Hij heeft „onwijs te doen” met de directeur van het Drents Museum in Assen, waar afgelopen weekeinde archeologische topstukken uit Roemenië werden gestolen. „Het Drents Museum is een parel in Nederland en ik heb veel respect voor de blockbusters die het heeft georganiseerd.” Maar, zegt veiligheidsdeskundige Ton Cremers: „Deze roof had absoluut voorkomen kunnen worden.”
Cremers (76) was van 1996 tot 2002 hoofd van de beveiliging van het Amsterdamse Rijksmuseum, en heeft, overigens naar eigen zeggen, over de hele wereld 450 musea van advies gediend over beveiliging.
Hoe kijkt u naar deze roof?
„Ik heb de berichtgeving van dag tot dag gevolgd en heb me vooral verbaasd over de reacties uit de museumwereld. Er wordt gezegd dat er nu eenmaal een zware buitendeur is opgeblazen en dat daar niets tegen te doen is.”
Er was wel iets tegen te doen?
„Er wordt gezegd dat als er met explosieven wordt gewerkt, er tegen een roof als deze geen kruid gewassen is. Zelfs de Museumvereniging zegt dat. Als dat waar is, geef je toe dat je risico’s neemt door deze tentoonstellingen te organiseren.”
Maar dat is niet waar.
„De beveiliging van een museum moet je zien als een ui. Die heeft verschillende schillen. Tot je bij de kern bent, met de kostbaarste stukken. Blijkbaar had de ui in dit geval niet meer dan alleen een buitenste schil. Als mensen een zware buitendeur opblazen, mogen ze niet binnen twee minuten de belangrijkste stukken kunnen weghalen. ”
Waar heeft het aan ontbroken?
„Er moeten achter de buitendeur meer deuren zijn waar men doorheen moet zien te breken. Daarna heb je de vitrines. Ik heb al meer dan twintig jaar geleden een programma van eisen gemaakt op grond waarvan een museum een vitrine liet bouwen met een inbraakveiligheid van twintig minuten. Er zijn toen professionals ingehuurd die een half uur met een hamer op die vitrine hebben ingeslagen, af en toe het zweet van hun voorhoofd afvegend, maar die er niet in slaagden het glas stuk te slaan.
Is zo’n vitrine duur?
„Duur moet je relateren aan het te beschermen belang. Zes jaar geleden liet een klein provinciaal museum in Nederland voor 24.000 euro een speciale vitrine bouwen voor een vaas uit het Louvre. Die was groot genoeg geweest voor de Dacische helm. Dat was een voorwaarde van het Louvre, medewerkers kwamen kijken.”
Wat is dat voor vitrine?
„Het is altijd maatwerk. Om te beginnen moet het glas van een vitrine altijd in een frame zitten. Ik weet dat mensen een ononderbroken zicht willen hebben op het object, maar zonder frame kan het glas nooit heel sterk zijn. Dan heb ik het over gelaagd glas. In dat gelaagde glas moet bovendien een folie zitten dat je niet, zoals in de voorruit van een auto, kunt doorsnijden. Dat doe je met polycarbonaat, een heel hard plastic. Dat glas hebben veel juweliers. De gemiddelde juwelier heeft betere vitrines dan het Drents Museum.”
Is te zien wat voor glas het is?
„Criminelen zijn deskundig genoeg om te zien of een vitrine inbraakveilig is. Als je aan aansteker voor enkel glas houdt, zie je het vlammetje twee keer. Als je het vlammetje vier, zes of acht keer ziet, is het gelaagd glas. Op de kunstbeurs Tefaf in Maastricht werden op klaarlichte dag ook vitrines ingeslagen. In aanwezigheid van het publiek. Daar zat slappe folie in het glas.”
Had er een bewaker moeten zijn?
„Die was er niet. Dat is normaal. Je kunt niets doen. In mijn tijd bij het Rijksmuseum zaten er beveiligers in de meldkamer die als opdracht hadden om in geval van inbraak zich terug te trekken en de politie te bellen. Sterk glas geeft politie de tijd in te grijpen. Het tijdpad van de beveiliging moet korter zijn dan de tijd die criminelen nodig hebben om hun slag te slaan. Als criminelen al niet zélf vertrekken als ze merken dat het niet lukt de vitrines kapot te slaan. Mijn stelling is dat je zonder sterke vitrines je personeel in gevaar brengt.”
