Een IJslandse dichter houdt zijn hoofd voor de holte in een sculptuur, zodat hij de geluiden van de zee luider kan horen en de zee beter kan verstaan. Een Nederlandse kunstenares die op een Schots eiland wieren bestudeert ving in haar schepnet een zeehaas, een slak met een flamencojurk. Even keken ze elkaar aan. Het was, zegt ze, alsof we ons zacht aan elkaar voorstelden.
Een duikinstructeur kan niet uitleggen waarom hij de zee mist zodra hij de zee niet ziet en ruikt, maar legt eloquent uit hoe hij mensen afhelpt van hun ‘zeeblindheid’. Een Fins-Britse zangeres lokt zeehonden met geluiden die huilen en zingen tegelijk zijn. Via haar adem betreedt ze the-more-than-human world, zegt ze. Om een zeehond in de ogen te kijken, een minuut lang nieuwsgierigheid te delen, heb je geen woorden nodig.
Alle vier verschijnen ze in Het gezicht van de zee, de film die schrijver en bioloog Arita Baaijens vorig jaar met regisseur en cameraman Alexander Oey maakte. Baaijens (Ede, 1954) is al een paar jaar in de ban van de zee. Ze wil niet langer machteloos toezien hoe de zee als wingewest wordt gebruikt: om er vis en gas en olie uit te halen, om windparken in aan te leggen, om afval in te kieperen.
De zee is een late liefde. Ze werkte bij de gemeente IJmuiden, maar gooide rond haar dertigste „de hele mikmak” overboord en werd reiziger. Jarenlang trok ze per kameel, te paard en te voet door de woestijn in Soedan en Egypte, door het Altai-gebergte in Siberië, door Papoea-Nieuw-Guinea, en schreef erover. Tijdens die reizen besefte ze dat er „meer manieren van weten” zijn en dat je niet alleen door een wetenschappelijke of zakelijke bril hoeft te kijken. „In dat laatste blinkt Nederland uit, juist in zijn verhouding met het water”, zegt Baaijens. En het weerspiegelt zich in de taal waarmee we over de zee spreken. Die is pragmatisch, efficiënt, afstandelijk, ten slotte koud.
Sinds ze dat beseft, wil ook zij weten hoe je beter kunt luisteren naar, en spreken over de zee. Ze wil, „de schutting tussen ons en de zee omverhalen” – wat je kunt lezen als ‘omvér-halen’ en als ‘óm-verhalen’. Voor die film ging Baaijens op zoek naar mensen die zo’n ‘herwilderde taal’ spreken, die de zee waarderen om wie ze is. En daarachter doemt een tweede vraag op: als we vervreemd zijn geraakt van een systeem waar we ooit deel van uitmaakten, moeten we het dan niet omkeren, de zee weer toelaten? En die gedachte uitdragen, juist bij de bestuurders en beleidsmakers.
Zo ontstond Baaijens jongste boek, Spreken met de Noordzee. De dichter, de kunstenares, de duikinstructeur en de zeehondenzangeres maken daarin een comeback, naast veel nieuwe gezichten. Baaijens zelf kijkt in een Noorse fjord een moment een langsglijdende walvis in het oog. „Wat overblijft is een ervaring, een zeker weten”, schrijft ze, het besef lotgenoten te zijn. „De walvis dat ben ik. De zee dat zijn wij.” Haar boek is ook een reisverhaal, een verslag van haar „sollicitatie naar de functie van Spreker namens alle leven in zee”.
Wist u waar u aan begon?
„Nee, maar daar hou ik van, waarom zou je anders aan iets beginnen? Als kunstenaar vertegenwoordig ik geen belangen en mag, gewoon nieuwsgierig zijn en de tijd nemen. Ik had gedoken in de Rode Zee en de Oosterschelde, maar ik wist bijna niets van de zee. Aan de andere kant, mariene biologen en ecologen weten wel veel en ik wil niets afdoen aan hun deskundigheid, maar toch is dat is ook een tunnelvisie, die van het meten en turven. En dat maakt je niet vanzelf een betere vertegenwoordiger van de zee, denk ik. Als buitenstaander stel je andere vragen dan een expert, kun je bevragen wat wij normaal vinden. Daar is verbeelding voor nodig en misschien ook de blik van een ontdekkingsreiziger.”
