De Peugeot E-5008 kan met de Franse slag overdrijven. Bij vertrek in Amsterdam wordt een actieradius van 501 km beloofd. Na 180 kilometer zijn er in Groningen nog 160 kilometer over bij een accupeil van 46 procent. Dan mag je de reële actieradius op 300-340 kilometer schatten. Akkoord, de E-5008 is groot en zwaar, het weer is winters kwakkelend, de accu met 73 kWh niet overbemeten, overdrijven doet iedereen en vanaf mei stijgt het bereik vast naar 400, shit happens.
Een dag later doe ik dezelfde rit opnieuw, nu door een wegafsluiting met een lange omweg via een fors stuk binnenweg dat het verbruik had moeten drukken. Met volgens de boordcomputer 435 kilometer bereik en 86 procent acculading vertrek ik met hetzelfde weer als gisteren vanaf P3 Zeeburg. Bij aankomst heb ik 56 km en 20 procent batterijlading over. Ditmaal heb ik stevig doorgereden waar ik gisteren braaf op de rechterbaan bleef hangen – maar hemel, wat een zuiplap.
Bovendien is dit een suv waar heel veel in moet en kan, met drie zitrijen voor zeven inzittenden. Ga na wat een E-5008 met twee ouders, vijf kinderen en noodgedwongen dakkoffer voor de wintersportbepakking weegt. Wil je niet weten, maar ik zeg het toch. De E-5008 is de met 25 centimeter verlengde en honderd kilo zwaardere versie van de al 2.100 kilo wegende E-3008, en zijn maximaal toelaatbare massa is 2.900 kilo. Er mag dus 700 kilo mens en bagage mee. Ik taxeer een volgestouwde 5008 op een bereik van 250 kilometer. Dat wordt qua laadstops een geduchte hink-stap-race van Emmeloord naar Tirol. Gelukkig komt er ook een 5008 met een 98kWh-batterij, maar die tipt met maximaal 724 kilo belading bijna de drie ton aan. Echt, Peugeot? Dat weegt een camper.
Zoom in voor alle details van de Peugeot E-5008
Klik op de punten voor uitleg over de details.
Foto Merlijn Doomernik
Kan het onderstel die klappen aan? Het veergedrag van de E-3008 riep al vragen op. Nu stuit ik bij een RDW-kentekencheck op de melding van een terugroepactie voor zijn grote broer. Die liegt er niet om. „De bevestigingsbouten van de fuseekogel op de voorwieldraagarm kunnen breken”, lees ik daar, en „als méér dan één bevestigingsbout van de fuseekogel verloren gaat, kan dat van invloed zijn op de bestuurbaarheid van de auto”, lees verhoogde kans op een ongeval.
Niets van gemerkt. De testauto reed met mij alleen aan boord geruisloos comfortabel. De stoelen bevielen zelfs uitstekend. Maar wat is hij lomp, deze tot suv verbouwde pantserwagen. Zijn gebrek aan uitzicht maakt de 5008 in de bewoonde wereld storend onhandelbaar. Ondanks achteruitrijcamera’s zie je bij parkeermanoeuvres niets. Door de hoogte van de achterruit krijg je van achteropkomend verkeer alleen de daken mee. Bij achteruit inparkeren in het donker, bijvoorbeeld hartje winter na een werkdag bij een laadpaal, wordt dat probleem verergerd door het wegvallen van enig zicht door de zijruiten van de achterdeuren, alsof de reflecties van de portierranden in het glas de duisternis verhevigen. Overdag zal het uitzicht richting Tirol niet veel beter zijn met sporttassen tot het plafond, vijf kinderkopjes achterin en de geliefde naast je. De te kleine spiegels zijn helaas geen remedie tegen het visuele ongemak. Is het te veel gevraagd auto’s te ontwerpen met meer glas en een behoorlijk zicht rondom?
