Driekwart van de 342 Nederlandse gemeenten verwacht de komende vier jaar een financieel tekort te hebben, oplopend tot gezamenlijk 5,2 miljard euro.
Daarvoor waarschuwt accountantskantoor BDO in zijn jaarlijkse doorlichting van de gemeentelijke financiën. De accountant bekeek de jaarrekeningen van 2023 en de meerjarenbegrotingen van 2024 tot 2028 van alle gemeenten en signaleert „onzekerheid, oplopende kosten en onduidelijkheid vanuit Den Haag”.
Op het eerste oog ziet de kaart van Nederland er in het rapport groen en daarmee positief uit, zei Marc Steehouwer, partner bij BDO Accountants & Adviseurs, dinsdagochtend. Het eigen vermogen van gemeenten is opgelopen tot 41 miljard euro, gemiddeld genomen steeg de solvabiliteit tot een overschot van 1,7 miljard euro in totaal, en gemeenten hadden in 2023 minder schulden.
Dat is belangrijk, zei hij. Gemeenten staan voor grote maatschappelijke opgaven, denk aan woningbouw, energietransitie en verschillende taken die het Rijk bij de lokale overheid heeft belegd, zoals jeugdzorg.
‘Ravijnjaar’
Maar de kaart met het toekomstbeeld kleurt rood. Volgens Steehouwer ziet „75 tot 80 procent van de gemeenten oplopende tekorten” ontstaan. Slechts 76 van de 342 gemeenten verwacht een overschot te hebben. In 2026 verandert de manier waarop het Rijk de gemeenten financiert, waarbij het een bezuiniging van ruim 2 miljard euro heeft ingeboekt. Dat jaar wordt door lokale politici omschreven als het ‘ravijnjaar’. Onderhandelingen tussen gemeenten en het kabinet zijn nog gaande over extra middelen. De Eerste Kamer eiste vorige week extra informatie van de minister van Binnenlandse Zaken over de impact van het ravijnjaar en de verhouding tussen taken en geld.
Duidelijk is dat er nieuwe taken bijkomen; gemeenten worden verantwoordelijk voor de verbetering van de schuldhulpverlening, het aardgasvrij maken van huizen, en het kabinet wil onder meer dat zij vergunningsprocedures versnellen om de bouw van nieuwe woningen te vergemakkelijken. Tegelijk stijgen de kosten doordat lonen en prijzen stijgen. „Compensatie blijft vooralsnog uit”, signaleert BDO.
Zo’n 70 procent van de gemeentelijke inkomsten komt van het Rijk, en veel uitgaven – bijvoorbeeld uitkeringen – liggen wettelijk vast. De „bewegingsvrijheid van gemeenten is beperkt”, zegt Steehouwer. „Jeugdzorg is al jaren lastig qua kostenbeheersing maar ook een wettelijke taak. Dat is bijna een blanco cheque.”
Bezuinigen en lastenverhoging
Gemeenten kunnen wel bezuinigen op bijvoorbeeld cultuur of sport. De accountant ziet dat een kwart van de gemeenten daarmee is begonnen, of de onroerendzaakbelasting (ozb), parkeertarieven en kosten voor paspoorten of het aanvragen van vergunningen verhoogt. „We zien dat verschraling toeneemt, we zien dat subsidies worden teruggedraaid”, zei Steehouwer. „Terwijl tegelijkertijd inwoners, bedrijven en bezoekers worden geconfronteerd met hogere lasten.”
Niet alle gemeenten nemen al maatregelen, sommige wachten af of het Rijk daadwerkelijk gaat bezuinigen, of gaan uit van een overschot. BDO waarschuwt hen: „Op het moment dat het Rijk pas laat in het jaar komt met geld, is het lastiger om het uit te geven. Je moet dan de menskracht, de middelen en de vergunningen hebben.” Ook het uitstel van bijvoorbeeld het vervangen van wegen, schoolgebouwen of het opknappen van groen, noemt BDO zorgelijk: „Dat leidt later misschien tot nog hogere kosten.” De accountant adviseert gemeenten om hun reserves aan te spreken.
BDO maakte ook opnieuw een ranglijst van alle gemeenten. Financieel het minst gezond zijn Alkmaar, Midden-Groningen, Castricum en Hattem. Het gezondst zijn Rotterdam, Oss, Best en Valkenburg aan de Geul. Het is de zevende keer dat het accountantskantoor alle gemeenten onderzocht.