Als de beveiliging niet op orde was, deugde ook de verzekering niet?
„Museumdirecteuren zeggen soms dingen over beveiliging die niet kloppen. Verzekeraars lijken onvoldoende deskundigheid over beveiliging in huis te hebben. De Roemenen hebben gefaald door geen duidelijke eisen te stellen aan de beveiliging. De verzekeraar heeft gefaald. Het Drents Museum heeft gefaald. En de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed die zich garant stelde voor een deel van de schade heeft gefaald. De keten heeft gefaald. Het is hier hartstikke fout gegaan.”
Reactie museumdirecteur
Directeur Harry Tupan van het Drents Museum liet op een persconferentie eerder weten dat er „absoluut” extra veiligheidsmaatregelen waren getroffen voor de gestolen topstukken. Op televisie zei Tupan dinsdagavond: „Alle beveiligingsmaatregelen die we moesten nemen, zijn belegd in het verzekeringscontract. We zijn onze verplichtingen nagekomen.”
Het museum stelde woensdag in antwoord op vragen van NRC: „Lopende het onderzoek kunnen wij vanuit veiligheidsoverwegingen geen antwoord geven op deze vragen.”
Voor commentaar op de uitspraken van veiligheidsdeskundige Cremers was het museum woensdag niet bereikbaar.
Lees ook
De grote gele Tefaf-diamant is nog altijd spoorloos
Nadat „weerbedrijven tegen de staat” door de gang van het Haagse Paleis van Justitie galmt, vult de rechtszaal zich met advocaten, ondernemers en ambtenaren. Ze melden zich voor een kort geding met als inzet de weersvoorspellingen. Althans, de mate waarin het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) die voorspellingen via een eigen app naar buiten mag brengen.
Afgelopen november lanceerde het KNMI namelijk een nieuwe versie van de eigen weerapp en die is niet goed gevallen bij Buienradar, Weeronline en enkele andere commerciële weerbedrijven. Zij vinden dat overheidsdienst KNMI zich met die app schuldig maakt aan oneerlijke concurrentie.
In tegenstelling tot voorheen biedt de nieuwe KNMI-app op overzichtelijke wijze locatiespecifieke gegevens en (regen)radarbeelden. Als het aan het KNMI ligt komen daar binnenkort ook voorspellende radarbeelden bij. En precies vanwege die gebruiksmogelijkheden downloadt het gros van de consumenten nou juist commerciële apps van weerbedrijven als Weeronline. Reden voor brancheorganisatie Nederlandse Vereniging van Weerbedrijven (NVWB) om een kort geding te starten. „De activiteiten van het KNMI hebben een grote impact op hun omzet en daarmee op hun voortbestaan”, aldus mededingingsrecht-advocaat Maurice Essers.
De activiteiten van het KNMI hebben een grote impact op hun omzet en daarmee op hun voortbestaan
Radarbeelden
Mede op basis van data van het KNMI – die de overheidsinstelling gratis ter beschikking moet stellen – maken de weerbedrijven en hun meteorologen hun eigen datamodellen en voorspellingen. In hun apps verrijken ze die data, bijvoorbeeld door ook de kans op bepaalde gezondheidsklachten (zoals reuma en migraine) en de mate waarin het weer geschikt is voor activiteiten zoals fietsen of hardlopen. Maar het „cruciale” onderdeel, aldus Essers, zijn de radarbeelden met een prognose. „Dat is waarom 60 tot 70 procent van de klanten gebruik maken van hun producten.”
Of de KNMI die prognosebeelden óók mag laten zien, hangt grotendeels af van het antwoord op de vraag wat de taak van het meteorologisch instituut is. Volgens de twee advocaten van landsadvocaat Pels Rijcken heeft de minister van Infrastructuur en Waterstaat de plicht het publiek te informeren over het huidige en te verwachten weer. Het KNMI is belast met de taak van het verstrekken van dit ‘algemeen weerbericht’. Dat de prognosebeelden nu niet in de app staan, betogen ze, „ontneemt de minister niet de mogelijkheid mee te bewegen met technologische ontwikkelingen”. Bij de manier waarop het algemeen weerbericht wordt gepresenteerd is altijd al sprake geweest van een „doorgaande ontwikkeling” qua beeld, tekst en visualisaties.
