Column | Belle en het Beest

Cléo wil niets anders dan de Disneyklassieker Belle en het Beest (1991) kijken. Ik kende de film ooit al uit mijn hoofd, omdat ook ik als kind de VHS-band aan flarden draaide, maar nu komt het allemaal weer terug, die collectie aan zinnen (‘Wat kriebelt die snor, mama’), die jonge generaties niet meer zo in hun geheugen gegrift zullen hebben, omdat het aanbod nu zo enorm is, dat hun obsessies van veel kortere duur zijn.

Maar voor nu is Belle en het Beest Cléo’s hele universum.

Belle en het Beest is een problematische film, over een 18de-eeuws Frans meisje dat graag matige boeken leest over ‘verre landen, zwaardgevechten, tovenaars, een vermomde prins’ en zich daarom niet thuis voelt in haar provinciedorp. Gaston, de dorpsheld dwingt haar zo ongeveer te trouwen, maar Belle laat zich liever gijzelen door een heftig beest in een kasteel. Het beest ontdooit, zij wordt verliefd, Gaston komt erachter en besluit het beest te doden, maar slaagt daar niet in en komt zelf om het leven, waarna het beest in de armen van Belle weer in een mens verandert.

Toch probeer ik Cléo niet van de film weg te houden. Ik zoek naar excuses. Het gotisch-romantische, de koorwerken, de benauwdheid die over de film heen hangt, overal beschaduwde ruimtes, overal loerende roofdieren en mensen: worden hier haar eerste tekenen van een groots gevoel voor drama zichtbaar?

Wat ondertussen echt speelt: ik word steeds dieper in de film gezogen. Het begon met het hardop herhalen van dialogen tussen Belle en het Beest (Jij eet, met mij aan tafel, en dat is geen verzoek! – Ik heb géén honger), maar inmiddels ben ik ervan overtuigd met een once in a lifetime-meesterwerk te maken te hebben.

Het is vooral Gaston, de man uit het dorp, die me veel doet. Hoe hij door de modderige straatjes stampt, achtervolgd door bewonderaars, niets presteert dan rauwe eieren vreten en herten schieten, vindt dat hij alle recht heeft op de vrouw die hij verlangt, omdat hij de sterkste man is en zich bedient van allerlei nietsontziende, criminele tactieken om te krijgen wat hij wil. Hoe hij het beest voor het éérst in zijn leven ziet en onmiddellijk begint te zingen ‘ons geduld heeft nu zijn grens bereikt, ga meeee naar die barbaaaaaar!’, waarna de dorpelingen met brandende fakkels hem volgen.

„Kijk dan!”, roep ik naar Willem. „Dit soort mannen. Ze zijn weer helemaal terug! Relevant, dit!” Daarna las ik dat er een slapende wolf in een schuur in Hengelo gevonden is, waarna hele meutes vonden dat we die exoten moeten kapotschieten, en al die andere exoten trouwens ook, weer een prangende parallel.

Tot ik, na de zoveelste autorit, schallend met mijn beste Belle-stem: „Ik wiiiil hier weg uit dit provinciedooooorp”, bedacht dat het misschien tijd was om de film nooit, maar dan ook nooit meer aan te zetten. Het kon nergens goed voor zijn: die tut van een Belle, die huiveringwekkende nieuwetijdsman van een Gaston.

„Cléo, het is klaar met Belle en het Beest”, kondigde ik aan. „Mama draait door, en jij straks ook.”

Ze keek me duister aan. „Maar mama. Ik ben het beest”, zei ze dreigend en schudde haar donkere manen. „Niet Belle?”, vroeg ik.

„Nee”, gromde ze beslist. „Ik ben. Het beest.”

En daar gingen we weer: ‘Belle, je bent terug!’

schrijft elke week een column. Ze is de auteur van boeken, essays en toneelstukken.