De kauwgumkauwer meent het goed met de medemens – er zit systeem in zijn gedrag

Honderdentien kauwbewegingen per minuut: dat is het kauwtempo waarin de ongeoefende kauwgumkauwer eindigt zodra zijn speeksel alle suikers, suikervervangers en surrogaatsuikers uit zijn kauwgum heeft afgevoerd en er eigenlijk alleen nog een slap stukje kunstrubber met plastic op zijn tong ligt. Een stukje dat nog maar net naar munt smaakt. 110 kauwslagen per minuut: je wílt het niet maar het moet, het gaat vanzelf, je krijgt er na een half uur kaakkramp van en wordt na een uur hysterisch. Dan moet de kauwgum wég.

Maar op welk moment besluit de doorsnee-kauwgumkauwer dat-ie wel lang genoeg op zijn gum gekauwd heeft? Dat werd deze week nog niet helemaal duidelijk. Mini-interviews met getrainde gebruikers wezen uit dat sommigen de gum al uitspugen zodra het zoet verdwenen is en dat is meestal binnen een kwartier het geval. Anderen werken langer door, maar in een lager tempo dan genoemd, en laten het stoppen van de bezigheden afhangen: een gesprek, een lunch, een wc-bezoek.

Dan is er opeens dat typische probleem: waar laat ik mijn gum? De gum is nat en kleverig en kan niet zonder meer in de zak worden gestoken. Lang niet alle kauwgummerken leveren het stukje folie mee dat uitkomst biedt. Prullenbakken zijn niet altijd in de buurt, kwispedoors bestaan niet meer.

Angst voor samenklontering

De oplossing is de kauwgumresten gewoon in te slikken alsof het mandarijnpitten zijn. Daartegen bestaat geen enkel bezwaar en toch durven weinigen die stap te zetten. De angst dat rubber en plastic in maag en darm gaan samenklonteren tot een harde bal die operatief moet worden weggenomen is wijdverbreid.

Binnenshuis wordt leeggekauwde kauwgum daarom meestal onder stoelen en tafels geplakt, het is algemeen bekend en er is weinig op tegen. Een enkeling neemt de oplossing ook mee naar buiten – bekijk nog eens de sterfscène in Last Tango in Paris – maar de meeste mensen die buitenshuis van hun kauwgum af willen gooien of spugen die gewoon van zich af. Zo ontstond in de loop van de decennia het grauwe mozaïek dat de publicist Henk Hofland (1927-2016) spum heeft genoemd. Spum doet niemand kwaad maar de zuiveraars zijn erin geslaagd het als een milieuprobleem voor te stellen. Singapore heeft kauwgum verboden. De wereld zit vol spumhaters.

Toch kan het mozaïek ons veel te overpeinzen geven. Het is, om te beginnen, opvallend hoe zelden je spumplekken ziet die nog niet zijn platgetrapt. De betreding van het doorsneetrottoir is veel intenser dan je zou durven aannemen. Uitgekauwde Sportlife-spum die van AW-wege bij wijze van proef op een Amsterdamse stoep was achtergelaten was binnen 24 uur zo plat als een dubbeltje. Maar nog steeds mooi wit van kleur want het vergrauwen gaat opvallend langzaam, al kan dat zo lijken omdat we overwegend jonge spum te zien krijgen. De harde borstels van de veegwagentjes die de stadsreiniging inzet voeren in een strak schema oude spum af. Daarbij blijven lege plekken achter die doen denken aan de littekens van afgestorven zeepokken op een basaltdijk. Opgelet: groene spum is meestal gewoon korstmos. Er is veel korstmos.

Het gaat niet lukraak

Kauwgumplakken op uniforme trottoirtegels zijn vaak Poisson-verdeeld, vermelden beschouwingen over de Poisson-verdeling met enige gretigheid. De lezer moet dat zelf maar even nakijken, heel véél is Poisson-verdeeld, het is niets bijzonders. Aardiger is het om vast te stellen dat de kauwgumgebruikers hun gum niet helemaal lukraak van zich afspuwen of afwerpen. Er zit systeem in.

Op lange trottoirs ligt de spum onmiskenbaar overwegend aan de straatkant. Omdat trottoirs in beide richtingen belopen worden staat wel vast dat daar goede bedoelingen achter zitten. Men wil de overige voetgangers ontzien. Nog duidelijker blijken die bedoelingen uit de indrukwekkende ophoping van spum rond allerlei afvoerputjes. De kauwgumkauwer meent het goed met de medemens maar heeft ongelukkig genoeg net niet de energie om zijn gum ín die putjes te brengen. Hij wil wel maar het gaat gewoon niet. Wat zou het goed zijn als gedragskundigen en dergelijke dit verschijnsel eens goed in kaart brachten. Is het typisch Hollands, is er verschil tussen stad en platteland, wat doet de Biblebelt? Limburg? Merk op dat kleine verzakkingen in het trottoir, verzakkingen zonder putje, ook al kauwgum verzamelen. Nog een waarneming: ook rond hoge vuilnisbakken vinden we een afwijkend hogere dichtheid aan spum en die begint al op zó grote afstand van de bakken dat daarmee zomaar is aangetoond dat kauwgum vooral wordt weggegooid en niet uitgespuugd.

Zo leert men spum met andere ogen bekijken. En er is zoveel méér dat het vermelden waard is. Voor wie het slechte pad op wil is het goed te bedenken dat spum veel speekselresten bevat waarin het dna van de kauwer uitstekend overeind blijft. Forensisch onderzoek heeft dat aangetoond. Ja, ook de karakteristieke mondflora van de kauwer, een conglomeraat van honderden bacteriesoorten, houdt zich wekenlang goed. De universiteit van Valencia stelde dat vast bij analyse van spumresten die over de hele wereld van de straat waren geschraapt. Pas heel geleidelijk worden de mondbacteriën door gewone straatbacteriën vervangen. Wonderlijk, nee meer dan wonderlijk om niet te zeggen raadselachtig is het uitputtende Koreaanse onderzoek aan asfaltbeton waaraan percentages kauwgum waren toegevoegd waarop door studenten een half uur was gekauwd. Het bleek de kwaliteit van het asfalt enorm te verbeteren. Hoe de Koreanen zich een praktische uitwerking van deze geweldige vondst voorstellen wilde met geen mogelijkheid duidelijk worden.

Het mooiste nieuws komt uit de kunstwereld, altijd goed voor een positieve noot. Er blijkt een gewoonte te zijn ontstaan om spumplakken te beschilderen. Daaraan kan iedereen deelnemen.