Volgens de weerbedrijven is echter in het verleden afgesproken, en ook door de minister in 2013 aan de Kamer gecommuniceerd, dat het KNMI slechts een ‘beperkt algemeen weerbericht’ maakt en dat het meteorologisch instituut zich van verdere dienstverlening dient te onthouden als dat de marktverhoudingen verstoort – zoals met de prognosekaarten zou gebeuren. Afwijken daarvan is niet alleen in strijd met de eerdere afspraken, maar valt ook niet te rijmen met behoorlijk bestuur waartoe de overheid gehouden is.
Soortgelijke kwesties
Het is niet voor het eerst dat overheid en markt met elkaar in de clinch liggen over vermeende oneerlijke concurrentie door (semi-)publieke organisaties. Zo voerde data- en onderzoeksbureaus tot op heden tevergeefs een rechtszaak tegen het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) over opdrachten die het CBS buiten de vaste bekostiging om voor overheden uitvoert. Rond de Kamer van Koophandel, het Kadaster, Staatsbosbeheer en de Dienst Wegverkeer (RDW) speelden soortgelijke kwesties over marktverstoring. Dit voorjaar behandelt de Tweede Kamer het wetsvoorstel Markt en Overheid en zal nader worden gesproken over het commerciële optreden van publieke organisaties.
Tijdens het kort geding probeerden de weerbedrijven donderdag tevergeefs tot een compromis met het KNMI te komen. Zo stelden zij voor dat het KNMI alleen in beperkte gevallen – bij weerwaarschuwingen – van de prognose radarbeelden gebruik maakt. „Ik hoor u tot twee keer toe zeggen dat u graag in overleg wilt met de staat”, merkte de kort geding rechter op. Of het KNMI daar ook iets voor voelde? Een korte maar veelzeggende blik van de strategisch business manager naar zijn advocaten was genoeg. Van het voornemen om prognosebeelden te publiceren lijkt alleen de rechter – die over drie weken uitspraak doet – het KNMI nog af te kunnen brengen. „De staat ziet geen reden het overleg aan te gaan.”
Lees ook
Wat een weerapp kan betekenen voor de vakantieganger – en wat niet
De ouders van Jeroen Recourt zijn „hoogbejaard”. Bij hen speelt nu het „euthanasievraagstuk”. Ze voeren er samen indringende gesprekken over. „Die gesprekken over de dood gaan eigenlijk over de waarde van het leven. Wat houdt je op de been? Daar denken ze verschillend over.”
Net nu euthanasie een belangrijk thema is geworden in zijn persoonlijk leven, legt Recourt zijn werkzaamheden neer als voorzitter van de Regionale Toetsingscommissies Euthanasie (RTE), de organisatie die alle gevallen van euthanasie in Nederland toetst aan de wettelijke eisen. Al na één termijn van vier jaar, terwijl van hem werd verwacht – lang ook door hemzelf – dat hij er nog een termijn aan vast zou plakken. „Ik wil meer tijd aan mijn ouders geven. Dat is waardevol en de zorg kan niet alleen op de schouders van mijn zus blijven rusten.”
Zijn vertrek heeft dus niets te maken met het rumoer rondom euthanasie bij psychisch lijden afgelopen zomer, benadrukt Recourt. „Eerlijk gezegd: zo’n discussie is juist de aantrekkelijke kant van deze baan.” Het aantal mensen dat euthanasie verleend krijgt wegens psychisch lijden is nog altijd laag, maar neemt snel toe. In 2023 waren het er 138.
En euthanasie wordt vaker verleend aan jonge mensen die psychisch lijden. Bij een deel van de beroepsgroep roept dat de vraag op of psychiaters wel zorgvuldig genoeg die euthanasie-aanvragen beoordelen. Namens hen deed psychiater Damiaan Denys in NRCeen oproep tot behoedzaamheid. Die oproep droeg bij aan een discussie over de mogelijke strafbaarheid van euthanasie bij een minderjarige. Moet euthanasie wegens psychisch lijden een leeftijdsgrens krijgen, vroegen psychiaters zich af. De vraag die daaraan ten grondslag ligt, is of jongeren eigenlijk wel wilsbekwaam zijn – een van de criteria die gelden bij euthanasie.