Geabstraheerde designberg
Alles is uit proportie, alles ondoordacht aan de E-5008. De achterlijk grote laadpoortklep is zo hilarisch als de geabstraheerde designberg die Peugeot van het dashboard dacht te moeten maken. De begrippen stoel- en stuurverwarming op het flexibel indeelbare menu-touch-screen passen niet op één regel. De laatste ‘g’ bungelt er eenzaam en jammerlijk amateuristisch onder. En hoe is het mogelijk dat in een 4 meter 79 lange, 1 meter 89 brede en manshoge suv met alle stoelen neergeklapt een fiets niet in het laadruim past? In mijn 26 centimeter lagere, 13 centimeter smallere en zeven centimeter kortere Volvo 850 Station kon hij wel.
Foto’s: Foto Merlijn Doomernik
Peugeot heeft een Musk nodig die zegt: 400 kilo lichter, betere aerodynamica, 30 procent minder verbruik, 30 procent meer binnenruimte. En als dan de technische staf begint te jammeren dat het een suv moest worden: „Dan verzinnen jullie maar iets anders, klojo’s.” Maar Stellantis heeft geen Musk, geen bazen met de geringste interesse in intelligente auto-architectuur. Meelopen is belangrijker dan zinvol meedoen met de evolutie. Daarom is de E-5008 nu al een van de domste auto’s van dit testseizoen. Alles opnieuw, Franse vrienden, van kop tot kont.
In de bouwsector, de politiek én natuurorganisaties stonden zowaar alle neuzen dezelfde kant op: bij nieuwbouw en renovaties moest het verplicht worden holle tegels in te metselen in buitenmuren, zodat vogels aan nestplekken worden geholpen. Een kleine moeite met grote opbrengst, vonden alle partijen. Begin dit jaar zou de neststeenregel ingaan.
En toen besloot BBB-minister Mona Keijzer van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening een stokje voor het ‘vogelinclusief bouwen’ te steken. Om snel woningen te kunnen realiseren schrapte zij „belemmerende regels en procedures”. Terwijl „vogels ook last hebben van woningnood”, zegt Timo Roeke, senior adviseur bescherming van Vogelbescherming Nederland.
Dat vogels hulp kunnen gebruiken, blijkt elk jaar opnieuw bij de Nationale Tuinvogeltelling. „De populatie van huismussen is met 65 procent afgenomen”, zegt Roeke. „Er zijn in Amsterdam, Utrecht, Den Haag en Rotterdam zelfs meerdere wijken waar de huismus gewoonweg niet meer voorkomt.” Rond het ochtendgloren klinken steeds minder tsjilpende, kwetterende en zingende vogels. Dat heeft te maken met de verstening van Nederland en met het gebrek aan nestruimte. De kieren en gaten die huizen vroeger hadden waren slecht voor de isolatie en het energielabel, maar wél goed als nestruimtes.
Niet alleen natuurorganisaties zijn geschrokken door het schrappen van de regel. De bouwbrancheverenigingen Bouwend Nederland, WoningbouwersNL en NEPROM hebben Keijzer in een brief laten weten dat ze haar streven steunen „om overbodige regelgeving te voorkomen”, maar niet déze regel.
Op initiatief van Habtamu de Hoop (GroenLinks-PvdA) heeft de Tweede Kamer een motie aangenomen die ervoor moet zorgen dat de regel toch ingaat. Het is nog niet bekend of Keijzer daar gevolg aan geeft. Roeke hoopt van wel, vooral voor soorten die in holen broeden, „zoals de huismus en gierzwaluw”.
Tot die tijd zijn vogels prima geholpen met de klassieke nestkast aan de buitenmuren. Ook nu al, in deze regenachtige wintermaanden, zegt Roeke. „Het klopt dat veel vogels terugkeren uit Afrika in de lente, maar er zijn ook soorten die nu al op zoek zijn naar een plekje.”
