Op flitspalen.nl is hij deze dinsdag nog niet te zien, en Flitsmeister of navigatie-app Waze waarschuwen er ook nog niet voor. Maar hij staat er wel degelijk, in Den Haag, tussen Madurodam en het Indisch monument: de eerste zogeheten focusflitser, een nieuwe type flitspaal dat zelf beoordeelt of de bestuurder een telefoon vasthoudt.
In aanwezigheid van minister David van Weel (Justitie en Veiligheid, VVD) werd maandag de eerste van vijftig ‘slimme’ flitspalen in bedrijf gesteld. De foto wordt gemaakt via de voorruit van een naderende auto. Dankzij het hoge standpunt kan de camera is ook zichtbaar wanneer iemand een telefoon op schoot heeft.
Een algoritme bepaalt of dat het geval lijkt en stuurt de beelden automatisch naar het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) in Leeuwarden, waar een boa de beelden beoordeelt. Is naar diens idee sprake van een overtreding, dan volgt een boete, sinds 1 februari 430 euro. De palen, waarvan er de komende weken meer worden neergezet op wisselende locaties, werken voorlopig nog op proef. Pas in april worden naar verwachting de eerste boetes uitgeschreven.
Handsfree bellen mag wel
Volgens de Wegenverkeerswet is het sinds 2002 verboden om tijdens het rijden „een mobiel elektronisch apparaat vast te houden”. Niettemin zondigt volgens cijfers van het Openbaar Ministerie 75 procent van automobilisten hiertegen. Handsfree bellen, met de telefoon in een vaste houder, mag wel. Videobellen is niet expliciet verboden. De focusflitsers maken deel uit van een pakket „intensievere handhavingsmiddelen” waarvoor het vorige kabinet voor dit jaar bijna 63 miljoen euro uittrok.
Ze zijn een aanvulling op bestaande handhaving, onder meer door agenten in onherkenbare voertuigen en – sinds 2021 – met de zogeheten Monocam, een mobiele camera waarmee vanaf viaducten foto’s door de voorruit van naderende auto’s kunnen worden gemaakt.
Die werken ook met een algoritme, zij het niet foutloos. Bekend is de zaak van Tim Hanssen, een IT’er, die in november 2023 een boete kreeg omdat hij was geflitst met een telefoon aan zijn oor. In werkelijkheid krabde hij alleen aan zijn hoofd, schreef hij kort daarna op zijn blog, mét de flitsfoto. Hanssen, zelf specialist op het gebied van algoritmes die afbeeldingen analyseren, legt in zijn blog uit hoe zo’n ‘false positive’ kan ontstaan.
Lees ook
Grote steden willen zelf boetes opleggen
Gezichten blurren
Op sommige locaties, waaronder snelwegen, staan zogeheten ANPR-camera’s (van Automatic Number Plate Recognition), die alle kentekens registreren van passerende auto’s. Daarmee kunnen onder meer snelheidsovertredingen bij trajectcontroles worden vastgesteld. In 2021 meldde NRC dat zonder wettelijke basis automatisch ook gezichten van inzittenden werden gescand. Sinds 2022 worden bij verkeersovertredingen gezichten op ANPR-camera’s automatisch geblurd (vaag gemaakt).
Bij de focusflitser zou blurren het vaststellen van een overtreding juist onmogelijk maken. Een woordvoerder van het OM bevestigt dat op sommige foto’s het gezicht van de bestuurder zichtbaar is voor de CJIB-beoordelaar en opgeslagen wordt. De bestuurder, althans de kentekenhouder, krijgt daarvan bericht. Wanneer het CJIB geen overtreding vaststelt wordt de foto vernietigd.
Waar het Zuid-Limburgse Valkenburg nog altijd treurt om de dertig meter hoge Wilhelminatoren die op een vroege zondagmorgen plots in elkaar stortte, huiveren veel inwoners van het Midden-Limburgse Horn bij de gedachte aan een uitkijktoren van zo’n tachtig meter hoog. Die Siebrandtoren verrijst mogelijk aan de noordkant van hun dorp.