„Ik was blij dat dit debat gevoerd werd. Er was een groei en je zag dat een deel van de psychiaters daarop zei: gaan we niet te snel? En moeten die normen niet aangescherpt worden? Je kunt kanttekeningen plaatsen bij de manier waarop gediscussieerd werd, maar ik ben heel blij dat het gesprek er is. Euthanasie mag nooit vanzelfsprekend zijn. Ik ben blij dat de normen rond euthanasie niet dichtgeschroeid zijn. De wet heeft heel bewust zekere openheid gelaten. En die moet je invulling geven. Dat kan niet anders dan door debat.”
Recourt was zelf afwezig in het debat. Bewust, benadrukt hij, zoals hij ook herhaalt dat het niet aan hem of de RTE is om politiek te bedrijven of een inhoudelijk oordeel te vellen over de wet. „Dat is niet aan ons. Wij houden rekening met wat de beroepsgroep bepaalt als hun beroepsnorm. De beroepsgroep kan de koers verleggen.”
Lees ook
Romy zag op het laatste moment af van euthanasie. Kon ze opnieuw leren leven?
Toch was de RTE, los van u persoonlijk, prominent aanwezig in het debat van afgelopen zomer. Een van de regionale voorzitters van de RTE koos in opiniestukken op sociale media en in de krant openlijk partij in de discussie.
„Dat had niet zo moeten gebeuren. Daar hebben we het uiteraard intern over gehad en dat is ook gestopt. Het is mijn taak als voorzitter om te bewaken dat leden zich niet uitlaten op een manier die de RTE kan schaden.”
Het debat rondom psychisch lijden riep de vraag op: is de Nederlandse euthanasiepraktijk wel voorzichtig genoeg?
„Zaken die gaan over jonge mensen die psychisch lijden vinden wij veruit de moeilijkste om af te wegen. Altijd denk je: verdorie, was er niet toch nog een behandeling mogelijk? Maar als het gaat om de criteria die de wet stelt: ja, de Nederlandse euthanasiepraktijk is heel erg zorgvuldig. De RTE oordeelt slechts enkele keren per jaar dat onzorgvuldig is gehandeld.
„De wetgever heeft heel nadrukkelijk gezegd dat euthanasie mogelijk moet zijn bij ‘ondraaglijk uitzichtloos lijden’. En in de wet is ook vastgelegd: er is geen onderscheid tussen psychisch lijden en somatisch lijden. Uit jurisprudentie is wel één extra criterium gekomen voor euthanasie bij psychisch lijden. Dat is de ‘grote behoedzaamheid’.”
Juist over die behoedzaamheid ging de discussie. En over de vraag of je over die jonge groep wel kunt vaststellen of ze wilsbekwaam zijn.
„Wij toetsen altijd of de wilsbekwaamheid is vastgesteld, want dat is een criterium zoals in de wet opgegeven. Die wilsbekwaamheid wordt beoordeeld door zowel de uitvoerend arts als de SCEN-arts en in dit soort gevallen is bijna altijd nog een onafhankelijke deskundige betrokken. En als die vaststellen dat de patiënt wilsbekwaam is, dan nemen wij dat eigenlijk bijna altijd aan.”
Zaken die gaan over jonge mensen die psychisch lijden, vinden we veruit de moeilijkste. Altijd denk je: verdorie, was er niet toch nog een behandeling mogelijk?
Ook daarop is kritiek. De portefeuillehouder euthanasie van de NVvP – de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie – legde onlangs uit dat onderzoek naar de oordelen van de RTE uitwijst dat de vaststelling van die wilsbekwaamheid regelmatig niet of onvoldoende is gemotiveerd.
„Ik had bedacht, ik ga de woorden ‘marginale toets’ niet noemen. Maar nu komt-ie toch om de hoek kijken. Wij doen een marginale toets: we controleren of het gebeurd is en of het voldoende gemotiveerd is. Wat wij als RTE niet doen, is zelf een oordeel hebben. Of een diagnose stellen.”