Voor een goeie nestplek gelden wel een aantal voorwaarden.
1Het maakt uit hoe en waar je een nestkast ophangt
„Hang het huisje niet met de opening op het westen”, zegt Roeke, „dan is de kans groot dat de regen naar binnen waait.” Het is ook van belang dat het niet te laag bij de grond hangt, „anders zijn de vogels kwetsbaar voor katten”. Huiskatten en verwilderde katten zijn naar schatting verantwoordelijk voor het doden van zo’n 20 miljoen vogels per jaar.
2Een nestkast moet waterdicht zijn en open kunnen om het schoon te maken
Een stokje voor de ingang hoeft niet, dat kan juist roofdieren een handje helpen.
3Verschillende vogelsoorten hebben verschillende wensen
De meeste vogels vinden een voordeur prima, boomklevers willen een ingang aan de zijkant. Veel vogels willen lekker vrijstaand, terwijl mussen graag dicht bij elkaar willen wonen, in een vogelrijtjeshuis of een vogelflat. Een struikbroeder doe je een plezier met een nestkast ín een struik.
4Vogelbescherming Nederland raadt aan om nestkasten alleen van hout te maken
Maar voor wie wat anders wil zijn er online huisjes van diverse materialen te koop. De kleur maakt vogels niet zoveel uit, zegt Roeke. „Alleen de zwaluw wil specifiek een nest op een wit oppervlak.” De andere vogels hebben zich aangepast. „Zolang de voorwaarden voor veiligheid kloppen, kan elke kleur en elk printje.”
Zo is er een vogelhuisje in de vorm van het Mondriaan-huis. Een grachtenpandje. Er is een vogelhuisje met de vlag van Friesland. Er zijn vogelvilla’s. Op de Vitra Campus in Zwitserland was tot februari een tentoonstelling van vogelhuisjes ontworpen door veertig kunstenaars uit verschillende landen.
Zolang de neststenen nog niet verplicht zijn, zullen vogels het met nestkasten moeten doen. En als een vogelhuisje niet bewoond wordt door een pimpelmeesje maar door een familie wespen, is dat eigenlijk ook goed nieuws, zegt Roeke. „Het is allemaal natuur – eigenlijk heeft iedereen woningnood.”
Huilend zat ik bij de kleuterjuf op schoot terwijl mijn klasgenootje triomfantelijk met een beschimmelde broodkorst zwaaide. Die korst had ik onder de kast verstopt om de eetwedstrijd te winnen die we elke pauze hielden. Ik liet de boterhammen per ongeluk expres op de grond vallen zodat ik ze daarna met mijn schoen onder de boekenkast kon schuiven. Het klasgenootje had nu met een liniaal het opgehoopte brood onder de kast vandaan gepeuterd. En was gaan klikken bij de juf, die me op schoot nam en om uitleg vroeg. Maar ik was vier en kon niet uitleggen dat ik geen brood lustte.
Mijn vader zegt dat ik als kind buikpijn kreeg van volkoren brood. Hij vond een oplossing: bij het ontbijt mocht ik dubbelvla met slagroom eten. Niet alleen in het weekend, ook doordeweeks.
Bleef over de vraag wat ik voor tussen de middag mee moest nemen naar school. Als huisarts begon mijn vader om acht uur aan zijn dienst in de praktijk – mijn moeder was dan al lang voor de file uit vertrokken naar haar werk als medewerker personeelszaken bij de Rabobank. Eerst deed mijn vader boterhammen met honing in mijn trommel, in de hoop dat iets zoets er wel in zou gaan. Jam werkte een tijdje tot ik ook dat begon te weigeren. Via witbrood met Nutella kwamen we uit op suikerbrood, gewikkeld in velletjes keukenpapier die altijd vastkleefden aan de suiker.
