Stijl, ja, oké, stijl. Maar wat zeg je dan?


Marjoleine de Vos

Wat is autorijden eigenlijk moeilijk, denk ik terwijl ik Man zonder rijbewijs, het laatste boek van Oek de Jong lees, waarin hij zijn hele leven laat opdoemen uit autorijden en rijlessen. Al die dingen waar je op moet letten: de pedalen, de spiegels, het stuur, en al die andere weggebruikers. Als De Jong beschrijft hoe hij de Amsterdamse Rozengracht oversteekt op weg naar zijn rijles, slaat de angst je om het hart: „aan beide kanten twee drukke fietspaden, twee rijstroken vol met auto’s, twee tramhaltes in het midden en daartussen de rails met trams, bussen en taxi’s.” En daar moet je je instorten!

Maar eigenlijk denk ik, al lezende en me vaak verkneukelende, niet aan autorijden. Ik denk: wat is het toch dat me zo geweldig bevalt, altijd, aan de stijl van Oek de Jong? Nog los van wat hij in het groot te vertellen heeft, geniet ik altijd van zinnen en scènetjes, van wat hij me laat zien. Wat is dat?

Stijl, ja, oké, stijl. Maar wat zeg je dan? Stijl is ook toon, maar zeg maar eens precies wat iemands toon is, die laat zich net zo slecht beschrijven als iemands stem, ook al herken je die onmiddellijk. Beschrijving is maar een heel krukkig middel.

Maar De Jong beschrijft heel veel en bij hem is er niets krukkigs aan. Misschien is dat geen beschrijven, eerder oproepen. Het heeft iets te maken met zijn vermogen om de dingen heel dichtbij te halen met maar een paar zinnen. Zijn rij-instructeur intrigeert hem en hij zet de zestiger met een paar streken neer: „Hij draagt een jeans met een modieuze scheur erin. Een man die nog mee wil doen.” De man is ‘een leermeester’ en daar houdt het personage Oek de Jong wel van. Hij ziet in hem een taoïst en citeert meer dan eens zijn aanwijzing dat de leerling bezig moet zijn met ‘wat er om de auto heen’ gebeurt.

Beeld Travel motion

Dat krijgt na een poosje bepaald existentiële dimensies, zowel in als buiten het boek. Wat er om de auto heen gebeurt, ja, dat is alles eigenlijk, het hele leven gebeurt om de auto heen, wij zitten hier echt niet in totale afzondering, al denk je dat wel eens, al neuriënd, dromend, pratend, sturend, zonnend. Een auto is een plaats waar je alleen met jezelf bent, waar je hardop dingen zegt, waarin je onverwachte herinneringen hebt, soms zomaar zit te lachen of juist te huilen, je bent wonderbaarlijk vrij in je auto. Maar er is intussen wel het hele verkeer om de auto heen, en trouwens al die emoties zijn ook een vorm van ‘om de auto heen’, dat is je leven.

En dus ook het leven van De Jong, althans in de vorm waarin hij dat nu, via allerlei autotochten en verplaatsingen, aan ons wil laten zien. Soms herken je scènes uit zijn romans, vooral uit Pier en oceaan, maar nu zijn de personages net een beetje anders. Niet gezien en vervormd door een romancier maar door iemand die van zichzelf eerst een zoon maakt en dan naar zijn ouders kijkt. Dus hoe dan ook wél vervormd.

Maar dat is het allemaal niet, al is het dat ook allemaal wel. Het is vooral de, vooruit, opwindende plasticiteit van De Jongs schrijven, zijn vermogen om de wereld onder spanning te zetten, waardoor het oversteken van een straat een sensatie is en autorijden iets wonderbaarlijks. Als lezer beleef je de gewoonste dingen op een manier waarop je ze nog niet eerder had ervaren. Remmen, schakelen, straten in Amsterdam-West, hoe je moeder autoreed, dat alles is het héle leven, en het doet ertoe. Dat is stijl.