We leven in een land van hedonisme en consumptiedrang. Genieten lijkt een verplichting geworden; als je niet geniet ben je ten minste een beetje sneu en daar moet zo snel mogelijk iets aan gedaan worden. Op winst beluste bedrijven spelen hier handig op in met het aanbieden van hun producten (vliegvakanties, make-up, noem maar op) en voilà, zo hebben we een goedlopend systeem van gespannen verwachtingen en onrealistische beelden over genot, waarin we allemaal onherroepelijk tekortschieten en te veel geld uitgeven.
Hoe zijn we hierin beland? Kan genot onder deze omstandigheden ooit authentiek zijn? Filosoof Martijn Meijer laat hier in De droom van het genot zijn licht over schijnen. Het boek valt met de deur in huis met een voorbeeld uit de kunstwereld: een soort live pornotheater op muziek waarbij mensen uit het publiek worden uitgenodigd om, weliswaar nagebootst, op het podium de liefde te bedrijven.
De theatermaker, Ivo Dimchev, maakt hiermee een statement over genot. Nagebootst en tentoongesteld genot schiet zijn doel voorbij, de toeschouwer wordt achtergelaten met een vreemde mengeling van leegte en verwarring. Dit is het eerste hoofdpunt in Meijers betoog: getoond genot is geen werkelijk genot. Als je nagaat hoeveel van onze gedeelde beeldcultuur aan elkaar hangt van getoond genot (Influencers op Instagram, reclames, pornografie) krijgt deze observatie een diepere betekenis. Het onbehagen bij Dimchevs publiek reflecteert het bredere hedonistische onbehagen in de samenleving.
Dit onbehagen wordt door Meijer op een dieper niveau onderzocht. Zit er iets in de samenleving of de menselijke geest wat de genotsbevrediging überhaupt onmogelijk maakt? Meijer verkent verschillende aardse zaken waarin die bevrediging vaak wordt gezocht, zoals vakanties, seks en drank. Stuk voor stuk geven ze kortstondig plezier, waarna we direct weer met onze onverzadigbaarheid worden herenigd.
Meijer presenteert als voorbeeld het bekende beeld van een sippe vakantieganger: „Hij ziet zichzelf aan het zwembad zitten met een somber gezicht.” Waarom ons verlangen naar genot nooit echt bevredigd kan worden is de grote vraag waar de rest van het boek om draait. Vooral de historische benadering van deze vraag is erg interessant. Vroeger werd er heel anders tegen genot aangekeken, zeker in calvinistisch ingesteld Nederland. Meijers vergelijkingen bieden een welkom perspectief op de huidige sociale druk om te genieten. Misschien toch maar niet naar die all-inclusive dit jaar.
Minder geslaagd zijn de strikt filosofische en psychologische benaderingen van de vraag waarom ons verlangen onbevredigbaar is. De lange, technische samenvattingen van denkers als Plato, Schopenhauer en Lacan vormen nogal een contrast met de rest van Meijers verhaal. Er vallen twee dingen op: ten eerste zijn er alleen maar mannen aan het woord, op één korte verwijzing naar de Antieke filosoof Diotima na. Ten tweede verwerkt Meijer ideeën uit de psychoanalyse zonder deze te bekritiseren in zijn betoog, met ‘castratie’ en ‘verlangen naar het lichaam van de moeder’ en al. De moederfiguur heeft in de psychoanalyse, en dus ook in Meijers boek, een behoorlijk conservatieve rol. Wat meer tegenwicht voor deze ideeën zou het betoog goed hebben gedaan. Meijer bespreekt per slot van rekening denkers die hun stempel hebben gedrukt op de geschiedenis. Maar dat tegenwicht komt niet, waardoor het idee van de moeder als natuurlijke verzorger in stand wordt gehouden. Dat steekt vreemd af bij de verder kritische blik van Meijer.
De droom van het genot is hierdoor een boek van twee helften. De eerste helft is levendig, alle punten worden met voorbeelden geïllustreerd, en de aangehaalde filosofen helpen ons daadwerkelijk om het betoog beter te begrijpen. De tweede helft staat vrijwel geheel in het teken van denkers die vooral lichtelijk ouderwetse denkbeelden en vakjargon te bieden hebben. Maar Meijer houdt iedere gestreste hedonist een gezonde spiegel voor.