Wat je eet in je vroege jeugd heeft invloed op je latere gezondheid. „Organen, voedselvoorkeuren en stofwisseling worden in deze periode gevormd”, zegt Tessa Roseboom, hoogleraar vroege ontwikkeling en gezondheid in het Amsterdam UMC. Een verhoogde suikerinname in de eerste duizend dagen kan na je zestigste leiden tot diabetes type 2 en een hoge bloeddruk, beide voorspellers voor hartinfarct en beroertes. Mijn eerste duizend dagen waren volgens mijn vader redelijk suikerarm. Maar vanaf de kleuterschool mocht ik mijn eigen eetpatroon bepalen.
Schilderijen van clowns
Het moment dat ik voor het eerst besefte dat ik raar at, staat me helder voor de geest. Ik zat in groep drie en logeerde bij een vriendje. Al vroeg stond ik op om een bakje dubbelvla te maken voor mijn ontbijt. In dat huis hingen veel schilderijen van clowns, ik herinner me dat ik naar die clowns keek terwijl ik in mijn eentje een bakje dubbelvla at op de bank – tot zijn moeder naar beneden kwam en me aan tafel zette. Daar kreeg ik op mijn kop: kindjes horen nooit zelf iets uit de koelkast te pakken. En zeker geen dubbelvla voor het ontbijt.
Natuurlijk schaamde ik me, omdat ik een fout had gemaakt zonder dat ik het besefte. Als ik me bij anderen gedroeg zoals ik het thuis had geleerd, maakte me dat in hun ogen ‘raar’. Voortaan zou ik beter oppassen om niet op die manier op te vallen. Dat dit ontbijt misschien ook best ongezond was, ontdekte ik pas in groep vier bij een project over de schijf van vijf. Ik stak mijn vinger op in de kring en vroeg waar in de schijf de magnetronhotdogs thuishoorden. De andere kinderen moesten hard lachen en mijn lievelingsjuf Peggy zei dat magnetronhotdogs niet zo gezond voor me waren.
De maatschappij houdt excentrieke mensen graag een mirror of shame voor, oftewel een spiegel van schaamte, dat begint al in de klas. Het is een vorm van normeren waarbij je iemand uitlacht of buitensluit tot diegene zijn gedrag vanzelf aanpast. Maar wat ik van thuis mee kreeg, broodtrommels vol appeltaart, wilde ik niet zomaar veranderen. Dus bleef ik zitten met de schaamte.
De eetzaal van Zweinstein
Het was gezellig met mijn vader aan de ontbijttafel, in het warme licht van de grote lamp. Als ik met hem ontbeet, kreeg ik vaak magnetronpoffertjes met poedersuiker. Of magnetronpannenkoeken, hotdogs of een broodje bapao in een plas chilisaus. Eigenlijk alles wat ik zelf kon opwarmen en niet hoefde te snijden. Toen ik Nutella-tosti’s met banaan wilde eten, zette mijn vader een tosti-ijzer op tafel om die tijdens het ontbijt te bakken. Zelf ontbeet hij in hotels graag warm met gebakken rijst, groente en ei omdat hij tot zijn vijfde in Indonesië had gewoond.
De dagen van de week leerde ik door in de keuken te kijken welke oppas er stond te koken als ik uit school kwam: Francis die er al sinds mijn geboorte was, Annelies de gezellige flapuit of Trees die er als laatste bij kwam. Op maandag en dinsdag kookte Annelies AVG voor ons: witlof, slavink en aardappels. De Indonesische Francis kookte nasi, sperzieboontjes en heerlijke aardappelpuree, zo glad geklopt als vanillevla. Aan haar durfde ik alles te vragen, en zij had op haar beurt veel plezier in mijn spelletjes: als ik deed alsof ik een kat was, zette ze een schoteltje melk voor me op de vloer. Trees kookte heerlijke Hollandse pot zoals ze dat thuis geleerd had: een pan vol speklappen of karbonades stond uren op het vuur te sudderen, gekruid met een mix van Verstegen en wat Maggi. De zoon van Francis, Rob paste ook op ons op vrijdag maar kookte niet zo vaak.
