Dat het juist twee Nederlandse F-16’s waren die in de nacht van 2 op 3 juni een bommenfabriek in het Iraakse Hawija bombardeerden in 2015, was een speling van het lot – én van een militair computerprogramma voor de simulatie van nevenschade.
Volgens het Amerikaanse plan zou het IS-complex worden aangevallen met vijf zware bommen van vijfhonderd pond. Toen de simulatie uitkwam op CDE-5 High (‘kans op burgerslachtoffers’) werd het pakket aangepast: slechts één vijfhonderdponder en vier bommen met minder gewicht (Small Diameter Bombs). Behalve de VS beschikte alleen Nederland over dit type munitie en de Amerikaanse luchtmacht kon vanwege logistieke redenen de aanval niet uitvoeren. „De Amerikanen waren ergens anders bezig”, zo zei onderzoeksleider Winnie Sorgdrager.
De Kamer had ook vertrouwelijk kunnen worden geïnformeerd. Dat is niet gebeurd
Het is één van de vele details in het uitvoerige onderzoek van de Commissie van onderzoek wapeninzet Hawija die maandag de conclusies presenteerde naar het fatale bombardement in de Iraakse stad ten noorden van Bagdad. Op de geslaagde aanval (alle bommen raakten doel) volgde een enorme secundaire explosie van de opgeslagen springstof in de bommenfabriek. Ten minste 85 burgers kwamen om, honderden raakten gewond.
De commissie onder leiding van voormalig minister van Justitie en minister van staat Sorgdrager (D66) werd in 2020 in het leven geroepen na aanhoudende onthullingen van de NOS en NRC. Vier jaar later velt het onderzoek een hard oordeel over de voorbereiding van de fatale missie en over informatievoorziening aan de Tweede Kamer. Nederlandse militairen beschikten over te weinig inlichtingen om een goed geïnformeerd besluit te nemen over de aanval en vertrouwden „blind” op de VS.
Giswerk
Maar ook de Amerikanen hadden het doel – twee loodsen in een ‘industriële zone’ midden in een woonwijk – „niet langdurig en systematisch” geobserveerd. Hoeveel explosieven lagen opgeslagen in de bommenfabriek was daarom giswerk. De Amerikaanse commandant gaf niettemin zijn fiat voor de aanval. En omdat Nederland geen inlichtingenfunctionaris of juridisch expert op het Amerikaanse hoofdkwartier in Doha had, werd deze beslissing onvoldoende kritisch bevraagd. Terwijl een Nederlandse Red Card Holder – die ‘een rode kaart kan trekken’ om de inzet van militaire middelen te voorkomen – ter plaatste bevoegd was om de missie af te blazen.
Uit het rapport-Sorgdrager wordt duidelijk dat het probleem van de Nederlandse inlichtingenpositie van tevoren was onderkend. Aangezien de VS gevoelige informatie alleen delen binnen de Five Eyes Community (VS, VK, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland) werd Nederland pas laat in het targeting-proces ingeschakeld. Dit leidde niet tot maatregelen van Nederlandse zijde.
Sterker, zowel het personeel op het hoofdkwartier in Doha als de leiding van het Nederlandse F-16-detachement dat opereerde vanuit Jordanië, was slecht op de hoogte van de procedures. Daardoor verliepen ook de contacten met het Openbaar Ministerie niet volgens het boekje en stelde het ministerie niet meteen een onderzoek in – terwijl dat wel had gemoeten.
Lees ook
Amerikaanse en Nederlandse militairen namen bewust risico’s bij aanval bommenfabriek IS in Hawija, stelt commissie-Sorgdrager
Informatie
Hoewel meteen na de aanval duidelijk was dat waarschijnlijk burgerslachtoffers waren gevallen, stelde de Defensietop onder leiding van toenmalig minister Jeanine Hennis (VVD) zich „afwachtend en passief” op. Zo werd een Amerikaans onderzoek naar het bombardement nimmer opgevraagd in Washington.
De Tweede Kamer werd bovendien niet geïnformeerd over het incident. „We hebben van betrokkenen begrepen dat men terughoudend was vanwege de veiligheid”, zo zei Sorgdrager, „maar de Kamer had ook vertrouwelijk kunnen worden geïnformeerd. Dat is niet gebeurd.”