Volgens u is onze conversatie met de zee gestokt. Was die er ooit? Vroeger was de zee vooral bijbelse wildernis.
„De zee was een maatje te groot voor mensen, net als de woestijn voor mij destijds. Er was heilig ontzag. En nu wij zoveel manieren hebben om de zee te bedwingen, is dat weg. Bij ontzag hoort een relatie van geven en nemen. Proberen om met zo’n natuurkracht om te gaan door een gesprek te voeren. Sommige mensen doen dat nog wel, surfers, mensen die troost zoeken bij de zee omdat ze iemand verloren hebben. Maar beleidsmakers hebben zo’n relatie niet meer.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data127586987-e505b7.jpg|https://images.nrc.nl/Zd61gVurRLuVBE8fb-obhL42wDI=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data127586987-e505b7.jpg|https://images.nrc.nl/TF6IGZPsHYk1id2nKhBCKczrObE=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data127586987-e505b7.jpg)
Wilt u weer ontzag bijbrengen?
Het is simpeler. Vergeleken bij de mensen van mijn reizen gaan wij zo koloniaal om met de natuur. Ik hoorde een hoge ambtenaar eens zeggen dat de Noordzee ‘ons laatste lege industrieterrein’ is. Hij meende het. Ik dacht: wat is er met ons gebeurd? Ik weet nog dat ik dacht: ik moet me niet verdedigen tegen die bestuurders, het is andersom, laat hen maar uitleggen waarom het normaal is te exploiteren wat óók recht van bestaan heeft omdat het er is. Dat is mijn missie.”
De walvis en u vangen elkaars blik – bijna het ‘overview-effect’ dat ruimtevaarders ervaren als ze die little blue dot zien, verbondenheid met de hele planeet.
„Dat klopt. En daarna dacht ik: nu kan ik niet meer terug. Hoe het vorm krijgt, weet ik niet, maar het is nu een relatie.”
U schrijft dat elke taal in zijn eigen landschap is verankerd.
„Het harde bewijs is dat ik twee jaar een schrijfblokkade had voor ik mijn boek over Siberië kon schrijven [Zoektocht naar het paradijs]. Mij ontbrak de taal voor wat daar normaal is maar bij ons niet past: dingen die je niet kunt zien, maar wel merkbaar zijn, een bezield landschap. Zij noemen het natuurgeesten, maar het komt erop neer dat natuur leeft, expressief is. Ik ben bioloog en wil geen esoterie bedrijven, maar de wetenschap liet me hier in de steek en de taal die ik normaal gebruik ook.”
Wat betekent ‘bezield’?
„‘Ziel’ en ‘bezieling’ zijn een duizenddingendoekje geworden. En toch. Bij de nomaden werd soms een schaap geslacht. Tsjak-tsjak, je ziet die ogen en weet: de ziel is eruit. Bezield is voor mij dat het weet heeft van de wereld.”
Een octopus heeft bewustzijn, heeft de zee bewustzijn? Soms lijkt het alsof mensen de onbegrijpelijkheid van een complex systeem gelijkstellen aan bezieling.
„De zee is geen optelsom van alles wat je zou kunnen weten. Dan nog blijft er iets over wat je niet kunt beschrijven. Misschien kun je dat bezieling noemen. Niet in de zin van het kan zich voortplanten, wel met handelingsvermogen.”
Een wil?
„Dat gaat me nog net te ver.”
Iets wat te groot is voor onze ideeënwereld?
„In de woestijn had ik nooit het gevoel dat het een dooie boel was. Het was gevaarlijk, en je gaat ervan houden, krijgt er een relatie mee. En ja, dat iets de menselijke betekenis en maat ontstijgt. Rachel Carson [The Sea Around Us] schrijft dat niemand goed over de zee kan praten door de poëzie weg te laten.”
Blijft taal, ook poëtische taal, niet toch een gevangenis?
„Binnen de beperkingen van de taal kun je meer doen dan we doen. Ermee spelen, je afvragen welke wereld je wilt. Alleen al dat bevragen vind ik winst.”
Het blijft taal. Biologen zitten vast in hun taal van turven en meten, zegt u. De discussie over ‘rechten voor de natuur’ is juridische taal.