Lees ook
Slechts een op de zes gemeenten denkt in 2026 genoeg geld te hebben
Ad Schillemans (74) wil zijn airbag laten zien. Zijn vrouw Marian (72) knikt. Hij staat op uit zijn gemakkelijke stoel, zij trekt zijn broek naar beneden. „Kijk”, zegt hij. De airbag zit over zijn onderbroek. Hij is plat en donkerblauw en omgordt zijn middel als een buideltasje. Ad Schillemans is valgevaarlijk, zoals dat heet. Parkinson maakt zijn lichaam stram. Ook lijdt hij aan dementie. Lopen doet hij nauwelijks nog, maar ja, zelfs een niet-lopend mens steekt over van het bed naar de rollator en van de rollator naar toilet of rolstoel. Mocht hij vallen en ja, „dat gebeurt soms”, zegt hij, dan blazen de kussentjes op zijn flanken zich razendsnel op en dempen ze zijn val.
Meneer Schillemans bewoont een kamer in verpleeghuis Bosgaard in Halsteren, vlak bij Bergen op Zoom. Bosgaard is een van de twaalf verpleeghuizen van tanteLouise, een zorginstelling in West-Brabant die in de sector landelijk bekendstaat om haar innovatiedrang. Zo zet zorgrobot Sara bewoners aan tot lichaamsbeweging en doet ze dienst als jukebox. Een slim polsbandje opent automatisch de deur van alleen de eigen kamer, handig voor bewoners met dementie – het leeuwendeel van de 1.100 bewoners van tanteLouise.
Daarnaast loopt er een test met een digitale vraagbaak voor zorgverleners: een eigen ChatGPT, geladen met landelijke en interne zorgprotocollen. Die kan verzorgenden die bijvoorbeeld twee jaar geleden voor het laatst een been omzwachtelden in een mum van tijd vertellen of ze beter kunnen beginnen bij de grote of de kleine teen.
„Innovatie is essentieel om onze ouderenzorg overeind te houden”, zegt bestuursvoorzitter Jan-Kees van Wijnen (53). Geld pompen in het werven van personeel helpt volgens hem op de lange duur niet: je zult altijd mensen tekortkomen. Door de vergrijzing neemt de zorgvraag alleen maar toe en diezelfde vergrijzing maakt dat in tien jaar tijd bijna een op de drie zorgverleners zelf met pensioen gaat.
TanteLouise heeft vier mensen in dienst die zich puur richten op innovatie. Welke knelpunten signaleren we, vragen zij zich af, en hoe kunnen we daar een slimme oplossing voor bedenken?
Lees ook
De wijkkliniek is dé oplossing voor ‘draaideurouderen’, zegt deze hoogleraar: ‘De vraag naar de acute ouderenzorg neemt alleen maar toe’
Geduld
Vallende ouderen zijn zo’n knelpunt. Een val leidt vaak tot een heupfractuur. Grofweg een op de drie ouderen overlijdt dan binnen een jaar. Maandenlange pijn is gegarandeerd. Zorgverleners hebben er hun handen vol aan. En een operatie? Gevolgd door revalidatie? Dat kost tienduizenden euro’s.
Let wel: innovatie vergt geduld, zegt Van Wijnen. Toen hij in 2014 – destijds als directeur zorg – ergens las over een heup-airbag ontwikkeld door een start-up, was hij meteen enthousiast. Van Wijnen nodigde de uitvinders uit. Ga eens vallen, vroeg hij. Dus één van die mannen liet zich vallen, airbag om. Die heupkussens werden zo groot, zag Van Wijnen, dat de nek een knik maakte, een soort van vrije val. Levensgevaarlijk voor tachtigplussers. Terug naar de tekentafel dus, de TU Delft knutselde mee.
De nieuwe versie, een jaar later, was kleiner, maar het ding moest ook gewassen kunnen worden, want mensen zweten en mensen verliezen urine. Enzovoort. Een pilot in 2018 was een succes en in 2019 ging de airbag rond het middel van alle bewoners bij wie dat raadzaam werd geacht, zo’n honderd. Inmiddels, zegt Van Wijnen, is het aantal heupfracturen na een val gedaald met 46 procent. „Ik kan veilig bewegen nu”, zegt meneer Schillemans met een lachje, en hij laat zich zakken, terug in zijn stoel.