Het plan doemde ineens op, door een vergunningsaanvraag bij Rijkwaterstaat. Een ietwat gedateerd ogende artist’s impression toont een rood, metalen gevaarte, waar de wind van alle kanten doorheen kan waaien. Horn dubt over het waarom van het bouwsel. Ondernemers zouden een horeca-uitspanning in de constructie willen beginnen, zo blijkt uit de aanvraag.
„Maar dat kan het niet zijn”, zegt Henk Luiten, penningmeester van de stichting Dorpsoverleg Horn. „Met koffie en vlaai op zo’n plek valt geen pepernoot te verdienen. Geloof me, ik heb zelf jaren in de horeca gezeten.”
Van een nijpende behoefte aan een plek waar genoten kan worden van de blik op Horn en omgeving, is evenmin sprake. Het dorp heeft een negentig jaar oude kerk en Kasteel Horn, een minstens duizend jaar oude ringmuurburcht.
Dorpelingen vrezen dat de uitkijktoren eigenlijk een voorbode is van grindwinning. „Dat hangt al decennialang boven de markt”, zegt Tonny Hendriks, secretaris van het Dorpsoverleg.
Lees ook
Zomaar opeens heeft Valkenburg er met het instorten van de Wilhelminatoren nog een ruïne bij
Verzet
Onder het grondoppervlak is gesteente te vinden dat door de Maas is meegevoerd vanuit Noord-Frankrijk en België. Dat leent zich voor bouwtoepassingen, bijvoorbeeld als grind. Ten oosten en zuiden van Horn werd vorige en deze eeuw al zo’n dertig vierkante kilometer vergraven om grind te winnen. Zo ontstonden de Maasplassen, kunstmeren die zijn ontstaan omdat grindgaten werden gevuld met water.
Thijs Metsemakers, woordvoerder van Maasgrind BV, een consortium van zogeheten ‘ontgrinders’, geeft toe dat het bedrijf „een visie ontwikkelt” op het gebied bij Horn. Dat is nu al retentiegebied (opslag) bij hoogwater. „Ontgrinden is geen doel op zich, dat moet maatschappelijke meerwaarde hebben, zoals natuurontwikkeling, recreatie en bescherming tegen hoogwater.” En dat probeert Maasgrind volgens Metsemakers in de visie te verwerken.
Met koffie en vlaai op zo’n plek valt geen pepernoot te verdienen
Hij snapt dat het misschien wat merkwaardig lijkt dat het idee voor de toren al naar buiten komt vóór het totaalplan. „Dat heeft te maken met de nieuwe Beleidsregels grote rivieren per 1 februari van dit jaar”, legt hij uit. „Aanvragen van daarvoor worden door Rijkswaterstaat getoetst aan de oude criteria. Een belangrijke verandering per 1 februari is dat er voortaan één set regels geldt voor het hele rivierbed. Dat leidt tot een terughoudender beleid ten aanzien van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.” De regels van ná 1 februari zijn, kortom, een stuk strenger waardoor de toren niet meer zou worden toegestaan. Rijkswaterstaat heeft voor de bouw van de toren de vergunning verleend.
Dat de toren op veel verzet stuit, verbaast Metsemakers niet. „Plannen als deze, voor ontgrinding, roepen altijd weerstand op. En dit is het begin van het proces. Waar het om gaat, is dat we het straks eens worden over de plannen en het gebied mooier en beter achterlaten dan we het aantroffen.”
Maasgrind BV weet dat het opbokst tegen een beeld. „De grindsector had van oudsher een ‘negatief’ imago”, schrijft het op maasgrind.nl. Het vindt zelf dat dat beeld niet klopt: „Wij zijn meesters in het behoud van evenwicht tussen de economische winning van grind, de natuur, recreatie en hoogwaterveiligheid.” Slogans op de site rijmen op grind: „Waar het begint”, „Hoe het verbindt”, „Waar je het wint” en „Iedereen goedgezind”.
Tussen de bomen rechts is een gedeelte te zien van Kasteel Horn, de minstens duizend jaar oude ringmuurburcht van het kerkdorp.