Als tussendoortje kreeg ik van Francis een Kindersurprise of een worstlolly, een stuk leverworst dat zij op een vork had geprikt. Van Trees kreeg ik alvast twee karbonaadjes, gebakken aardappeltjes en warme kidneybonen. Alleen Annelies deed niet echt aan tussendoortjes. Wanneer zij oppaste ging ik uit school linea recta naar de kelder om zoveel mogelijk zakjes chips te pakken. Wokkels, Nibbits, hamkaas en naturelchips, nooit paprika. Daar deed ik niet geheimzinnig over: ik liep met armen vol chipszakjes langs de woonkamer waar Annelies naar As the world turns keek. Toch moet ik hebben gevoeld dat er iets niet in de haak was, want ik verstopte de lege zakjes onder het matras van de poppenbank.
Wat mijn ouders en zus na het ontbijt aten weet ik eigenlijk niet. ’s Avonds waren er sportclubjes, sociale verplichtingen, mijn moeder die tot laat werkte. Daarom aten we doordeweeks vrijwel nooit samen aan tafel. In mijn eentje at ik voor de tv of op de bank of op de vloer onder de vleugel. Tegelijk met mijn maaltijd verslond ik boeken, ik at samen met Hasse Simonsdochter en Ronja de Roversdochter en Harry Potter in de grote eetzaal van Zweinstein.
Alles wat ik zelf opwarmde kwam grijs uit de magnetron. Maar hoeveel lauwe maaltijden en chips ik ook at, ik had altijd honger. Al op de basisschool begon ik van mijn zakgeld op weg naar huis donuts en kikkertjes te kopen. Hoewel er thuis meer dan genoeg zoetigheid was, at ik liever in de bakkerij of de snackbar, te midden van andere mensen.
Waarom Franse vrouwen niet dik worden
Elke vrouw die ik ken is min of meer een amateurvoedingsdeskundige. Ze weet dat suiker slecht is, dat je koolhydraten links moet laten liggen en dat het echt genant is om op dieet te zijn. Hoewel de maatschappij impliciet (of expliciet) voorschrijft dat je niet dik mag zijn, lijk je dit schoonheidsideaal alleen te mogen bereiken door ‘gewoon gezond te eten’. Daarom probeerde ik in de brugklas voor het eerst stiekem te lijnen en toen het boek Waarom Franse vrouwen niet dik worden van Mireille Guiliano verscheen kocht ik dat meteen. Toen ik de aanbevolen preisoepdetox van twee dagen deed, loog ik bij mijn bijbaantje bij de bioscoop dat ik preisoep at tegen slaapproblemen. Als ik eerlijk had gezegd dat ik wilde afvallen, was ik bang dat mijn collega’s naar mijn lichaam zouden gaan kijken als iets waar een stukje vanaf moest.
Op de middelbare school maakte het niemand meer uit wat ik in mijn broodtrommel had. Mijn puberende klasgenoten hadden het druk met zichzelf en omdat mijn zus en ik ook puberden, kwamen de oppassen niet meer dagelijks. Alleen Trees bleef bij ons en gaf mij broodjes omelet mee naar school. Soms ging ik stiekem op dieet, dan weer kocht ik wekenlang mergpijpen en broodjes kroket in de pauze. En een paar keer week at ik bij de McDonald’s.
Super Size Me (2004), een documentaire van Morgan Spurlock, gaat over een periode van dertig dagen waarin Spurlock naar eigen zeggen alleen McDonald’s-voedsel consumeerde – later onthulde hij ook grote hoeveelheden alcohol te hebben gedronken. De film documenteert de drastische verandering in Spurlocks fysieke en psychologische gezondheid: aan het einde van de dertig dagen was de toen 32-jarige Spurlock 11,1 kg aangekomen, was zijn cholesterol gestegen tot 230 mg/dl (6,0 mmol/l) en had hij last van stemmingswisselingen, seksuele disfunctie en vetophoping in zijn lever. Spurlock overleed op 23 mei 2024 op 53-jarige leeftijd aan kanker.