U zegt: we sluiten ons aan bij wat de beroepsgroep vindt, maar vaak is niet iedereen het met elkaar eens. Hoe gaat de RTE om met dat grijze gebied?
„Wij kijken naast de wet en de jurisprudentie vooral goed naar de beroepsnorm die in richtlijnen is opgeschreven. Daarnaast hebben we natuurlijk een eigen expertise. We hebben inmiddels zeventien artsen in de RTE, daar proberen we zoveel mogelijk relevant specialisme mee te organisere.. We hebben psychiatrische, somatische, palliatief deskundigen, geriaters enzovoort. We vragen hen mee te denken over discussies. Maar dat is om onze marginale toets goed te kunnen invullen, om te weten wat we moeten vragen, om te zien waarover discussie is. Dat is niet om onszelf in dat debat te mengen.”
Is die marginale toets achteraf wel afdoende?
„Afdoende voor wat? Dit is het systeem zoals het is. Uiteindelijk is wat wij doen het resultaat van een politieke afweging. Daarom was ik ook blij met die initiatiefnota van Rosanne Hertzberger (destijds NSC) voor meer onderzoek naar de toename van euthanasie bij psychisch lijden. Ik hoop dat die nog wordt opgepakt. De politiek moet die vraag beantwoorden: voldoet ons systeem nog? Wij zullen als RTE wel van ons laten horen als we denken dat het niet goed gaat. Maar op dit moment zijn er geen signalen die ons zorgen baren.”
Zouden jullie niet liever al tijdens het euthanasietraject willen meekijken?
„Nee. Daar heb ik wel over nagedacht, we hebben dat ook aan onze leden gevraagd. Het antwoord was vrijwel unaniem: nee.”
Waarom niet?
„Verschillende redenen. Je kunt altijd maar een deeltoets doen, want de uitvoering zelf, als het fout gaat, kun je het natuurlijk nooit vooraf toetsen. Er zijn vooraf al toetsen – door de beroepsgroep zelf. Dit systeem heeft de wetgever destijds heel bewust bedacht. We zien dat het systeem waarbij we als RTE – als een soort toezichthouder – achteraf iedere melding toetsen, functioneert.
Wat ik niet goed vind, is dat als een euthanasie van ons het label ‘onzorgvuldig’ krijgt, de arts automatisch als mogelijke verdachte wordt aangemerkt
„Wat ik niet goed vind aan het systeem, is dat als een euthanasie van ons het label ‘onzorgvuldig’ krijgt, de arts automatisch als mogelijke verdachte wordt aangemerkt. Terwijl de arts zelf dan misschien wel integer heeft gehandeld, maar dat er onduidelijkheid is over de wet.”
Recourt noemt „het koffiearrest” als voorbeeld. Een arts verleende euthanasie aan een zwaar demente vrouw die in een eerder stadium een wilsverklaring had getekend. De arts werd vervolgd voor moord en uiteindelijk vrijgesproken. „De rechtsgang is ongelooflijk belastend geweest voor de arts, terwijl iedereen zei: u heeft netjes gehandeld. Aan de orde was vooral een maatschappelijk debat over de vraag of iemand met vergevorderde dementie euthanasie mag krijgen. Die arts is de hele tijd meegesleept als verdachte in dat proces, om uiteindelijk een maatschappelijke vraag opgelost te krijgen. Dat bijt ook een van de doelen van de wet: het maximaliseren van de bereidheid van artsen om euthanasie te melden.
„Onduidelijkheid zou je moeten kunnen wegnemen om de arts minder te belasten. Een mogelijke oplossing is dat de RTE prejudiciële vragen kan stellen aan de Hoge Raad, zodat er geen langdurige en belastende strafrechtelijke procedures hoeven plaats te vinden als dat niet passend is en maatschappelijke vragen veel sneller beantwoord kunnen worden.
Welke thema’s zou u aan de Hoge Raad willen voorleggen?
„Of de RTE de juiste invulling geeft aan het aanvullende criterium dat bij psychisch lijden geldt, de extra behoedzaamheid. Een ander mogelijk thema: de stapeling van ouderdomsklachten. Waar ligt precies de grens tussen die stapeling en een voltooid leven? Volgens de euthanasiewet moet er altijd een diagnose zijn. Een medische aandoening. Alleen een ‘voltooid leven’ is onvoldoende. Bij stapeling van ouderdomsklachten gaat het niet om terminale ziektes. Maar wanneer is de optelsom medisch gezien ondraaglijk lijden en daarmee genoeg om aan de criteria voor euthanasie te voldoen?”