Elektronische bedsensor
Op een hogere verdieping tilt teamleider en verpleegkundige Rowena van As (35) het matras op in de kamer van een bewoonster. Mevrouw is overdag liever buiten haar kamer. Een langwerpig, plat apparaat wordt zichtbaar, een soort plank, zo’n tachtig centimeter breed en vijftien centimeter lang. Het is een elektronische bedsensor, die op borsthoogte onder het matras ligt en nachtelijke beweging registreert. ‘Hoge activiteit’ in een kamer, zien de zorgverleners op hun mobiele app. De sensor maakt dat ze niet meer elke kamerdeur hoeven te openen tijdens een nachtelijke ronde. Goed nieuws voor de lichte slapers. En andersom: als de sensor juist wéínig beweging registreert bij een slaper met een verhoogd risico op doorligwonden, dan komt er wél een medewerker langs, voor een ‘wisselligging’.
In verpleeghuis Bosgaard werken ’s nachts twee zorgverleners, per 96 bewoners. Een derde nachtmedewerker leek aanvankelijk nodig, zegt teamleider Van As. „Maar door die sensor kunnen we het af met twee.” Familie van bewoners moet akkoord gaan met de plaatsing van de sensor, „het is natuurlijk best wel privé dat je kunt zien of mensen slapen of niet, of ze bewegen, of ze uit bed zijn gestapt”. Tot dusver maakte niemand bezwaar, zegt Van As.
‘Ik ken nog wel een leuk liedje om samen te beluisteren.’ En dan speelt Sara de zingende robot ‘Oh liefste moet dit nou’ van Django Wagner
TanteLouise won afgelopen jaren meerdere prijzen met haar innovaties en zette in 2019 een ‘lerend netwerk’ op, zodat ook andere ouderenzorginstellingen van de vernieuwingen kunnen profiteren.
Waarom springt juist deze ene organisatie eruit? Wat maakt dat niet alle verpleeghuizen van meet af aan vernieuwden à la tanteLouise? „De hele sector is denk ik wel overtuigd van het belang van vernieuwing”, zegt innovatieadviseur Daan de Viet (39). „Maar je moet het ook inbedden in je organisatie. Zeggen dat je wilt vernieuwen, is niet genoeg.”
Bestuursvoorzitter Van Wijnen: „Het is hard werken. Volhouden.” Zoals bij de heup-airbag. Toen na vijf jaar van uitproberen de bewoners er eindelijk mee werden uitgerust, begon het echte werk pas: het meten van het aantal valpartijen en breuken. De fysiotherapeut vragen of die alsjeblieft wil blijven toetsen of al die bewoners wel terecht zo’n airbag dragen.
Tegenvallers
Bovendien, zegt Van Wijnen, moet je de motivatie hoog houden van medewerkers die weer een pilot draaien. „Verandering zorgt nu eenmaal voor weerstand, dat is denk ik menseigen. Waarom zo’n airbag? Waarom die bedsensor? Het gaat toch goed? Dan moet je dus uitleggen waarom je vernieuwt. Doe je dat niet, dan is de kans supergroot dat een innovatie na de eerste tegenvallers in de la belandt.”
En tegenvallers zijn er. De voorganger van de bedsensor was geen slimme plank maar een slim kastje dat aan het bedmeubel hing en licht gaf. Machtig interessant, vonden veel bewoners met dementie. Ze gingen ermee aan de wandel, overal raakten kastjes zoek.
Een eerdere bedsensor was een kastje dat licht gaf. Machtig interessant, vonden bewoners met dementie: ze gingen ermee aan de wandel, overal raakten kastjes zoek
Of neem die ene hoogstaande rollator in 2019, dat was het hélemaal. Boordevol sensoren, mooi beeldschermpje erbij. Naderde je een obstakel, dan stuurde hij je netjes de goede kant op. Drie groepen bewoners testten de rollator uit. De mensen met dementie raakten overprikkeld. De mensen met parkinson leden onder de wielaandrijving: de rollator hoorde vooruit te gaan maar soms stopte hij of ging hij zelfs achteruit. De derde doelgroep bestond uit revaliderenden – ook een zorgtak van tanteLouise. Van Wijnen: „Toen zij doorhadden hoe deze rollator werkte, moesten ze naar huis.”
Het bleef bij de oude rollator.