Foto Merlin Daleman
Bieten
Bart Nijskens woont en werkt op een boerderij aan de rand van Horn. Hij heeft grond in het gebied waar de toren moet komen. Er worden gewassen verbouwd: aardappels, bieten, maïs. Echte ruilverkaveling bleef uit. De agrariër laat een kaart zien, een legpuzzel van tientallen percelen. „Maasgrind koopt er steeds meer van op”, zegt Nijskens.
Een toren bouwen vindt hij een slecht idee. „Dan moet je de grond ophogen. Dit gebeurt dan in een retentiegebied, waardoor elders grond moet worden verlaagd. Als water naar dat laagste punt loopt, verdrogen andere plekken.”
Ontgrinden is volgens Nijskens een nog beroerder plan: „Alles en iedereen krijgt extra grond: de woningbouw, de natuur, de grindboeren. Maar agrariërs moeten hectares inleveren. Terwijl deze kleigrond heel geschikt is voor akkerbouw.”
Boeren
Het Dorpsoverleg Horn heeft samen met de Erfgoedvereniging Bond Heemschut, de Stichting Behoud Leefmilieu Limburg en de Studiegroep Limburg al kritiek geuit richting de gemeenteraad van Leudal, waar Horn onder valt. Ook enkele inwoners deden dat op persoonlijke titel. Ze vrezen geluids-, stof- en verkeersoverlast, aantasting van het landschap en scheurvorming in woningen.
Kasteelheer Robert Magnée deelt die angst. De toren is gepland op een paar honderd meter van zijn burcht, Kasteel Horn, al sinds de achttiende eeuw familiebezit.
Iedereen krijgt extra grond: de woningbouw, de natuur, de grindboeren. Maar agrariërs moeten hectares inleveren
Magnée verwacht dat de grindwinning niet zonder gevolgen blijft. „De gracht valt nu al weleens droog, maar dit gebied is goed zoals het nu is. De boeren werken er, de dorpelingen maken wandelingen. Alleen hondenbezitters die de uitwerpselen van hun dieren niet opruimen, zorgen soms voor overlast.”
In een commissievergadering van de raad van Leudal zei wethouder Pieke Houben van Handhaving en Hoogwater dinsdagavond dat zijn gemeente „niet zal meewerken aan verdere ontgrondingen”. Een vergunningsaanvraag voor de bouw van de toren is bij de gemeente nog niet binnengekomen. Tot het zover is, wil de wethouder zich onthouden van een oordeel over het bouwwerk. Als de aanvraag er wel komt „dan wordt deze getoetst aan het gemeentelijk beleid, de omgevingsdialoog en de relevante ruimtelijke regelgeving”.
Fractievoorzitter Hilde Glessner van Progressief Akkoord Leudal noemde de toren tijdens de commissievergadering „een belachelijk idee”.
Lees ook
De laatste mijn in Limburg is al een halve eeuw dicht, maar het mijnverleden is nog steeds niet afgesloten
Beelden van verveelde jongeren, achter de computer, in de spoelkeuken en in de bus. Op de achtergrond tikt een klok. Op de radio klinkt een vrouwenstem die verkondigt dat de onrust in de wereld toeneemt. Het filmpje werkt toe naar een climax, achter elkaar komen klokken in beeld, het tikken alsmaar sneller. Ondertussen stelt een zware voice-over: „Tijden veranderen… en dat vraagt om jou.”
Het is een van de filmpjes uit een nieuwe campagne waarin defensie probeert jongeren zo veel urgentie te laten voelen dat zij zich bij het leger aansluiten. Vanwege de dreiging die uitgaat van Rusland en de onzekere steun van de Verenigde Staten in NAVO-verband, klinkt de roep voor een sterkere krijgsmacht steeds luider. Zo is het volgens defensie broodnodig dat de organisatie in 2030 honderdduizend militairen telt, waarbij dit aantal „in de jaren daarna kan verdubbelen”.
