‘Verschrikkelijk”. Zo omschreef toenmalig premier Mark Rutte de Hongaarse anti-lhbti wet in 2021. Hij zei zelfs dat „het niet waar kan zijn” dat een EU-land „zoiets achterlijks uithaalt als de Hongaren nu doen”. Nederland nam vervolgens het voortouw om hierover een rechtszaak tegen Hongarije aan te spannen bij het Hof van Justitie van de EU. Met succes: Nederland verenigde uiteindelijk vijftien landen tegen die wet en de rechtszaak is een feit. Deze zomer doet het Hof uitspraak. En dat is hard nodig, want onderzoek toont aan dat de zorgen van Rutte helemaal terecht waren.
Het contrast met de huidige Nederlandse regering is dan ook groot. Want wederom moet Hongarije zich voor de EU-rechter verantwoorden. Deze keer voor een wet waarmee de regering-Orbán vrijwel alle politieke en maatschappelijke tegenmacht de mond kan snoeren. Alleen blijft het nu oorverdovend stil in Den Haag. Geen publieke afkeer. Geen steun voor de rechtszaak. Desgevraagd stelde het kabinet vorige week „zich momenteel op de opportuniteit van deelname” aan de rechtszaak te beramen. De deadline komt inmiddels in zicht: tot 17 februari kan Nederland zich als derde partij in de rechtszaak aanmelden bij het Hof van Justitie. Tsjechië was woensdag het eerste land dat dit al deed, Denemarken volgt waarschijnlijk snel en steun van nog meer EU-landen wordt verwacht.
Deze lakse houding van het kabinet-Schoof is zorgelijk. Want de reikwijdte en gevolgen van deze nieuwe wet zijn groot voor Hongarije én Nederland.
Staatstoezicht
In Hongarije ondermijnt deze zogenoemde ‘buitenlandseagentenwet’ de kern van de democratie en rechtsstaat. Door deze wet moeten alle organisaties die ‘politieke activiteiten’ ontplooien en banden met het buitenland hebben zich registreren als ‘buitenlands agent’. Los van de stigmatiserende werking die hiervan uitgaat, kunnen de Hongaarse autoriteiten deze organisaties vervolgens verregaand monitoren en straffen. En door ‘politieke activiteiten’ zeer ruim te definiëren, kan de regering-Orbán vrijwel alle typen organisaties onder staatstoezicht stellen. Denk aan de vrije pers, politieke oppositie, burgerrechtenorganisaties, anti-corruptiewaakhonden en de wetenschap. Overal is immers wel een financiële link met het buitenland te vinden.
Voor Hongaren betekent dit dat hun vrijheid om onvrede te uiten en tegenwicht te bieden aan de zittende macht zwaar onder druk komt te staan. En de autoriteiten kunnen nog makkelijker nepnieuws verspreiden, corruptie verdoezelen en politieke oppositie de kop in drukken. Dat Orbán deze wet kopieerde van de versie die Vladimir Poetin in 2012 introduceerde in Rusland, is een veeg teken. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (dat niet aan de EU verbonden is) oordeelde vorig jaar dat de Russische wet de mensenrechten schendt: Moskou gebruikt de wet om de overgebleven oppositie feitelijk uit te roeien.
De wet is een aanval op fundamentele waarden die ons allemaal aangaan
Het is dus logisch dat de Europese Commissie wederom een rechtszaak tegen Hongarije is begonnen. Ook vanuit Nederlandse belangen gedacht. Zowel oppositie- als coalitiepartijen in de Tweede Kamer wijzen regelmatig op de gevaren die kleven aan de steeds verdergaande ondermijning van de Hongaarse rechtsstaat. Zo wezen ze recent nog op de pro-Poetin-koers van Orbán, de voortdurende verduistering van EU-geld in Hongarije, de Hongaarse beïnvloeding van het publieke debat en verkiezingen in andere EU-landen, en Hongaarse spionagepraktijken.
Daarnaast roept de trendbreuk in de reactie van het kabinet-Schoof ten opzichte van zijn voorgangers ook de vraag op hoe serieus het kabinet burgerrechten eigenlijk neemt. Je hoeft immers geen rechtsgeleerde te zijn om te zien dat de Hongaarse wet onmogelijk in lijn te brengen is met de rechtsstaatsverklaring die PVV, VVD, NSC en BBB ondertekenden – en waarin juist de vrijheden worden gewaarborgd die in Hongarije onder druk staan.
Gevaar
Waarom doet het kabinet dan niets? Dat Nederland wegkijkt, geeft ook het signaal af aan andere landen dat dit soort wetgeving niet meer controversieel is. Met het gevaar dat Orbáns politieke vrienden in de EU hem zullen volgen, net zoals Orbán met deze wet Poetin volgt.
Kortom, de Hongaarse ‘buitenlandseagentenwet’ is meer dan een lokaal Hongaars probleem. De wet is een aanval op fundamentele Europese waarden die ons allemaal aangaan. En daarom moet minister-president Schoof een duidelijke grens trekken, en helpen deze aanval op burgerrechten in Hongarije te stoppen. Dat kan heel simpel, namelijk door Nederland aan te sluiten bij de rechtszaak bij het EU-Hof. Door nu stelling te nemen, helpt Nederland ook nog meer landen over de streep te trekken. Zo’n kans mag het kabinet-Schoof niet laten lopen.
Lees ook
Nederlandse houding tegenover Hongarije van Viktor Orbán is splijtzwam in de coalitie