Zingende Sara
Robot Sara had het ook moeilijk in het begin, zes jaar geleden. Haperend internet, telkens opnieuw inloggen want ja hoor: de robot liep weer eens vast. Een verbeterde Sara boekt resultaat. Ze oogt niet eens zo menselijk, Sara heeft een zwart-wit, cilindrisch lijf met als hoofd een touchscreen. Maar haar oogjes verschijnen geregeld in beeld en ze noemt de namen van bewoners en dan zegt ze: „Ik ken nog wel een leuk liedje om samen te beluisteren.” En dan speelt ze iets uit je persoonlijke afspeellijst, zoals ‘Oh liefste moet dit nou’ van Django Wagner en na Django’s laatste noot zegt Sara: „Ik heb ervan genoten, jij ook?”
Het werkt, zegt teamleider Van As: eindelijk bleef die ene mevrouw zitten die altijd ging spoken op een andere afdeling. Nu trommelt en klapt ze gezellig mee met Sara en houdt de zorgverlener van dienst de handen vrij voor het verzorgen van ieders ontbijt.
„Lekker samen bewegen, dat is een goed idee! We gaan onze benen strekken!”, zegt Sara met haar blije gezichtje tegen Jopie Kemper-van Os (83) in de huiskamer van het verpleeghuis. „Kijk”, zegt mevrouw Kemper-van Os, „en dan ga ik rechtop zitten en dan doe ik zo.” Ze strekt haar rechterbeen voor zich uit, in, uit, in, uit, tien keer, precies zoals de jonge vrouw in het filmpje dat Sara heeft opgezet – en de robot telt mee. „Of het nou door die robot komt”, zegt Jopie Kemper-van Os, „maar het lijkt wel of ik meer leven in mijn lijf heb.”
Driekwart van de 342 Nederlandse gemeenten verwacht de komende vier jaar een financieel tekort te hebben, oplopend tot gezamenlijk 5,2 miljard euro.
Daarvoor waarschuwt accountantskantoor BDO in zijn jaarlijkse doorlichting van de gemeentelijke financiën. De accountant bekeek de jaarrekeningen van 2023 en de meerjarenbegrotingen van 2024 tot 2028 van alle gemeenten en signaleert „onzekerheid, oplopende kosten en onduidelijkheid vanuit Den Haag”.
Op het eerste oog ziet de kaart van Nederland er in het rapport groen en daarmee positief uit, zei Marc Steehouwer, partner bij BDO Accountants & Adviseurs, dinsdagochtend. Het eigen vermogen van gemeenten is opgelopen tot 41 miljard euro, gemiddeld genomen steeg de solvabiliteit tot een overschot van 1,7 miljard euro in totaal, en gemeenten hadden in 2023 minder schulden.
Dat is belangrijk, zei hij. Gemeenten staan voor grote maatschappelijke opgaven, denk aan woningbouw, energietransitie en verschillende taken die het Rijk bij de lokale overheid heeft belegd, zoals jeugdzorg.
‘Ravijnjaar’
Maar de kaart met het toekomstbeeld kleurt rood. Volgens Steehouwer ziet „75 tot 80 procent van de gemeenten oplopende tekorten” ontstaan. Slechts 76 van de 342 gemeenten verwacht een overschot te hebben. In 2026 verandert de manier waarop het Rijk de gemeenten financiert, waarbij het een bezuiniging van ruim 2 miljard euro heeft ingeboekt. Dat jaar wordt door lokale politici omschreven als het ‘ravijnjaar’. Onderhandelingen tussen gemeenten en het kabinet zijn nog gaande over extra middelen. De Eerste Kamer eiste vorige week extra informatie van de minister van Binnenlandse Zaken over de impact van het ravijnjaar en de verhouding tussen taken en geld.
Duidelijk is dat er nieuwe taken bijkomen; gemeenten worden verantwoordelijk voor de verbetering van de schuldhulpverlening, het aardgasvrij maken van huizen, en het kabinet wil onder meer dat zij vergunningsprocedures versnellen om de bouw van nieuwe woningen te vergemakkelijken. Tegelijk stijgen de kosten doordat lonen en prijzen stijgen. „Compensatie blijft vooralsnog uit”, signaleert BDO.
Zo’n 70 procent van de gemeentelijke inkomsten komt van het Rijk, en veel uitgaven – bijvoorbeeld uitkeringen – liggen wettelijk vast. De „bewegingsvrijheid van gemeenten is beperkt”, zegt Steehouwer. „Jeugdzorg is al jaren lastig qua kostenbeheersing maar ook een wettelijke taak. Dat is bijna een blanco cheque.”