De commissie is ook op voorbeelden gestuit waarbij de Kamer verkeerde informatie heeft ontvangen – een politieke doodzonde. „Wees […] transparant en eerlijk over (het vermoeden van) burgerslachtoffers” is daarom een van de aanbevelingen van de commissie. Wil ze daarmee zeggen dat de politieke leiding op Defensie (minister Hennis en haar CDA-opvolger Ank Bijleveld) níét transparant en eerlijk waren?
Sorgdrager en mede-onderzoeker (en oud-luchtmachtgeneraal) Ralph Reefman knikken.
„Je kunt natuurlijk niet altijd alles vertellen, dat snappen wij ook wel”, zegt Sorgdrager. „Maar je kunt wel méér vertellen dan dat er is gebeurd.”
Lees ook
De aanval op Hawija zorgde voor meer doden en schade dan gedacht
„Toen ik net begon, had ik geen geld om truien te laten maken, dus kocht ik truien van schooluniformen. Ik liet die dragen door David Bowie, door Jimmy Page, met heel baggy broeken erbij. Dat hebben we opnieuw gemaakt: heel strakke tops met grote broeken. Het ziet er fantastisch uit, vind ik. (…) Dit is een spijkerbroek gemaakt van thornproof stof, een dubbel getwijnde keperstof die heel sterk is en oorspronkelijk uit Yorkshire komt. Kleding van die stof beschadigt niet als je ermee tussen struiken met doornen loopt, vandaar dat-ie thornproof wordt genoemd.”
Paul Smith – Sir Paul Smith – lanceerde zijn collectie voor najaar 2025 vorige week woensdag nou eens niet met een show, maar met een persoonlijke presentatie. „We zijn nog altijd een onafhankelijk bedrijf”, zei de inmiddels 78-jarige Britse ontwerper. „Dus ik kan doen wat ik wil.”
Hoogstens 120 mensen zaten samengepropt in een zaaltje in zijn Parijse kantoor – minder mensen dan buiten stonden in de hoop een glimp van de uitgenodigde K-popster Hongjoong op te vangen, en een fractie van het aantal bezoekers van zijn shows.
Zes groepjes van drie modellen riep Smith bij zich. Hij vertelde niet alleen over de kleren, maar ook over de inspiratie voor de collectie: de kledingstijl van jarenzestigfotografen als David Bailey en Terence Donovan en het werk van zijn eigen vader, Harold B. Smith, oprichter van de Beeston Camera Club en maker van de bloemenfoto die in de collectie op overhemden en dassen terugkwam. („Ik ben dit seizoen dol op overhemden en dassen in hetzelfde materiaal”). Tussendoor toverde hij een ei uit een van de tassen en maakte een paar grapjes („Ik ga hem niet vragen zijn broek uit te trekken want ik ben een heer”).
Het is niet uit te sluiten dat de aanpak van Paul Smith vooral een bezuinigingsmaatregel was – Parijse shows zijn tonnen verslindende evenementen, en volgens de laatst bekendgemaakte cijfers draait het merk al een paar jaar verlies. Maar het werkte. Paul Smith ging terug naar de basis: kleren, en waarom en hoe die worden gemaakt – dat bleef hangen.
Van links naar rechts: Paul Smith, Louis Vuitton, Louis Gabriek Nouchy
Foto’s: Paul Smith, Louis Vuitton, Louis Gabriel Nouchi
Greedflation
Paul Smith is niet het enige modemerk dat het zwaar heeft. Een paar uitzonderingen daargelaten zucht de hele luxe-industrie onder teruglopende inkomsten. Na jaren van enorme groei en inflatie overstijgende prijsstijgingen, ‘greedflation’ genoemd – sinds corona gemiddeld 54 procent – lopen de inkomsten de laatste tijd terug. Oorzaken die worden genoemd zijn die hoge prijzen van kleding en accessoires, de steeds vaker tegenvallende kwaliteit en het gebrek aan vernieuwende ontwerpen – te veel luxehuizen hebben te lang geleund op logoproducten.
De Parijse mannenmodeweek had een minder vol programma dan eerdere edities; de modewereld zit duidelijk in een overgangsfase.