Om dit doel te bereiken wordt de druk op jongeren om de landsverdediging te overwegen verder opgevoerd. Niet alleen via de wervingscampagne, maar ook met de optie voor een verkort dienjaar, ofwel de „weerbaarheidstraining”. Daarnaast kregen veel zestienjarigen afgelopen week weer de zogeheten dienstplichtbrief. In deze brief worden jongeren (jongens én meisjes) jaarlijks geïnformeerd over de dienstplicht en de uitgestelde opkomstplicht. In Nederland bestaat nog steeds een dienstplicht, waarbij jongvolwassenen een tijdlang deel uitmaken van de krijgsmacht, maar het ministerie van Defensie roept dienstplichtigen niet meer op.
Lees ook
Moeten achttienjarigen weer in dienst? Veel Europese landen overwegen een vorm van dienstplicht
Dit jaar is de brief echter scherper van toon dan vorig jaar. Zo is het zinsdeel „zoals een dreigende oorlog” vervangen door „zoals een (naderende) oorlog” en is er een extra alinea toegevoegd waarin defensie een enquête aankondigt waarin jongeren later dit jaar zullen worden gepolst of ze voor de krijgsmacht willen werken. De alinea sluit af met de vraag: „Wil je hier nu alvast over nadenken?”
Veilig studeren
Op de strak onderhouden voetbalvelden van het door V.V. Heerenveense Boys geëxploiteerde sportcomplex De Akkers lopen de jongeren nog niet bepaald warm voor defensie. De meeste zestienjarigen beantwoordden de vraag of zij de dienstplichtbrief hebben gelezen met: „Een brief? Daar zullen mijn ouders wel mee bezig zijn. Het boeit mij eigenlijk niet.”
Tussen de ouders die langs de lijn hun zoons aanmoedigen, staat ook Idse (16). De dienstplichtbrief heeft hij ontvangen én gelezen, vertelt hij. De ambitie om defensie uit te breiden, daar staat hij achter: „Ik denk dat er zelfs wel wat meer aandacht voor mag zijn. Er zijn voor het land meer soldaten nodig om ons te beschermen tegen een eventuele oorlog met Rusland. Alleen, er mag ook bij de twintig- en dertigjarigen wat meer gepusht worden.” Zelf hoopt hij niet opgeroepen te worden. „Ik studeer liever veilig bedrijfskunde dan dat ik bij het leger ga. Het leger is echt een back-up”, zegt hij.
Even later vertelt ook Jelte (16) de landsverdediging vooral als laatste optie te zien. Tijdens de rust, in de dug-out, licht hij toe: „Ik heb andere plannen. Het klinkt misschien dom, maar ik heb totaal geen zin om bij defensie aan de slag te gaan.” De aanvoerder van zijn voetbalteam benadrukt daarnaast dat de extra moeite om nieuwe aanwas te vinden niet strookt met het huidige aannamebeleid: „Mijn broer wilde al bij defensie maar ze zeiden tegen hem dat er te weinig opleidingsplekken waren. Het zit vol!” Voordat Jelte zich voor de teambespreking naar de kleedkamer haast, sluit hij af: „Ik wil mijn leven niet wagen op een veldje ergens. Liever niet, nee.”
Terwijl de ene wedstrijd ten einde loopt, staat het volgende elftal alweer klaar om het veld te betreden. Speelster Jente (17) zegt verrast te zijn toen ze de dienstplichtbrief zag. „Ik dacht echt: wat moet ik nou bij defensie? Maar gelukkig roepen ze mij nu niet actief op. Weinig zin om dood te gaan”, zegt ze lachend. Ze hoopt en denkt wel dat door de enquête en de wervingscampagne meer van haar leeftijdsgenoten zich aanmelden bij de krijgsmacht: „Dan hebben we straks genoeg en is de kans klein dat ik erheen moet!”