Bezuinigen en lastenverhoging
Gemeenten kunnen wel bezuinigen op bijvoorbeeld cultuur of sport. De accountant ziet dat een kwart van de gemeenten daarmee is begonnen, of de onroerendzaakbelasting (ozb), parkeertarieven en kosten voor paspoorten of het aanvragen van vergunningen verhoogt. „We zien dat verschraling toeneemt, we zien dat subsidies worden teruggedraaid”, zei Steehouwer. „Terwijl tegelijkertijd inwoners, bedrijven en bezoekers worden geconfronteerd met hogere lasten.”
Niet alle gemeenten nemen al maatregelen, sommige wachten af of het Rijk daadwerkelijk gaat bezuinigen, of gaan uit van een overschot. BDO waarschuwt hen: „Op het moment dat het Rijk pas laat in het jaar komt met geld, is het lastiger om het uit te geven. Je moet dan de menskracht, de middelen en de vergunningen hebben.” Ook het uitstel van bijvoorbeeld het vervangen van wegen, schoolgebouwen of het opknappen van groen, noemt BDO zorgelijk: „Dat leidt later misschien tot nog hogere kosten.” De accountant adviseert gemeenten om hun reserves aan te spreken.
BDO maakte ook opnieuw een ranglijst van alle gemeenten. Financieel het minst gezond zijn Alkmaar, Midden-Groningen, Castricum en Hattem. Het gezondst zijn Rotterdam, Oss, Best en Valkenburg aan de Geul. Het is de zevende keer dat het accountantskantoor alle gemeenten onderzocht.
Lees ook
Slechts een op de zes gemeenten denkt in 2026 genoeg geld te hebben
Tot grote vreugde van apothekers maakte het kabinet vorige week bekend zich alsnog te mengen in de vastgelopen cao-onderhandelingen met hun medewerkers. Lang had minister Fleur Agema (Volksgezondheid, Welzijn en Sport, PVV) benadrukt geen partij in de onderhandelingen te zijn, maar met nieuwe stakingen in het verschiet, ging het roer om: Agema en minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Eddy van Hijum (NSC) vroegen voormalig staatssecretaris van Volksgezondheid en oud-minister Martin van Rijn te verkennen hoe de impasse kan worden doorbroken.
„Ik vind het belangrijk dat mensen nu en in de toekomst kunnen blijven rekenen op goede apotheekzorg en daarvoor is nodig dat apothekersassistenten en apothekers zich weer op hun taken kunnen concentreren”, verklaarde Agema. „De overheid wil gewoon een goede cao voor apothekersassistenten”, zo lichtte Van Rijn de plotselinge overheidsbemoeienis telefonisch toe aan NRC. Zijn taak wil hij „zo snel mogelijk” afronden. Hij weet niet hoelang hij nodig heeft.
Zes vragen over de nijpende situatie in Nederlandse apotheken – en waarom het kabinet nu ingrijpt.
1 Zijn de stakingen nu voorbij?
In het najaar gingen medewerkers van apotheken naar eigen zeggen voor het eerst in de geschiedenis staken. Het begon met een zogenoemde ‘stiptheidsacties’, ging over in ‘estafettestakingen’ en daarna in twee landelijke stakingen, waarvan de laatste anderhalve week geleden is. Deze week zouden er opnieuw regionale stakingen plaatsvinden. Maar die gaan nu niet door. De vakbonden spreken van een „handreiking” naar Van Rijn. „We willen onze goede wil tonen,” zeggen onderhandelaars Ralph Smeets (FNV) en Albert Spieseke (CNV), „in de verwachting dat goed voorbeeld goed doet volgen.”
De vakbonden blijven wel voorzichtig. „We verwachten nu wel dat ook de andere partijen, de werkgevers en zorgverzekeraars, uit hun loopgraven komen.”
Lees ook
Kamer wil snel aanpassing voorkeursbeleid medicijnen. ‘We zitten niet ver af van noodsituatie’
2 Wat eisen de vakbonden?
Een loonsverhoging van 6 procent met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2024, plus een eindejaarsuitkering van 2 procent. In 2025 zou het loon bovendien met een flink percentage moeten stijgen. Daarnaast willen FNV en CNV dat werkgevers alle gewerkte uren uitbetalen. Dat betekent dat apothekers ook korte voorbereidingsmomenten uitbetalen, zoals het gebruikelijke kwartiertje voordat de apotheek de deuren opent.