Het Spaanse Loewe gaf voor het eerst in lange tijd geen aparte mannenmodeshow, maar kondigde aan de mannencollectie in maart met de vrouwencollectie samen te showen. Al hoeft dat niet zozeer met eventuele tegenvallende financiële resultaten te maken te hebben, als wel met een mogelijk vertrek van creatief directeur Jonathan Anderson: het hardnekkige gerucht is dat hij binnenkort overstapt naar Dior. Ook afwezig: Givenchy. De nieuwe creatief directeur Sarah Burton (ex-Alexander McQueen), die het merk weer op de rails moet krijgen, maakt in maart pas haar debuut.
Vijf fototenten
Louis Vuitton had voor de show een grote tent laten opzetten achter het Louvre. Daarvóór maar liefst vijf kleine tenten, waar beroemde bezoekers zich op de foto konden laten zetten. Op de catwalk stonden grote blokken die, toen het licht er aan het einde van de show op viel, kasten bleken te zijn waarin oude hutkoffers zaten en vintage kledingstukken van streetwearmerken van het Japanse A Bathing Ape en Billionaire Boys Club, merken die werden opgericht door de Japanse streetwearlegende Nigo. Billionaire Boys Club bestierde hij samen met Pharrell, muzikant en creatief directeur van de mannenlijn van Louis Vuitton.
Nigo, die tegenwoordig modemerk Kenzo leidt, werkte ook voor deze collectie samen met Pharrell. Het is het soort samenwerking dat in de wereld van de streetwear gebruikelijk en geloofwaardig is, maar bij deze collectie vaak niet meer opleverde dan de inmiddels overbekende luxe logokledingstukken en accessoires. Straatmode voor mannen zo rijk, dat ze die straat nog zelden zien – de echte Billionaire Boys Club.
Van links naar rechts: Comme des Garcons, Walter Van Beirendonck, Willy Chavarria
Foto’s: Getty Images, Walter Van Beirendonck, Willy Chavarria
Fris voelden wel de relatief sobere bruine pakken en jassen aan het begin van de show. Die zouden zomaar een trend kunnen worden. Meer modehuizen lieten bruine in plaats van de bekende blauwe en zwarte pakken zien: ze waren ingetogen en warm.
Naast bruin was ook legergroen veel te zien op de catwalks, een kleur die moeilijk níét te linken is aan de actualiteit. Nergens was dat groen zo prominent aanwezig als bij het Japanse avant-gardemerk Comme des Garçons, waar een groot deel van de modellen geheel of gedeeltelijk in legergroen liep, op het hoofd wollen ‘helmen’ bezet met kunstbloemen, een combinatie die niet anders uit te leggen is dan een roep om vrede. Of zoals ontwerper Rei Kawakubo de show had gedoopt: ‘To hell with war’.
Bij Walter Van Beirendonck waren het ‘aliens’ die de vrede bepleitten: modellen van wie vingers waren verlengd met 3D-geprinte ‘lange vingers’. Op nylon pakken, jassen en shirts stonden teksten als ‘We come in peace’ en ‘No war’. In het midden van de zaal stonden stoelen in de vorm van beren met heel lange benen en armen en een piemel; Van Beirendoncks tweede samenwerking met de Nederlandse meubelproducent Hans Lensvelt. Maar het was niet alleen uitbundigheid: ook Van Beirendonck had volop bruine (geruite) pakken.
Onder een aantal kleinere onafhankelijke merken waren er eveneens afhakers, en een nieuwkomer: Willy Chavarria, die met zijn ‘chicano’-stijl twee keer werd uitgeroepen tot Amerikaanse mannenmodeontwerper van het jaar. Hij liet vooral pakken zien – uitbundige zwarte, rode en geruite pakken met wijde broeken die werden gedragen met overhemden met enorme kragen, hoeden en oversized corsages en rozenkransen, alsook een aantal ‘Chanel-jasjes’ voor mannen.
Niet alleen een ode aan de latino-stijl, ook aan de lhbtqi+-gemeenschap en met een welkome dosis vrolijkheid. Aan het eind van de show werd de toespraak afgespeeld die bisschop Mariann Budde voor Trump hield na zijn inauguratie.