„De film I Am the River, the River is Me, over een kanotocht over de Whanganui-rivier in Nieuw-Zeeland, die als eerste ter wereld een rechtspersoon is geworden en zo bescherming geniet – die heb ik wel zes keer gezien. En het blijft fantastisch, want het gaat om moderne mensen die met een andere blik in het leven staan. Zie jij Nederlanders dat doen?”
Hier zijn ook zulke initiatieven voor de Waddenzee, de Maas, Amelisweerd, Meijendel. En de Noordzee.
„Maar ik zie mensen die besluiten over de Noordzee nemen nog geen vragen stellen aan de zee, of een ritueel uitvoeren. Misschien moet je inderdaad aansluiting zoeken bij iets waar wij goed in zijn: juridische taal, polderen. Ik zie het als emancipatie van het denken, niet gevangen zitten, maar een weg verkennen die kan leiden tot ruimte voor ander leven, dat recht van zijn heeft.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data127587207-5fc40a.jpg|https://images.nrc.nl/My8C194pClhwK4Y4yUYutn1kgDM=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data127587207-5fc40a.jpg|https://images.nrc.nl/S1nqGHxbq1XAPAj9JHY6PWSkdiA=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data127587207-5fc40a.jpg)
U denkt als kunstenaar én bioloog. Kan dat samengaan?
„Dat is weleens lastig. Ik wil toch iets bewijzen wat zich niet laat bewijzen, maar ik wil niet gaan praten zoals veel mensen die ik niet zie zitten. En dan komt de kunstenaarsblik van pas, daarmee kun je experimenteren, zonder dat je meteen hard bewijs hoeft te leveren.”
Waarin ligt de bevrediging?
„O, ik vind het te gek om een avontuur aan te gaan waarvan ik niet weet hoe het afloopt. Ik ben op iedereen die ik heb geïnterviewd echt verliefd geworden. Het gevoel dat er iets te ontdekken blijft en dat je tot in de toppen van je tenen en je vingers leeft. Ik hoop dat ik iets heb verwoord wat zich moeilijk laat pakken en dat je niet denkt dat ik gek ben.”
Het idee dat iets op meerdere manieren kan bestaan, spreekt meer schrijvers aan, zoals Robert Macfarlane, wiens boek Is A River Alive? binnenkort uitkomt.
„Het fijne is dat de tijdgeest meezit. Tien jaar geleden had dit niet gekund, nu gebeurt het overal, deels omdat het zo duidelijk is dat de natuur eraan gaat. Kunstenaars hebben er een antenne voor en langzaam sijpelt het dan verder door in de maatschappij door.”
Denk je dat zij, en u, daadwerkelijk verandering kunnen brengen?
Ja. iemand als Annemieke Nijhof, die het ‘harde’ kennisinstituut Deltares leidt, doet het al. Op een symposium heeft ze al eens met de stem van de Westerschelde gesproken, gezegd dat ze droevig was door alle verontreinigingen, zoals PFAS. Of het allemaal op tijd is, weet ik ook niet. Maar ik ga gewoon door. Niet door het systeem te bevechten; ik zet er een parallelle wereld naast. Als ik al een doel heb, is dat om vierkante koppen rond te maken. Er twijfel in gooien. Mijn rolletje bestaat in de kieren van wat mogelijk is. Ik hoop dat er verzoeken komen: wil je met ons sparren? Misschien kan ik meevaren met onderzoekers die zeggen: we gaan daar- en daarheen, dan kan jij met ons en de zee in gesprek gaan.”
Kan de zee wel een gelijkwaardige gesprekspartner zijn?
„Nee, het kan de zee geen donder schelen. En die garnaal weet ook niet dat ik iets voor hem doe. Ik doe alles uit nieuwsgierigheid en met de vraag: hoezo zijn we hier beland?”
Zwemt u in zee?
„Ja, die golven die op je afkomen, dat is een soort kinds plezier, daar wil je in springen. Ook daar heb ik niet echt een woord voor, maar het is een uitnodiging.”
Om op te gaan in iets groters?
„Zo heb ik het nog nooit gezien, maar dat zou zomaar kunnen. Als ik dook in de Rode Zee had ik altijd gevoel dat ik in een baarmoeder terecht was gekomen. Warm [ze ademt diep in], en dan het vloeibare, hè. Toch anders dan de woestijn, hoor.”
In gesprek met de Noordzee, een avond met Arita Baaijens en anderen in Pakhuis de Zwijger, Amsterdam, 11 februari, 20.00 uur.