Van het zien van Super Size Me raakte ik flink gestresst. Mijn spreekbeurt in de brugklas ging over de eerste McDonald’s van Nederland die in 1971 in Zaandam haar deuren opende. Boven mijn bed hingen de internationale McDonald’s-placemats die ik spaarde. Bij mijn bijbaantje kreeg ik een pasje dat goed was voor 50 procent korting bij de plaatselijke McDonald’s. Maar nu wist ik ineens dat ik stemmingswisselingen en leverfalen kon krijgen van mijn favoriete restaurant, en je kunt nooit meer terug naar de tijd dat je iets niet weet.
De McDonald’s was een plek waar we met het hele gezin samen aan tafel aten. Al sinds we klein waren gingen we er regelmatig met mijn ouders heen voor een Happy Meal. Mijn moeder vond het leuk dat wij de speeltjes spaarden, want zelf hield ze ook erg van verzamelen en mijn vader grapte altijd over de slappe, te zoute frietjes. McDonald’s is voor mij gaan voelen als family style cooking. In bijna elke stad heb je er een waar je min of meer hetzelfde eten krijgt, dus als ik mijn moeder mis, kan ik overal ter wereld slappe, te zoute frietjes halen.
Geen strijd over het eten
Mijn vader en ik lunchen nu regelmatig samen bij Café-Restaurant Amsterdam. Laatst bestelde ik als ontbijt lamskotelet met frietjes. Terwijl ik van deze verbeterde, volwassen versie van een Happy Meal genoot, vroeg ik aan hem waarom ik zoveel suiker, vet en bewerkt voedsel mocht eten als kind.
Mijn vader antwoordde dat hij geen strijd wilde over het eten en altijd naar alternatieven zocht, met om de paar maanden aanpassingen omdat mijn smaak weer was veranderd. Wel keek hij naar voldoende eiwitten, vetten, vezels en vitamines over de dag verdeeld, dit noemde hij ‘maatwerk voor door de week’. Volgens hem aten we in de weekenden ook veel salades, pompoen en zoete aardappel en stond er een fruitschaal met mandarijnen en bananen in de keuken. Dat die fruitschaal is weggezakt uit mijn geheugen komt misschien omdat mijn klasgenootjes daar nooit om hebben gelachen.
McDonald’s voelt voor mij als family style cooking. Als ik mijn moeder mis, kan ik overal ter wereld slappe, te zoute frietjes halen
Mijn vader begreep ook wel dat dit tegenwoordig niet als een gezond eetpatroon zou worden beschouwd, maar hij noemde suiker als koolhydraat ook een energiebron. Zelf wist hij niet meer precies wat hij als kind in Indonesië at, maar de belangrijkste eiwitbronnen waren plantaardig, naast vis. Terug in Nederland at mijn vader pap en later volkoren brood bij het ontbijt. Mijn vroegere eetpatroon was misschien niet ideaal, maar omdat ik geen brood wilde eten had mijn vader voor zijn gevoel weinig suikervrije keuzes. En was die appeltaart nou echt ongezond? Die bevatte toch bloem, ei, boter, vezels van de appel en ja helaas ook suiker?
Natuurlijk sputterde ik tegen. Zou het echt onmogelijk zijn een kind iets te laten eten wat het niet lust? Waarom had hij mij als vierjarige niet gewoon gedwongen om te eten wat de pot schafte? Was hij soms conflictvermijdend?
„Ja”, zei hij meteen. „Ja, dat ben ik.”