Légion d’Honneur
Als het klopt dat Jonathan Anderson naar Dior gaat en daar niet alleen de vrouwen- maar ook de mannencollectie onder zijn hoede zou nemen, zou de collectie voor najaar 2025 zomaar Kim Jones’ laatste kunnen zijn. Jones – die de avond na de show onderscheiden werd met de Légion d’Honneur, de hoogste Franse onderscheiding – heeft zich in de zeven jaar dat hij voor Dior werkt meer en meer toegelegd op couture voor mannen, en deze show was daar veruit het meest overtuigende voorbeeld van. Mocht hij inderdaad vertrekken, dan was het een prachtige zwanenzang.
Vanaf een hoge, helverlichte witte trap liepen geblinddoekte modellen gekleed in elegante zijden blouses op smalle zwarte broeken, zachtroze zijden jasjes en capes met grote strikken op de rug, kamerjassen met leggings eronder, lange jassen die zo waren omgeknoopt dat ze op lange rokken leken, en perfect gesneden getailleerde jasjes.
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Dries Van Noten
Foto Willy Vanderperre
” data-figure-id=”1″ data-variant=”row”><img alt data-description="Dries Van Noten
Van links naar rechts: Dior, Dries Van Noten, Egonlab
Foto’s: Dior Men, Willy Vanderperre, Egonlab
Helder maar onmiskenbaar romantisch, en daarmee zou je er een statement in kunnen zien tegen de groeiende intolerantie tegen genderfluïditeit.
De collectie van Dries Van Noten was even ongegeneerd romantisch. Jassen hadden dramatisch grote pofmouwen en werden gedragen met hoofddoekjes en bloemcorsages, blouses hadden grote strikken, er was een mannenminirokje bezet met paarse pailletten.
Het was de tweede collectie die Van Noten, die afgelopen zomer met pensioen ging, niet zelf heeft ontworpen. Zijn achtergebleven team maakte het begin, de in december benoemde nieuwe creatief directeur Julian Klausner had de collectie afgemaakt en gestyled. Ook het huis Dries Van Noten gaf dit keer geen show; de collectie werd voor een keer in de showroom gepresenteerd.
Op de poppen en in het lookbook werden de outfits gedragen met zwarte panty’s. Het geheel had, dankzij de rijke stoffen, ontegenzeglijk het stempel van het modehuis Dries Van Noten. Maar het getuigde ook van vernieuwingsdrang en eigenzinnigheid. Precies waar de mode behoefte aan heeft.
Er hangen donkere wolken boven de afdeling aardwetenschappen op de Vrije Universiteit in Amsterdam. Hoewel niet duidelijk is wat de VU precies met aardwetenschappen van plan is, geldt er sinds kort een vacaturestop en ligt de bouw van laboratoria stil. Wat er ook gebeurt, opheffen of wegbezuinigen van aardwetenschappelijke opleidingen en onderzoek zou een heel onverstandige beslissing zijn, waarmee de VU zich onttrekt aan haar verantwoordelijkheid om mensen op te leiden die kunnen gaan werken aan de grote maatschappelijke uitdagingen waar een snel veranderende wereld ons voor stelt.
Aardwetenschappen aan de VU is een plek waar onderzoek naar klimaat en aarde van zeer hoog niveau wordt bedreven, en waar aan ongeveer 300 studenten misschien wel het beste aardkundeonderwijs van het land wordt gegeven. Nóg wel.
Want het lijkt financieel niet goed te gaan met de afdeling, vooral doordat een paar jaar geleden de regels werden herzien voor de facultaire financiering van onderwijs en onderzoek. Het gebruik van laboratoria wordt sindsdien volledig doorberekend aan de groepen die er gebruik van maken. Erg nadelig voor een onderzoeksgroep als aardwetenschappen, met kleinschalige opleidingen en veel labonderzoek. Collega-klimaatonderzoekers van mij voelen zich overvallen door de recente vacaturestop, en maken zich grote zorgen over de toekomst van onderzoek en onderwijs.
Energietransitie
We zullen kennis over onze bodem de komende tientallen jaren nog hard nodig hebben. Neem alleen al de energietransitie. Een essentiële uitdaging is dat we momenteel bezig zijn om onze gehele energievoorziening te verplaatsen van de onzichtbare ondergrond naar het overvolle aardoppervlak. Een gaswinningslocatie, dat zijn een paar leidingen met een hek eromheen. Als je niet weet dat het er staat, rijd je er zo aan voorbij. Zonneparken en windmolens zijn daarentegen niet te missen.
