Column | Thomas Mann probeerde wanhopig zijn homoseksuele gevoelens te bezweren

Toen vorige week in het Californische Pacific Palisades ook de villa van Thomas Mann door brand bedreigd werd, verdiepte ik me weer eens in het leven van de grote Duitse schrijver. Thuis heb ik zo’n vijf meter boeken van en over hem en zijn familie in de kast staan. Ik geef het toe, het is een verslaving.

Zo kocht ik onlangs Oliver Fischers Man kann die Liebe nicht stärker erleben. Thomas Mann und Paul Ehrenberg. Ik las het in een dag uit, zo boeiend vond ik het, zo veel nieuws kwam ik over mijn held te weten. Aan de hand van Manns onvervulde hartstochtelijke liefde voor de schilder Paul Ehrenberg behandelt Fischer de homoseksualiteit van de schrijver en vult hij hiaten op in diens biografie, die leest als een roman op zichzelf.

Dat Ehrenberg Manns grote liefde was, kon je al in tal van egodocumenten en biografische studies lezen. Maar wat die liefde precies behelsde, was tot nog toe een raadsel. Wel hebben onderzoekers al jaren geleden ontdekt dat Mann zijn vriend regelmatig als personage in zijn werk opvoerde. Soms gaf hij hem een onsympathieke rol en dan wist je dat de verhouding tussen beiden slecht was. Zelfs nadat hun vriendschap verbroken werd, doordat Mann in 1933 Duitsland verliet, ging dat spel door. Voor het laatst in Doctor Faustus, dat in 1947, twee jaar voor Ehrenbergs dood, verscheen.

Fischers boek is het interessants waar hij de beginjaren van hun ‘liefde’ beschrijft, zo rond 1900. Mann is dan 24, Ehrenberg een jaar jonger. Ze hebben elkaar leren kennen in een van de salons van de kunstenaarswijk Schwabing in München. Ehrenberg zit op de kunstacademie en specialiseert zich in het schilderen van dieren, een genre dat toen populair was, maar algauw uit de mode raakt. Mann heeft al wat verhalen gepubliceerd, is redacteur bij het satirische weekblad Simplicissimus en werkt aan Buddenbrooks. Meteen is de schrijver verliefd op de slanke, helblonde, blauwogige Ehrenberg. Maar die houdt meer van vrouwen dan van mannen. Toch krijg je de indruk dat er tussen beiden meer dan een gewone mannenvriendschap bestond. Uit de brieven van de jonge, hypergevoelige Mann kun je opmaken dat hij smacht naar een omhelzing door de blonde schilder. Het is er volgens Fischer zeker van gekomen, maar of er sprake van seks is geweest, blijft onduidelijk.

Het is fascinerend te lezen hoezeer de neurotische Mann probeert om Ehrenberg tot een verhouding te bewegen. Als deze niet toegeeft, richt hij zich eerst nog even op een andere man, maar probeert hij ook zijn geslachtsdrift te bezweren. Vrede met zijn geaardheid vindt hij hoogstens in de fluïde gendertheorieën van de arts en seksuoloog Magnus Hirschfeld, die beweert dat er 43 miljoen geslachtsvariaties bestaan.

Als in 1903 Buddenbrooks een succes is, slaat Mann een andere koers in. Hij trouwt met de androgyne Katia Pringsheim, dochter uit een schatrijke Joodse familie, met wie hij zes kinderen krijgt. Zijn homoseksuele verlangens sublimeert hij in het vervolg alleen nog maar in zijn boeken.

Waar Thomas Mann Duitsland in 1933 de rug toekeert, maakt Paul Ehrenberg, die een middelmatig schilder is, carrière onder het nationaalsocialisme. Hij krijgt grote tentoonstellingen en zal menig nazi-kopstuk portretteren. Manns roestige herinneringen aan hun liefde zullen er niet onder te lijden hebben.