Wat hij wel rot voor me vond, was dat hij nu begreep dat andere kinderen me hadden gepest met de inhoud van mijn broodtrommel. Maar sinds ‘normaal doen’ politiek is geworden, vind ik mijn rare eetpatroon eigenlijk niet meer zo erg. Dat ik vreemd at, werd me vooral ingewreven door klasgenootjes – die me Pippi Langkous noemden maar wel hun vieze bifi-worstjes wilden ruilen voor mijn halve appeltaart.
Mega awkward
Een moderne toepassing van de spiegel der schaamte is alles cringe of awkward noemen op social media. Wanneer iemand daar een gebrek aan zelfbewustzijn etaleert dat plaatsvervangende schaamte oproept, vindt de groep dat mega awkward en supercringe. Mijn vader vertrouwde me hierover deze parel toe: „Vroeger tijdens verjaardagen en nu op het internet heerst iedere keer weer enorm de behoefte om te laten blijken dat jij je wel hebt aangepast aan de gemiddelde norm, en die ander niet. Maar excentrieke mensen overleven dankzij hun excentrieke gedrag. Iedereen heeft het recht om op zijn/haar/diens manier te overleven, behalve als dit medemenselijk lijden veroorzaakt.”
Klasgenootjes noemden me Pippi Langkous maar wilden wel hun vieze bifi-worstjes ruilen voor mijn halve appeltaart
Het ontbijt in je kindertijd wordt bepaald door de portemonnee van het huishouden en de cultuur waarin je opgroeit, door de tijdgeest, maar vooral door je ouders. En of die je nou pannenkoeken met maple syrup voeren, of warme rijst met groente en ei, of gefermenteerde sojabonen of een dikke boterham met kaas en boter: eigenlijk is niks raar of slecht zolang het deel uitmaakt van een gevarieerd eetpatroon.
Waar ik me nog weleens zorgen over maak, is of mijn vroege eetpatroon op de lange termijn gevolgen zal hebben voor mijn gezondheid. Ik voelde me, in navolging van Morgan Spurlock, niet superhappy toen ik elke week bij de McDonald’s at. Nu grap ik af en toe dat als ik niet zoveel suiker had gegeten als kind, ik misschien wel een Nobelprijs had kunnen winnen. Sinds ik volwassen ben eet ik redelijk gezond. Ontbijten met dubbelvla heeft tot nu toe geen merkbare schade aangericht.
Mijn vader heeft zich altijd gericht op de ontwikkeling van mensen, en het doorgronden van de motieven voor hun keuzes. Daarin lijken we op elkaar. De spiegel der schaamte leggen wij graag naast ons neer.
De Peugeot E-5008 kan met de Franse slag overdrijven. Bij vertrek in Amsterdam wordt een actieradius van 501 km beloofd. Na 180 kilometer zijn er in Groningen nog 160 kilometer over bij een accupeil van 46 procent. Dan mag je de reële actieradius op 300-340 kilometer schatten. Akkoord, de E-5008 is groot en zwaar, het weer is winters kwakkelend, de accu met 73 kWh niet overbemeten, overdrijven doet iedereen en vanaf mei stijgt het bereik vast naar 400, shit happens.
Een dag later doe ik dezelfde rit opnieuw, nu door een wegafsluiting met een lange omweg via een fors stuk binnenweg dat het verbruik had moeten drukken. Met volgens de boordcomputer 435 kilometer bereik en 86 procent acculading vertrek ik met hetzelfde weer als gisteren vanaf P3 Zeeburg. Bij aankomst heb ik 56 km en 20 procent batterijlading over. Ditmaal heb ik stevig doorgereden waar ik gisteren braaf op de rechterbaan bleef hangen – maar hemel, wat een zuiplap.