De verplaatsing naar het aardoppervlak geeft overal wrijving in de samenleving. Aardwetenschappers zijn onmisbaar om die ruimteclaims in goede banen te leiden, met kennis van bodem, natuur en water als basis. Ze kunnen ook helpen de druk op het oppervlak te verlichten, door te werken aan ondergrondse energieopslag, geothermie, aanleg van warmtenetten en waterstofinfrastructuur. Ze zijn onmisbaar voor een overstap naar duurzaam en circulair gebruik van grondstoffen. En dan heb ik het nog niet eens gehad over de enorme joker in alle twee-gradenscenario’s: afvangen en ondergronds opslaan van CO2. Niemand die weet hoe we dit gaan opschalen maar we rekenen wel vast op knappe koppen die dit gaan oplossen.
De aardwetenschappen zijn ook onmisbaar om ons klimaat beter te leren begrijpen. Voor een groot deel wordt ons klimaat bepaald door snelle en langzame kringlopen van water en koolstof. Die verblijven lang (gesteente, ijskap) of kort (boom, wolk) in verschillende reservoirs, boven en onder de grond. De uitwisseling van water en koolstof tussen al die reservoirs verandert in een snel opwarmend klimaat. Maar hoe, dat weten we niet altijd.
Vrijwel alle gaten in onze kennis over het klimaat komen doordat we het veranderende gedrag van die kringlopen niet precies begrijpen. Onderzoek en onderwijs moeten helpen om antwoorden te vinden op belangrijke vragen. Hoeveel koolstof kan de oceaan nog opnemen? Hoelang blijven broeikasgassen nog opgesloten in de permafrost en op de oceaanbodem? Hoe houden we bodems vitaal voor akkerbouw en hoe wordt bodemkwaliteit beïnvloed door toenemende droogte en wateroverlast?
Dalende instroom
Je kunt beredeneren dat Utrecht, Delft en Wageningen studenten wel kunnen opvangen als de aardwetenschappen uit Amsterdam verdwijnen. Maar dat is wensdenken. Studentenkamers zijn schaars en duur, daardoor woont tegenwoordig meer dan de helft van de studenten thuis. In de praktijk raak je daarmee potentiële studenten uit de regio Noord-Holland en Flevoland kwijt. Studenten die we zo hard nodig hebben voor al die uitdagingen op het gebied van energie, voedsel, landschap, water en veiligheid.
Stopt er één opleiding, dan gaat dat ten koste van de landelijke instroom én de landelijke zichtbaarheid.
In 2020 heeft de VU zich nog met andere universiteiten uitgesproken voor een versterking van de aardwetenschappen. Dat mondde onder het vorige kabinet uit in de zogenoemde sectorplannen, waarmee kon worden geïnvesteerd in onderzoekers en docenten. Wat we nu echter zien is het tegenovergestelde. Daarmee lijkt de VU terug te komen van haar ambities, en onttrekt zij zich aan de maatschappelijke verantwoordelijkheid én vraag om aardwetenschappelijke kennis voort te brengen.
Aardwetenschappen is een fundamenteel vakgebied, onmisbaar in een wereld waarin we miljarden mensen voorzien van voedsel, energie, water en grondstoffen. Onderzoek en onderwijs zijn cruciaal in voorbereiding op de grote verbouwing van Nederland en de wereld, op weg naar een circulaire, fossielvrije toekomst. Aan alle VU-bestuurders: de aardwetenschappen hebben investeringen nodig, geen bezuinigingen.
Peter Kuipers Munneke is glacioloog bij de Universiteit Utrecht en weerman bij de NOS
Steeds als de stikstofdiscussie oplaait, zoals nu ook weer het geval is, hoor je nogal uiteenlopende economische argumenten. Er zijn onderzoeken die aantonen dat de boeren het zwaar hebben. Maar het tegenovergestelde valt ook te bewijzen. Je hoort dat de agrarische sector van groot belang is voor de Nederlandse economie. Maar ook dat landbouw Nederland economisch niet zoveel oplevert. Hoe zit het echt?
Vandaag banen Maarten en Marike een weg door een doolhof aan cijfers. Hoe afhankelijk zijn we van onze landbouw?
Heeft u vragen, suggesties of ideeën over onze journalistiek? Mail dan naar onze ombudsman via [email protected].