Een heerlijke roman over de onbedwingbare passie tussen een vrouw van lichte zeden en een arme edelman

In 1731 publiceerde veelschrijver Abbé Prévost in Amsterdam het boek dat binnen de Franse literatuur het vaakst herdrukt zou worden: Manon Lescaut. Nog diezelfde eeuw kreeg het 32 herdrukken, in de negentiende 72 en in de twintigste eeuw kende het maar liefst 130 edities. Een klassieker dus, die volgens de definitie van Italo Calvino „nooit ophoudt te zeggen wat het te zeggen heeft”.

Tegenwoordig kennen wij de titel vooral als opera, film of ballet. Manon Lescaut doorstond de eeuwen, ze werd een Europese mythe met een zwerm aan associaties en interpretaties. Nu is er een nieuwe Nederlandse vertaling, die sprankelt, fonkelt en moeiteloos drie eeuwen overbrugt.

Generaties wetenschappers hebben zich gebogen over de vraag waarom Manon Lescaut zo populair was en is. Er zijn boeken en essays geschreven over motieven in de roman, over de auteur en zijn avontuurlijke leven. Was het verhaal over de onbedwingbare passie tussen een vrouw van lichte zeden en een arme edelman autobiografisch? Op wie was de chevalier Des Grieux die zo plotseling en definitief zijn hart verliest en zijn leven ruïneert, gebaseerd? Wie stond model voor de mooie, jonge vrouw die net zo verliefd is, maar toch gaat voor de minnaar die haar de meeste luxe biedt?

Standsverschillen

De rode lijn is eenvoudig: jonge mensen worden verliefd op elkaar, standsverschillen en andere obstakels verhinderen een leven samen, hij leeft alleen nog voor haar, zij is hem ontrouw, beiden worden gestraft en opgesloten, hij komt vrij, zij wordt verbannen naar Amerika, waarna het einde uiteraard tragisch is – voor haar dan. De liefde dus, dramatische passie, jonge mensen die denken dat ze zich kunnen bevrijden van de dwangbuis van hun stand en van hun tijd – tijdloze thema’s.

In de achttiende eeuw, de eeuw van de Verlichting, van de rede en het classicisme, veroorzaakte het boek opschudding. Zoveel woede, zoveel wanhoop, zoveel felle menselijke emoties in een tijd waarin de literatuur aan strenge regels was gebonden, waren ongekend. Zoveel liederlijkheid en onzedelijkheid – de roman, nog geen gangbaar genre in die tijd, werd verboden. Hoe kon een edelman zich zo verliezen in een vrouw die overduidelijk een prostituee was, hoe kon hij voor haar gaan gokken, liegen en bedriegen, zelfs een moord plegen? De heilige eer, van de adel, de man en de familie, was hier ondergeschikt aan een amorele passie. De deugd verloor het van de hartstocht. Geen wonder dat de Markies de Sade het boek later bejubelde als de beste Franse roman; nooit had hij zoveel tranen vergoten bij het lezen over ‘une fille perdue’, een meisje van lichte zeden.


Lees ook

Wees niet bang voor bloed in je spitzen

‘Dansers oefenen aan de barre’, van Edgar Degas. Foto Creative Commons

Aan het begin van de achttiende eeuw – de roman speelt ongeveer twintig jaar voor verschijning – was trouw aan de koning de essentie van het adellijk leven, evenals ingetogenheid, zelfbeheersing, eer en moed. De kerk was oppermachtig. De opkomende burgerij werd een bedreiging voor adellijke en kerkelijke privileges die later die eeuw, tijdens de Franse Revolutie, ter ziele zouden gaan. Manon Lescaut weerspiegelt die ontwikkeling: we zien een zwakke edelman, die met de mond eer en trouw belijdt, maar dat alles in de praktijk te grabbel gooit, zijn carrière in de geestelijkheid verlaat en zijn familie te schande maakt. Hier werd een taboe doorbroken – reden voor succes bij het grote publiek.

Blik vol heftige emoties

Prévost trekt een blik heftige emoties open: betoverende droefheid, vervoering, aanbidding, verraad, diepe wanhoop en hele zeeën van tranen komen voorbij. Het maakt van Prévost al een romanticus, een schrijver verwant aan de negentiende-eeuwse romantiek. Die wilde, na de kille Verlichtingseeuw, de betovering en de verbeelding terugbrengen in het leven en gaf ruim baan aan het menselijke gevoel in de overtreffende trap (denk aan Goethe’s Het lijden van de jonge Werther).

Sommige, geweldig vertaalde scènes, zijn burlesk, zelfs regelrechte slapstick, zoals die waarin het verliefde stel wraak wil nemen op een rijke rivaal door aan zijn tafel te eten en in zijn bed te slapen. Maar de politie arriveert, het „bloed stolde in hun aderen” en er werd gescholden („Ouwe schoft!”). Des Grieux greep naar zijn degen „maar die zat helaas verstrikt in zijn riem”. „Een man in zijn nachthemd is weerloos” – een zin uit een klucht.

De lezer van nu ziet geen karakterontwikkeling: chevalier Des Grieux blijft na iedere diepe teleurstelling even verliefd en tuimelt van de ene in de volgende ellende. Manon blijft zeggen dat ze van hem houdt, tot ze opnieuw verdwijnt. De geschiedenis herhaalt zich, keer op keer, evenals de bijbehorende gevoelens.

Met de blik van nu springt in het oog hoe eurocentrisch deze achttiende-eeuwse roman is. Uiteindelijk wordt Manon, immers de verdorven vrouw, tegen haar zin naar het verre Louisiana verscheept, de Franse kolonie die kort daarvoor in Amerika werd gesticht. Daar, temidden van de ‘wilden’, ver van de zogenaamd beschaafde wereld, zitten Europese kolonisten te springen om vrouwen.

Ook valt op hoe bleekjes, eenzijdig en afhankelijk Manon wordt afgebeeld. Dat ligt onder andere aan de vorm van de raamvertelling: de chevalier Des Grieux vertelt zijn verhaal aan een markies die hij tegenkomt na afloop van het drama. Het verhaal blijft dus een intiem masculien, adellijk onderonsje. Wat Manon zelf denkt, voelt, wat ze voor plannen had, hoe ze haar leven had willen leiden – we komen het niet te weten. Ze is en blijft een vrouw die door een man wordt begeerd, die soms aan hem ontsnapt, een luxepopje die, zo lijkt het, bang is voor armoede en daarvoor haar o zo trouwe edelman bedriegt.

Wie het verhaal vertelt, heeft de macht. Die lag in die tijd niet bij de vrouw (evenmin bij de ‘wilde’). Een vrouw had geen rechten en werd niet als volwaardig burger gezien (daarop zou ze nog lang moeten wachten).

Zo is Manon Lescaut inderdaad een klassieker, een boek dat in iedere tijd weer te berde brengt wat het op dat moment te zeggen heeft. Hoe onze blik op deze roman met de eeuwen ook is veranderd, de menselijke hartstocht en de zoektocht naar vrijheid veranderen nooit – die zijn van alle tijden.