Bovendien is dit een suv waar heel veel in moet en kan, met drie zitrijen voor zeven inzittenden. Ga na wat een E-5008 met twee ouders, vijf kinderen en noodgedwongen dakkoffer voor de wintersportbepakking weegt. Wil je niet weten, maar ik zeg het toch. De E-5008 is de met 25 centimeter verlengde en honderd kilo zwaardere versie van de al 2.100 kilo wegende E-3008, en zijn maximaal toelaatbare massa is 2.900 kilo. Er mag dus 700 kilo mens en bagage mee. Ik taxeer een volgestouwde 5008 op een bereik van 250 kilometer. Dat wordt qua laadstops een geduchte hink-stap-race van Emmeloord naar Tirol. Gelukkig komt er ook een 5008 met een 98kWh-batterij, maar die tipt met maximaal 724 kilo belading bijna de drie ton aan. Echt, Peugeot? Dat weegt een camper.
Zoom in voor alle details van de Peugeot E-5008
Klik op de punten voor uitleg over de details.
Foto Merlijn Doomernik
Kan het onderstel die klappen aan? Het veergedrag van de E-3008 riep al vragen op. Nu stuit ik bij een RDW-kentekencheck op de melding van een terugroepactie voor zijn grote broer. Die liegt er niet om. „De bevestigingsbouten van de fuseekogel op de voorwieldraagarm kunnen breken”, lees ik daar, en „als méér dan één bevestigingsbout van de fuseekogel verloren gaat, kan dat van invloed zijn op de bestuurbaarheid van de auto”, lees verhoogde kans op een ongeval.
Niets van gemerkt. De testauto reed met mij alleen aan boord geruisloos comfortabel. De stoelen bevielen zelfs uitstekend. Maar wat is hij lomp, deze tot suv verbouwde pantserwagen. Zijn gebrek aan uitzicht maakt de 5008 in de bewoonde wereld storend onhandelbaar. Ondanks achteruitrijcamera’s zie je bij parkeermanoeuvres niets. Door de hoogte van de achterruit krijg je van achteropkomend verkeer alleen de daken mee. Bij achteruit inparkeren in het donker, bijvoorbeeld hartje winter na een werkdag bij een laadpaal, wordt dat probleem verergerd door het wegvallen van enig zicht door de zijruiten van de achterdeuren, alsof de reflecties van de portierranden in het glas de duisternis verhevigen. Overdag zal het uitzicht richting Tirol niet veel beter zijn met sporttassen tot het plafond, vijf kinderkopjes achterin en de geliefde naast je. De te kleine spiegels zijn helaas geen remedie tegen het visuele ongemak. Is het te veel gevraagd auto’s te ontwerpen met meer glas en een behoorlijk zicht rondom?
Geabstraheerde designberg
Alles is uit proportie, alles ondoordacht aan de E-5008. De achterlijk grote laadpoortklep is zo hilarisch als de geabstraheerde designberg die Peugeot van het dashboard dacht te moeten maken. De begrippen stoel- en stuurverwarming op het flexibel indeelbare menu-touch-screen passen niet op één regel. De laatste ‘g’ bungelt er eenzaam en jammerlijk amateuristisch onder. En hoe is het mogelijk dat in een 4 meter 79 lange, 1 meter 89 brede en manshoge suv met alle stoelen neergeklapt een fiets niet in het laadruim past? In mijn 26 centimeter lagere, 13 centimeter smallere en zeven centimeter kortere Volvo 850 Station kon hij wel.
Peugeot heeft een Musk nodig die zegt: 400 kilo lichter, betere aerodynamica, 30 procent minder verbruik, 30 procent meer binnenruimte. En als dan de technische staf begint te jammeren dat het een suv moest worden: „Dan verzinnen jullie maar iets anders, klojo’s.” Maar Stellantis heeft geen Musk, geen bazen met de geringste interesse in intelligente auto-architectuur. Meelopen is belangrijker dan zinvol meedoen met de evolutie. Daarom is de E-5008 nu al een van de domste auto’s van dit testseizoen. Alles opnieuw, Franse vrienden, van kop tot kont.