij zich gelukkig wél uit.

Het resultaat is wat hybride. Van Brederode heeft een mooie pen, en zonder twijfel heeft Alkordi een verhaal dat het opschrijven waard is. Maar je vraagt je als lezer wel voortdurend af wie er nou precies aan het woord is. Is het Alkordi die zijn ex-geliefde poëtisch adresseert, of weet Van Brederode dit gewoon heel mooi op te schrijven? Wat heeft hij zelf meegemaakt, en wat komt er van die vrienden en kennissen?


Lees ook

Voor veel jonge Syrische vluchtelingen in Nederland is het nog niet ‘het juiste moment’ om terug te keren

Zwaar gebombardeerde gebouwen in de stad Homs in Syrië, 9 januari 2025.

Het boek kent grofweg een omgekeerde chronologie: in het begin vertelt Alkordi over zijn verwondering wanneer hij in Nederland aangekomen is. Bijvoorbeeld over een datingshow op tv, vermoedelijk First Dates: „De moed om een groot publiek deelgenoot te maken van zoiets teers, zoiets stunteligs en spannends als een eerste avondje uit met een onbekende, geselecteerd met het oog op romantiek en idealiter een duurzame liefdesrelatie…” Moed? Ja, want in Syrië onder Assad keek je wel link uit om jezelf zo openlijk uit te spreken. Alles kon tegen je gebruikt worden.

Ook over de aanhangers van Wilders verwondert hij zich, vooral over degenen die Nederland ‘een dictatuur’ noemen. Dat moet inderdaad tamelijk vervreemdend zijn voor iemand die Assad ontvlucht is.

Inzichtelijk is zijn blik op Syriërs in Nederland die overhaast met een landgenoot trouwen, uit nostalgie, bewijsdrang of haast. Maar zonder dat de liefdespartners elkaar goed kennen, wat dan weer tot veel scheidingen onder Syrische vluchtelingen leidt. Ook vertelt hij over Syrische vrouwen in Nederland die zich willen emanciperen, waardoor hun mannen van de weeromstuit conservatiever worden dan ze in hun thuisland waren.

Net mensen dus – met dromen, verlangens en fouten. Prettig dat er geen ideaalbeeld van hen geschetst wordt.

Gaandeweg, wanneer Alkordi afdaalt in zijn herinneringen uit de tijd dat hij tegen Assad streed, wordt het boek grimmiger. Nog erger dan de martelingen die hij onderging in staatsgevangenissen was het machteloos toekijken bij de behandeling die medegevangenen kregen. Wie toch ingreep, kreeg zelf een extra pak slaag.

Uiteindelijk weet Alkordi vrij te komen en krijgen we te horen hoe hij in Nederland belandt, via Libanon en Libië. In Rotterdam ontpopt hij zich tot een maatschappelijk betrokken ondernemer. Maar hij wordt geplaagd door nachtmerries en angstvisioenen. Wanneer hij zijn ouders naar de Egyptische hoofdstad Caïro kan laten overkomen, besluit hij zich daar te vestigen.

Het boek werd geschreven voor de val van Assad, wiens demonische regime eens te meer duidelijk wordt. Dat doet niets af aan de beschreven ervaringen van Alkordi, maar het maakt wel nieuwsgierig naar het vervolg. Het hele boek lang voelt hij zich schuldig dat hij zijn zus in Damascus in de steek heeft moeten laten. Gaat hij haar nu opzoeken? Zijn verhaal is in elk geval nog niet rond.