Val van Assad versnelt onderhandelingen tussen PKK en Ankara

Op het Turkse eiland Imrali, zo’n drie uur varen van Istanbul, staat de zwaarst bewaakte gevangenis van Turkije. Woensdagochtend meerde hier een boot aan met aan boord twee prominente politici van de overwegend Koerdische DEM-partij. Ze hadden een afspraak met een 75-jarige Koerdische man die hier al bijna 25 jaar een levenslange celstraf uitzit wegens landverraad en separatisme: PKK-leider Abdullah Öcalan.

Het Koerdische topoverleg had de zegen van Ankara. Öcalan mag dan door veel Turken verguisd worden als opperterrorist, president Erdogan wil graag met hem onderhandelen. Die wens werd in oktober openbaar, toen Erdogans extreem-nationalistische coalitiepartner Devlet Bahceli hintte dat Öcalan strafvermindering zou kunnen krijgen als hij de PKK zou oproepen de wapens neer te leggen.

Toch leek er van een nieuw ‘vredesproces’ – Erdogans regering en de PKK deden een eerdere poging tussen 2013 en 2015 – vooralsnog weinig terecht te komen. De PKK pleegde kort na Bahceli’s uitspraken een aanslag in Ankara, het Turkse leger ging onverminderd door met luchtaanvallen tegen Koerdische militanten in Noord-Irak en Noord-Syrië, en de Turkse regering zette de afgelopen maanden tal van democratisch gekozen Koerdische politici van de DEM-partij uit hun functie met gebruik van terreuraanklachten.

Maar de val van het Assad-regime vorige maand en geopolitieke aardverschuiving in Syrië brengen de onderhandelingen tussen Ankara en de PKK opnieuw in een stroomversnelling. Dat is niet vreemd, want het lot van de PKK is nauw vervlochten met dat van de YPG, de zusterorganisatie van de PKK in Noordoost-Syrië.

De YPG is de voornaamste groepering binnen de zogenaamde ‘Syrian Democratic Forces’ of SDF, een verbond van Koerdische en Arabische strijdgroepen. Met Amerikaanse steun en wapens vochten de Koerdische militanten tegen Islamitische Staat en vergrootten ze hun aanzien onder westerse beleidsmakers. Onder veel Syriërs heeft de YPG een minder goede reputatie: de groepering sloot immers een niet-aanvalsverdrag met Assad, werkte soms militair samen met het regime en vervolgde politieke tegenstanders. Bovendien zorgt het feit dat er meer Arabieren dan Koerden wonen in SDF-gebied, voor lokale spanningen.

Aanhangers van de pro-Koerdische partij DEM.
Foto Umit Bektas/ Reuters

Wortel en stok

De de-facto leider van het nieuwe Syrië, rebellenleider Ahmed al Sharaa, houdt de SDF nu zowel een wortel als een stok voor. Enerzijds erkent hij dat Koerden onder Assad systematisch gemarginaliseerd zijn en belooft hij hun rechten als gelijkwaardige Syrische burgers te zullen respecteren. Anderzijds maakt hij duidelijk dat hij de SDF als aparte eenheid wil ontbinden en niets wil weten van federale constructies zoals in Irak, waar de Koerden een autonome regio besturen en hun eigen leger hebben (de peshmerga). Ter waarschuwing liet Sharaa’s defensieminister deze week weten bereid te zijn geweld te gebruiken als de SDF niet inbindt.

Ondertussen legt Turkije de SDF het vuur al weken aan de schenen. Direct na Sharaa’s offensief tegen Assad eind november zetten de Turken door hen betaalde Syrische rebellen in (niet dezelfde als die van al-Sharaa) om de noordelijke stad Manbij te veroveren op de SDF. Met behulp van Turkse drones belegeren deze rebellen nog altijd de strategische Tishreen dam. Bij een luchtaanval begin januari vielen volgens mediaberichten al meerdere Koerdische burgerslachtoffers en het dodental blijft sindsdien oplopen.

Sharaa hield zich vooralsnog afzijdig van deze gevechten. Hoewel hij warme banden onderhoudt met Ankara, kan hij geen nieuw militair conflict gebruiken en heeft hij zich ook te verhouden tot de Amerikaanse broodheer van de SDF. Nu president Trump net in het Witte Huis is gekomen, zal hij eerst willen zien of Trump de SDF blijft steunen of net als in 2019 Amerikaanse troepen uit het gebied zal terugtrekken. Gebeurt dat laatste, dan staat de SDF met de rug tegen de muur.

SDF-commandant Mazloum Abdi ziet de bui hangen en draait diplomatieke overuren. Zo bracht hij deze week een bezoek aan de Iraaks-Koerdische leider Massoud Barzani, ontving hij Duitse diplomaten en riep hij president Erdogan in een interview met de Saoedische zender Al Arabiya op om in de onderhandelingen met Öcalan de „historische kans” op vrede niet te laten glippen.

Mocht Öcalan inderdaad tot een akkoord met Ankara komen, dan zal zijn vertrouweling Abdi hem waarschijnlijk volgen. Minder zeker is dat in het geval van de PKK-strijders in het Kandil gebergte in Noord-Irak. Als zij de concessies van Öcalan tegenover de Turken te groot achten, is het niet ondenkbaar dat een deel van hen zal weigeren de wapens neer te leggen.

De doodskisten van twee Koerdische journalisten, gedood in een vermoedelijk Turkse drone-aanval.
Foto Orhan Qereman/ Reuters

Optimisme

De vraag is dan ook wat Erdogan te bieden heeft. Opties zijn de vrijlating van politieke gevangen, zoals de prominente Koerdische politicus Selahattin Demirtas, de her-aanstelling van afgezette Koerdische burgemeesters, en de doorvoering van een grondwetswijziging ten behoeve van Koerdische culturele rechten, zoals onderwijs in eigen taal. Critici van de onderhandelingen stellen echter dat Erdogan die grondwetswijziging vooral wil om een extra termijn als president mogelijk te maken.

Hoe dan ook toonde de delegatie van DEM-politici die woensdag het eiland Imrali aandeed, zich optimistisch over de onderhandelingen. „Dit proces zal ons samen in vrijheid doen laten leven”, stond in de korte verklaring die de partij donderdag uitgaf. Met Öcalans standpunten op zak zal deze ‘Imrali-delegatie’ nu in gesprek gaan met de regering en Turkse politieke partijen, waarna ze naar verwachting opnieuw het eiland zullen aandoen.

Meerdere analisten en journalisten speculeren dat dit vervolgbezoek kan plaatsvinden op 15 februari, de dag dat Öcalan 25 jaar geleden gearresteerd werd. Op basis van anonieme bronnen stellen zij dat Öcalan die dag weleens een oproep zou kunnen doen aan de PKK om de wapens na ruim veertig jaar neer te leggen. Of dit zal gebeuren moet nog blijken, maar het zou zonder meer een historische gebeurtenis zijn met grote gevolgen voor de Koerden in Turkije, Syrië en de hele regio.