De kunst van het sterven – archeoloog Sarah Tarlow schreef een ontroerend boek over de dood van haar man

Een paar kilometer ten noorden van Kopenhagen ligt Vedbaek, een welbekende plaats onder archeologen. In de jaren zeventig van de vorige eeuw werden daar zeventien graven blootgelegd. In een ervan bevond zich een jonge vrouw van een jaar of achttien. Ze lag daar met een baby en, gezien de leeftijd van beiden, ging men ervan uit dat het hier ging om moeder en kind, overleden tijdens of kort na de bevalling. Wat het graf zo aangrijpend maakte was dat het dode kind op de vleugel van een zwaan was neergelegd. Wat betekende dit?

Het is een van de vele vragen die de Britse archeologe Sarah Tarlow stelt in De archeologie van het verlies, een ontroerend boek over de dood van haar man Mark Pluciennik, eveneens archeoloog. Volgens Tarlow, hoogleraar aan de Universiteit van Leicester en gespecialiseerd in rituelen rondom de dood en rouwverwerking, kan een archeoloog nooit met zekerheid de precieze betekenis vaststellen van objecten die bij een graf worden aangetroffen.

Neem de pasgeboren baby op de zwanenvleugel. Dat zo’n vondst een emotionele weerklank heeft, is onmiskenbaar. „Een zwanenvleugel is zacht en prachtig en zwanen en watervogels schijnen een bijzondere betekenis te hebben gehad voor de mesolithische Scandinaviërs”, schrijft Tarlow. „Zwanen reizen over land en water: waar de zwaan de baby ook mee naartoe heeft genomen, het is vast naar een goede plek geweest.” Maar is dit wat men destijds met die zwanenvleugel wilde uitdrukken? De vraag die daaruit voortvloeit is misschien nog wel moeilijker te beantwoorden: hoe zijn emoties, verbonden aan objecten uit het verleden, te begrijpen?

Dood in bed

Emoties van mensen in het heden interpreteren of begrijpen is lastig, stelt Tarlow, laat staan dat je de gevoelens van mensen die leefden in een andere tijd en in een andere cultuur kunt bevatten. In dat volle besef heeft ze een boek over haar grote liefde Mark geschreven, de man met wie ze achttien jaar haar leven deelde, met wie ze drie kinderen kreeg en die ze, net twee weken getrouwd, op 7 mei 2016 om ongeveer kwart over negen in de ochtend dood in bed aantrof. Een moment waarvan ze de schok maar nauwelijks kon verwerken, want ook al was Mark langdurig ziek en waren zijn kansen op herstel zo goed als nihil, zijn radicale beslissing om zelf een einde aan zijn leven te maken had ze niet zien aankomen.

De archeologie van het verlies is dan ook een poging om de pijn van dit verlies te verwerken. En dat doet Tarlow op een originele manier. Want wie was de man met wie ze haar leven deelde? Hoe was hun relatie? Zoals een archeoloog een vondst uit het verleden wil duiden, probeert Tarlow hun liefdesverhaal te reconstrueren. En dat is inderdaad allesbehalve eenduidig. Want Mark, de intelligente, levenslustige man die haar eindeloos boeide en inspireerde, veranderde vanaf zijn 57ste, door een ongrijpbare neurologische aandoening, in een ongelukkig, wanhopig, boos mens. Zo hopeloos was zijn situatie dat hij op zijn 62ste besloot, toen Sarah hem na maanden van zorg één nachtje alleen liet, een overdosis te nemen van een medicijn dat hij online had gekocht. Een handeling niet uit wanhoop maar uit liefde, schrijft Tarlow, want had ze kennis gehad van Marks voornemen, dan had ze strafrechtelijk vervolgd kunnen worden. (Het Britse Lagerhuis heeft pas recent bij een eerste stemming ingestemd met een wetsvoorstel dat hulp bij zelfdoding onder strikte voorwaarden legaal maakt.) Om zijn vrouw te beschermen maakte Mark dus noodgedwongen de rationele keuze om alleen te sterven, zonder geliefden of vrienden om hem heen, een paar brieven achterlatend voor zijn vrouw en kinderen.