Er bestaat een angst dat in een maatschappij met steeds moeilijker beschikbare zorg en geïsoleerde kwetsbaren, euthanasie om oneigenlijke redenen toegepast gaat worden.
„Dat snap ik. En we vragen ons dat zelf ook af. Wij toetsen echter altijd de individuele melding. Bijvoorbeeld als het gaat om dementie. Wat je vaak ziet, is dat mensen zeggen dat ze nooit naar een verpleeghuis willen. Dat vinden ze onverdraaglijk. Soms is dat gebaseerd op beelden van een verpleeghuis die niet hoeven te kloppen. Soms bestaat de ondraaglijkheid van het lijden uit die subjectieve angst voor het verpleeghuis, en dat is legitiem.”
In de samenleving is behoefte aan meer zelfbeschikking rondom de dood en de euthanasiewet volstaat voor sommigen niet. Hoe kijkt u daarnaar?
„ Zoals het nu is geregeld, is er geen volledige zelfbeschikking. De euthanasiewet heeft wel elementen van zelfbeschikking, maar uiteindelijk is toestemming nodig en vraag je iemand anders om te helpen. Wat ik heb geleerd afgelopen vier jaar, is hoe betrokken de artsen zijn, en hoe zwaar het soms op hen drukt. Vaak verlenen ze euthanasie op vrije dagen, omdat ze daarna niet verder willen met hun spreekuur of visites. Aan de ene kant is er de behoefte aan zelfbeschikking, aan de andere kant is de zorgplicht neergelegd bij de arts. Die mag euthanasie alleen verlenen als er echt geen alternatieven zijn, en het lijden niet kan worden gedragen. Dat vind ik eigenlijk wel een heel mooie balans. Dat is een groot inzicht voor mij geweest.”
‘YouTuber and Spermdonor’ noemt Jonathan Meijer zichzelf. Met 25.000 volgers online en zo’n 500 tot 3.000 kinderen in de echte wereld lijken zijn twee beroepen elkaar nu te kruisen. In zijn online content geeft hij advies over het eten van rauwe varkenshersenen, de vermeende onzin van zonnebrandcrème en doet hij oproepen aan ‘teenage boys’ om een ‘tradwife’ te zoeken die op henzelf lijkt.
Deze week stond hij in de rechtbank tegenover Stichting Donorkind, die hem in een kort geding beschuldigt van het ongewenst contact zoeken met en beïnvloeden van donorkinderen en hun ouders via zijn YouTube-kanaal. Donorcontracten schrijven voor dat donoren niet zomaar contact mogen leggen met kinderen. Meijer zou deze maatregelen met zijn publieke video’s omzeilen en dus eist de stichting dat hij stopt met zijn kanaal.
Verbod
In 2023 stonden de twee partijen al tegenover elkaar in de Haagse rechtbank. Toen besloot de rechter dat Meijer geen zaad meer mocht doneren aan nieuwe wensouders en dat hij al zijn advertenties, ook die onder pseudoniemen, direct moest verwijderen. Tussen 2007 en 2019 doneerde Meijer, die internationaal bekend werd door de Netflix-documentaire ‘The Man with 1000 Kids’, zijn sperma via officiële spermabanken en onofficiële fora en websites wereldwijd. Hoe vaak hij doneerde en waar is niet bekend. Hij begon hiermee omdat hij naar eigen zeggen „iets goeds” wilde doen. Tegen vrouwen die gebruik maken van zijn diensten zegt hij dat 25 kinderen, de Nederlandse richtlijn, zijn maximum is.
Hoeveel donorkinderen er achttien jaar later precies zijn is niet duidelijk. Zelf zegt Meijer dat het er 550 zijn en dat hij het verwerpelijk vindt om over kinderen te praten in nummers: „Het zijn unieke individuen met een eigen ziel.” In de Netflix-documentaire ligt de schatting rond de drieduizend donorkinderen. Meijer noemt de documentaire, waarin een benadeelde moeder hem een ‘god-complex’ toeschrijft, een „propagandafilm vol leugens”.