Lees ook
Extra gevechtseenheden voor leger om te voldoen aan NAVO-norm: ‘Grootste groei sinds Koude Oorlog’
Een „cadeautje”, is de meest gehoorde kwalificatie van de wilde natuur die is ontstaan na het nemen van maatregelen om de rivieren, in dit geval de Waal bij Zaltbommel, meer ruimte te geven. „Ik ben vogelaar en vind het geweldig”, zegt Cassandra van Altena, die namens de vereniging Natuurwacht Bommelerwaard rondleidingen verzorgt door onder meer het Munnikenland in Poederoijen, dichtbij Slot Loevestein. Het gebied achter de dijk van de machtige Waal veranderde ongeveer tien jaar geleden van boerenland in een moeras – buitendijks en overstroombaar, bevolkt door konikpaarden en wilde runderen die het gebied min of meer kaal houden. En door vogels. „Een blauwborst”, hoort Van Altena. Even later: „Een graspiepertje.” „Een slechtvalk.” Vorig jaar nog zat hier de kwartelkoning.
Het is echt een soort kleine Biesbosch
Het Munnikenland is sinds de uitvoering van het programma Ruimte voor de Rivier een aantrekkelijk wandel- en fietsgebied. Een grote rivierdijk werd verwijderd, er kwam een andere, brede dijk voor in de plaats, veel verder weg van de stroomgeul van de Waal. Naar deze dijk vluchten de paarden en runderen bij hoog water.
Er zijn mensen, zoals bestuurslid Paul Kuenen van de dorpsraad Poederoijen, die het natuurgebied omschrijven als „een veredeld motorcrossterrein” dat mogelijk ook nog eens is vervuild met verontreinigd slib. „Ik vind het er niet mooier op geworden.” Maar de meerderheid is positief. „Er valt hier zo veel te beleven”, zegt Ria van Gelderen uit Andel, drie kilometer verderop. Ze komt regelmatig herten tegen, en ooievaars. Ze wandelt hier „vijf keer per week” met haar retriever. „Het is echt een soort kleine Biesbosch.”
Enkele kilometers stroomopwaarts, bij Gameren, is in het kader van Ruimte voor de Rivier een nevengeul aangelegd, meestromend met de Waal. Ook hier zie je veel wandelaars in de ooibossen, op natuurlijke wijze ontstane bossen langs een rivier, en op het zand van de met keien verzwaarde oever. We treffen Bernadette Keijser uit Bruchem met twee honden. „Ik schrok me wezenloos toen hier jaren geleden ineens grote kraanwagens in de uiterwaarden verschenen”, vertelt ze. „Enorme graafmachines haalden met grof geweld bomen en alle wilde bloemen weg. Ik durfde er niet meer te komen. Nu vind ik het gebied er mooier op geworden. Het is heel natuurlijk.” Ze klimt een heuveltje op. Van de noodzaak meer ruimte voor de rivieren te maken is de tachtigjarige ten zeerste doordrongen. „Ik woonde in Zaltbommel toen we in 1995 moesten worden geëvacueerd. Het was doodeng. We woonden aan de rivier. Het water kwam steeds hoger. Op een gegeven moment zag je op een parkeerplaats alleen nog de koppen van de lantaarnpalen.”
Cassandra van Altena is blij dat de Waal bij Zaltbommel meer ruimte heeft gekregen: „Ik ben vogelaar en vind het geweldig.”
Foto Merlin Daleman
Vervolg op ‘succesverhaal’
Tot 2018 werd in Nederland op ruim dertig plaatsen het programma Ruimte voor de Rivier uitgevoerd, voor ruim 2 miljard euro in tien jaar tijd. Aanleiding waren de hoogwaters, met grootscheepse evacuaties in de jaren negentig in het rivierengebied. Uitgangspunt was dat de Nederlandse rivieren toegerust moesten zijn op het verwerken van een hoeveelheid Rijnwater die bij Lobith het land binnenstroomt van 15.000 tot 16.000 kubieke meter per seconde, en 3.800 kubieke meter per seconde Maaswater bij Borgharen.
Nu is er een vervolg. Donderdag gaf minister Barry Madlener (Infrastructuur en Waterstaat, PVV) in Zaltbommel, aan de Waal, het startsein voor een nieuwe versie van het programma, Ruimte voor de Rivier 2.0. Madlener wil „voortbouwen” op het „succesverhaal” van het eerste programma. Hij herinnert aan de overstromingen van vier jaar geleden in België, Duitsland en Zuid-Limburg. „Voor Nederland zijn de gevolgen toen meegevallen. Dat heeft iets te maken met Ruimte voor de Rivier en dat vind ik een hele prestatie.”