Archeologie en fictie

Dat gegeven blijft aan Tarlow knagen, terwijl ze al schrijvend probeert recht te doen aan haar leven met Mark. Dat is lastig want, zo stelt ze al aan het begin van het boek, geen enkel verhaal over een verleden vertelt onbetwist de waarheid. „Onze archeologische verhalen zijn constructies achteraf, opgebouwd uit piepkleine elementen zoals de aanwezigheid of het ontbreken van een enkele potscherf, het bot van een gedomesticeerd dier of een enkele graankorrel.”

Net als auteurs van fictie maken archeologen gebruik van een plot, personages en gebeurtenissen om tot een verhaal te komen. Een plot zorgt voor ordening en samenhang in de warboel van voorvallen die met elkaar een leven of een tijdperk vormen. Dat betekent dat momenten of gebeurtenissen ook op een andere manier bij elkaar gebracht kunnen worden. En dat geldt, aldus Tarlow, ook voor haar verhaal over Mark. Want ze weet bijvoorbeeld vrij zeker dat de radio uitstond toen ze haar man dood aantrof. Een opvallend detail omdat Mark altijd luisterde naar de BBC World Service. Maar had hij misschien wel naar iets anders geluisterd? Stond zijn laptop misschien opengeklapt? Het zijn details die ze zich niet meer kan herinneren. „En nu is het te laat”, constateert ze verdrietig, alsof ze, als ze alles telkens precies had kunnen navertellen, daarmee hun liefde meer recht had kunnen doen. Tegelijkertijd weet ze dat ze haar verlies nooit echt in woorden kan vatten en wil ze, door te beschrijven hoe men in andere tijden met de dood omging, een ander soort verhaal schrijven.

Daarmee onderscheidt Tarlow zich van andere, recente ‘rouwmemoirs’ die gaan over het verlies van een partner. Neem het liefdevolle essay En steeds is alles er (2024) van Marjoleine de Vos over missen en herinneren na het overlijden van een dierbaar iemand, of de verdrietige ontboezemingen in Zij die achterblijven (2024) van Matteo B. Bianchi over de zelfmoord van zijn ex-partner. Boeken die reflecteren op rouw en verlies en, in het geval van Bianchi, gevoelens van spijt en schuld ontleden. Ook In liefde (2022) van de Amerikaanse schrijfster Amy Bloom – over haar man die voortijdig zijn leven beëindigde na de diagnose alzheimer – past in dit rijtje. In dit boek beschrijft Bloom het ziekteproces van haar man en hoe ze met hem afreist naar Zwitserland, waar de non-profitorganisatie Dignitas ook buitenlanders begeleiding biedt bij zelfdoding. Een optie die Mark eveneens overweegt, maar die, afgezien van de hoge kosten, onuitvoerbaar blijkt omdat hij vanwege de onduidelijkheid rondom zijn aandoening niet als terminaal ziek wordt gediagnosticeerd.


Lees ook

Hoe geef je woorden aan dat wat zich onttrekt aan elk begrip – de dood?

Hoe geef je woorden aan dat wat zich onttrekt aan elk begrip – de dood?

Begraven met de oude Volvo

Net als Bloom schrijft ook Tarlow uitvoerig over het ziekteproces, met alle medische details, onmacht en wanhoop die hierbij komt kijken. Soms gaat ze daarin te ver – de beschrijvingen van de vele pogingen tot nieuwe behandelingen zijn niet altijd even boeiend – maar het zij haar vergeven omdat ze dit telkens afwisselt met interessante verhalen over archeologie. Zo beschrijft ze, met de nodige humor, hoe tweeduizend jaar geleden sommige mensen in Europa niet alleen kleding, juwelen, wapens of eetservies mee hun graf innamen maar ook dieren, strijdwagens of, mogelijk zelfs een bediende. „Het hedendaagse equivalent hiervan zou zijn geweest als ik Mark had begraven met zijn oude Volvo en misschien de loodgieter.”