Ties van der Weer, zelf donor en verbonden aan Stichting Donorkind stelt dat zijn handelswijze verwerpelijk en schadelijk is. „Er is wetenschappelijk bewijs dat dit incest kan veroorzaken en dat het negatieve psychosociale gevolgen kan hebben voor donorkinderen.” Veel kinderen zijn benieuwd naar hun afkomst en gaan daar actief naar opzoek. „Het is nogal wat als je opeens honderden broers en zussen blijkt te hebben”, aldus Van der Weer.
Vanuit elke keer een ander land adviseert hij jongeren om geen opleiding te volgen en geen baan te zoeken: dat zou slavernij zijn
De zelfbenoemde ‘ooievaar uit Den Haag’ koketteert op zijn YouTube-kanaal „de BESTE en nobelste, loyaalste en eerlijkste spermadonor” te zijn. Waar hij in het begin nog vlogte over investeren in crypto en kwaadaardige tandartsen, geeft hij nu vooral tips over het leven in bredere zin. Zijn laatste video’s zijn neemt hij op in Zurich, Toronto, Rimini en Winterberg. Vanuit elke keer een ander land adviseert hij jongeren om geen opleiding te volgen en geen baan te zoeken: dat zou slavernij zijn. Meisjes doen er goed aan om een ‘tradwife’ te worden, een traditionele vrouw die veel kinderen baart en thuis voor het gezin zorgt terwijl haar man werkt. Jongens leert hij hoe ze zo’n vrouw aan zich kunnen binden, om vervolgens zo veel mogelijk kinderen te krijgen en in de natuur te gaan wonen, waar ze hun gezinnen kunnen voeden met rauw vlees en rauwe melk.
Volgens advocaat Lotte van Schuylenburg, die Stichting Donorkind bijstaat, heeft Meijer verantwoordelijkheid om zich ook in het publieke domein te houden aan de omgangswensen van de ouders en kinderen, zoals vastgelegd in de donorcontracten. Zo plaatste Meijer op 22 mei 2024 een video met in hoofdletters de titel „belangrijke boodschap voor al mijn kinderen”, waarin hij oproept om contact met hem te zoeken als kinderen zich slecht behandeld voelen door hun ouders.
„Feit is dat hij de biologische vader is van al deze kinderen. Dit maakt dat hij automatisch een zekere invloed op hen heeft”, zegt van Schuylenburg. In het lopende kortgeding eist ze namens Stichting Donorkind dat Meijer zijn YouTube-kanaal verwijdert. „Het leven van deze ouders en kinderen is al lastig genoeg door de keuzes van Meijer. Via deze boodschappen ontneemt hij hen het recht op een ongestoord familieleven zonder het betrekken van de donor.”
Advocaat van Meijer
Kaspar Ripken, de advocaat van Meijer, betoogt dat hij zich niet tot zijn donorkinderen richt met zijn boodschappen en dat het verwijderen van zijn YouTube-account een te vergaande inperking vormt van Meijers recht op vrijheid van meningsuiting. Hij zou de video’s die de stichting problematisch vindt inmiddels hebben verwijderd, en Meijer zou hebben toegezegd „zijn publieke uitingen te beperken”.
Afgelopen maanden verdwenen inderdaad meerdere video’s van het kanaal van Meijer. Van Schuylenburg zegt dat hij deze op privé heeft gezet, waardoor hij ze alsnog kan delen. Onder een van zijn videos vraagt iemand wat hij zou doen als zijn kinderen deze beelden in de toekomst zouden bekijken. Meijer antwoordt: „Veel van hen kijken mijn video’s al.”
Het kort geding loopt nog. Woensdag gaf de rechter beiden partijen nog een kans om er gezamenlijk uit te komen. Als dat niet lukt, doet de rechter alsnog uitspraak.
In een recente video op zijn YouTube-kanaal met de titel ‘Belangrijkste stap om een tradwife aan te trekken’ laat de inmiddels 43-jarige Meijer in een Hawaii-shirt vanuit Marbella weten zelf ook nog graag een traditioneel gezin te stichten. Op zijn Facebookpagina zegt hij nog single te zijn.