Doel van het nieuwe programma, dat zich misschien wel over twintig jaar uitstrekt, is echter niet alleen overstromingen het hoofd te bieden, maar ook langdurige perioden van droogte. „We moeten soms ook zuinig zijn op water, dat is nieuw”, zegt Marieke Hofstra, programmamanager van Ruimte voor de Rivier 2.0. Zo moet er ook in droge tijden voldoende water door de IJssel blijven stromen om het IJsselmeer, „onze nationale regenton”, te vullen. Uit het IJsselmeer krijgen in droge zomers immers boeren in het noorden van Nederland water als de gewassen dreigen te verdorren. Dat vergt „keuzes over de inrichting van het rivierengebied”, aldus Hofstra.
Bodem van de Waal daalt fors
Daar komt een andere kwestie bij: de gestage daling van de rivierbodems. De bodem daalt doordat het water steeds sneller door de rivieren is gaan stromen, door het verdwijnen van meanders (lussen) en door de aanleg van kribben (een korte stenen dam die haaks staat op de kade). Die bodemdaling, die in de Waal hier en daar zelfs twee meter bedraagt, leidt in omliggend boerenland en natuurgebieden tot verdroging. Het grondwater daalt omdat het sneller naar de rivier afstroomt. Dat zorgt voor hinder voor de scheepvaart op de rivieren, bijvoorbeeld omdat sluizen relatief hoger komen te liggen.
Dankzij maatregelen die het rivierwaterpeil verlagen mag op die buitendijkse plek nieuwbouw worden ontwikkeld
Er liggen plannen om de erosie van de rivierbodems te stoppen door simpelweg zand of slib te storten. „Dat is op korte termijn relatief goedkoop”, zegt Marco Taal, die vijfendertig jaar geleden al, als jonge ingenieur, wees op uitslijtende rivierbodems. „Ik ben blij dat er nu iets gebeurt”, zegt hij glimlachend. Taal is inmiddels ‘trekker beleidskeuzes’ binnen het programma Ruimte voor de Rivier 2.0. Het nadeel van zand storten is volgens hem echter dat je het „tot in de eeuwigheid” moet blijven doen.
Veel „duurzamer” is het om de stroomsnelheid van de rivier te verlagen door meer meanders en nevengeulen aan te leggen. „Het meergeulensysteem is beter voor zowel de scheepvaart, de grondwaterstanden als de zoetwaterverdeling”, zegt hij.
In de buurt van Gameren heeft de rivier meer ruimte gekregen, na enkele hoogwaters.
Foto Merlin Daleman
Toch weer bouwen in de rivier
Nog meer nevengeulen derhalve, zoals bij Gameren, en daartoe natuurlijk zo min mogelijk in de uiterwaarden bouwen. „Het is niet verstandig om buitendijks te bouwen”, zegt minister Madlener. Zijn voorganger Mark Harbers (VVD) heeft bouwen in de uiterwaarden zelfs verboden.
„Ironisch” is dan wel weer, zegt natuurwacht Cassandra van Altena, dat het nieuwe programma is gepresenteerd in Zaltbommel – op twee minuten wandelen van de bouw van driehonderd buitendijkse woningen, op de plaats van een voormalige scheepswerf. Het is „een ideale plek pal naast het historische centrum”, aldus de gemeente. Van Altena: „Dankzij maatregelen die het rivierwaterpeil verlagen mag op die buitendijkse plek nieuwbouw, ter vervanging van de oude werfgebouwen, worden ontwikkeld.” Het maaiveld wordt tot acht meter boven NAP „opgetild”, zegt de gemeente, om de buitendijkse situatie „ervaarbaar” te houden.
„Bizar”, zegt wandelaar Bernadette Keijser erover. „Het is een mooi stuk van de rivier. Er is veel protest geweest tegen het neerzetten van huizen daar. Het is ongepast. En dat het toch is toegestaan, daar zijn ze bij de gemeente nog trots op ook.”