Ook wijst ze op de vroege ars moriendi-boeken – laat-middeleeuwse praktische handboeken over de kunst van het sterven die als doel hadden de christelijke ziel voor te bereiden op de dood. Voor de middeleeuwse hoofdpersoon was dat geen eenzame aangelegenheid, integendeel: vrienden en vertroosters moesten de stervende niet alleen op het theologisch rechte pad houden, maar waren er ook om iemand gerust te stellen of de angst te verjagen. Wat deze boeken opmerkelijk maakt, aldus Tarlow, is dat op geen enkele manier werd geprobeerd de dood te vermijden of uit te stellen. Iets waar we in de huidige, seculiere tijd wat aan zouden kunnen hebben omdat we – los van de medische begeleiding – vaak niet goed meer weten hoe invulling te geven aan het stervensproces. „Onze dood treden we maar al te vaak angstig en in het duister tastend tegemoet”, schrijft ze. Bovendien verbinden mensen aan de dood te vaak en te veel gevoelens van falen: „Het falen van de geneeskunde om de gezondheid en jeugdigheid te kunnen terugbrengen, het falen van de stervende, die niet hard genoeg vecht of die een leven heeft geleid dat niet gezond genoeg was.”

Schuldgevoel

Dat falen, en de strijd met schuldgevoelens, komt uiteindelijk op allerlei manieren terug in De archeologie van het verlies. Daarmee is Tarlows boek, los van een eerbetoon aan haar geliefde, ook een aanklacht tegen de manier waarop we tegenwoordig met de dood omgaan – iets wat ze gemeen heeft met Bloom die in haar boek een lans breekt voor humane zelfdoding. Zo schrijft een vriendin, na het overlijden van Mark, in een condoleancekaart dat de rouwperiode voor Tarlow wel moeilijker zal zijn „omdat je zoveel schuldgevoel en woede zult hebben”. Een misplaatste opmerking, meent Tarlow, waarom zou ze zich, door een situatie waarin zowel zij als Mark machteloos waren, schuldig moeten voelen?

Die neiging om een schuldige aan te wijzen in het geval van een suïcide, is veelvoorkomend, schrijft ze. „Het doelwit kan de overledene zelf zijn, de arts die iets over het hoofd heeft gezien, vrienden of familieleden die onvoldoende steun hebben geboden.” Maar gezien de discussies binnen de Facebookgroep Verlies door Zelfdoding, waar Tarlow deel van uitmaakte, worstelt men niet zozeer met schuldgevoelens maar eerder met het stigma dat aan zelfdoding kleeft.

En dan wijst ze ook nog op de minder bekende aspecten van mantelzorg. Hoe moeilijk het is om aan vriendinnen uit te leggen dat hun goedbedoelde advies om ‘goed voor jezelf te blijven zorgen’ nutteloos is wanneer je, als werkende vrouw, alleen voor een zieke man en een gezin moet zorgen, terwijl ook nog eens het huis door ouderdom uiteenvalt.

En dan is er uiteindelijk die intense wanhoop. Niet alleen omdat Tarlow twijfelt of ze al die tijd wel aardig genoeg is geweest voor Mark, maar vooral omdat ze er niet was op dat moment dat hij stierf. Want in wat voor een samenleving zijn we terechtgekomen dat een man, die door zijn progressieve ziekte geen toekomst heeft, ervoor moet kiezen alleen te sterven? Misschien, zo filosofeert ze, hebben we een ander soort woord nodig dan ‘zelfdoding’ – een woord dat nog te veel wordt geassocieerd met een wanhoopsdaad. In het geval van Mark was van dat laatste geen sprake, hij maakte een weloverwogen keuze om zijn leven te beeïndigen. „De dood is soms beter dan het leven”, schrijft Tarlow. „Soms bewijzen we een eer aan een leven door het te laten eindigen, en door op het betreffende moment aanwezig te zijn om een hand vast te houden, een geliefde te gedenken en om begrip te tonen voor de persoon en zijn beweegredenen.”

Wat had ze graag gewild dat ze in alle eerlijkheid, samen met Mark, zijn dood tegemoet was getreden. „Ik wilde dat ik naast hem had gezeten toen hij stierf. Ik wilde dat hij me had horen zeggen: ‘Bedankt voor je liefde, voor je trots op mij en de kinderen. Sorry voor de keren dat ik je heb teleurgesteld. Vergeef me alsjeblieft. Ik vergeef jou de keren dat je mij hebt teleurgesteld. Je hebt goede dingen gedaan in je leven. Er wordt van je gehouden. Je zult niet vergeten worden’.”

Praten over zelfdoding kan bij de hulplijn 113 Zelfmoordpreventie. Telefoon 0800-0113 of www.113.nl.