De lonen van assistenten stegen afgelopen jaren nauwelijks met de inflatie mee, terwijl collega’s met een vergelijkbare opleiding in huisartsenpraktijken en ziekenhuizen wel flinke loonsverhogingen kregen. Vanaf 2015 is de koopkracht van apotheekmedewerkers met 8 procent gedaald, blijkt uit een rapport van de Werkgeversvereniging Zelfstandige Openbare Apothekers (WZOA).
3 Waarom willigen apothekers de eisen niet gewoon in?
Het bijzondere aan de situatie is dat de werkgevers (de apothekers) en werknemers (de apothekersassistenten) het helemaal eens zijn over de noodzaak van een verbeterde cao. Alleen: apothekers zeggen de loonsverhogingen niet te kunnen betalen. Ze gingen in de onderhandelingen niet verder dan een stijging van 2 procent.
In de gesprekken die NRC hierover voerde met apothekers duurde het nooit lang voordat het ging over de rol van de zorgverzekeraars. Die zouden zulke lage vergoedingen bieden voor de groeiende en complexer wordende zorgtaken van apothekers, dat financiële ruimte voor de gewenste salarisstijgingen simpelweg ontbreekt.
We verwachten nu wel dat ook de andere partijen, de werkgevers en zorgverzekeraars, uit hun loopgraven komen
Formeel zijn de zorgverzekeraars geen partij in de onderhandelingen tussen apothekers en hun medewerkers. Maar vanwege de manier waarop de financiering van zorg in Nederland is ingericht – via de zorgverzekeraar die de zorg inkoopt – spelen ze wel degelijk een rol.
Het hete hangijzer in de discussie is de zogenoemde Overheidsbijdrage in de Arbeidsontwikkeling, de OVA-gelden. Dat is een bedrag dat de overheid beschikbaar stelt zodat werkgevers in de zorg voldoende geld hebben om de lonen in de private sector bij te kunnen benen. Doordat dit bedrag in de tarieven wordt verwerkt, zijn de OVA-gelden onderdeel van de onderhandelingen die verzekeraars en apothekers met elkaar voeren.
Verzekeraars kunnen allerlei eisen aan het bedrag koppelen, zoals een efficiëntieslag in de apotheken, waardoor in de praktijk vaak weinig tot niets overblijft voor loonsverhogingen. Zeker niet omdat apothekers ook genoeg taken hebben die niet worden vergoed. Door het medicijnentekort zijn ze bijvoorbeeld veel extra tijd kwijt aan medicijnen inkopen en communiceren met patiënten.
4 Hoe verweren zorgverzekeraars zich?
Zorgverzekeraars zeggen dat de OVA-gelden wél bij de apothekers terechtkomen en dat werkgevers dus wel budget zouden moeten hebben om hun medewerkers meer te betalen. De contracten die verzekeraars en apothekers met elkaar afsluiten, zijn vertrouwelijk.
Een ander argument waar zorgverzekeraars op terugvallen, is dat hogere vergoedingen voor apothekers zullen leiden tot hogere zorgpremies. Dat de premies in Nederland afgelopen jaren stukken minder hard stegen dan de overheid had verwacht, is voor een deel te danken aan de scherpe onderhandelingen die verzekeraars voeren met zorgverleners. „Nederlandse zorgverzekeraars concurreren heel hard met elkaar, want Nederlanders stappen voor een tientje verschil over. Dat is de oorzaak van onze goed betaalbare zorgkosten”, zegt hoogleraar betaalbare en toegankelijke zorg Patrick Jeurissen tegen NRC.
5 Hoe zit het met de winsten van verzekeraars?
De meeste zorgverzekeraars in Nederland zijn corporaties zonder winstoogmerk: ze behalen dus geen woekerwinsten over de rug van zorgverleners en patiënten. Slechts 3 tot 4 procent van het totaal aan zorgpremies komt bij de verzekeraars terecht. Dat moet ook al hun eigen kosten dekken. In veel andere westerse landen houden verzekeraars veel meer geld over.
6 Betekent dit dat de zorgpremie omhoog moet?
Ja, zegt Jeurissen. Althans, wel als de eisen van FNV en CNV ingewilligd worden: die kunnen de OVA-gelden niet dekken. „Ik wil niet zeggen: gooi de sluizen maar open. Maar ik denk niet dat we over een premiestijging van 0,5 procent moeten steggelen. Feit blijft dat de zorg in Nederland gewoon heel betaalbaar is.”
Lees ook
Ruim 1,6 miljoen patiënten geraakt door geneesmiddelentekort