In de toekomstroman van de Schotse succesauteur Ali Smith herken je de ongewenste mens aan een rode cirkel om hem heen

‘Ik denk dat mijn volgende roman meer ingaat op het geweld voor of na kwaadheid, hoe er een einde komt aan de jarenlange woedende verdeeldheid in de samenleving waardoor we zijn verworden tot formules die in een hokje passen.”

Met deze woorden typeerde de Schotse schrijver Ali Smith in 2022 in NRC haar roman in wording. Die roman is er nu: Gliff.

Dat woede ten grondslag ligt aan deze roman – die in 2025 een vervolg zal krijgen en wellicht zal uitgroeien tot net zo’n onmisbare reeks als de vier ‘seizoensromans’ van Smith – blijkt alleen al uit een van de motto’s waarmee Gliff begint: „Want hoe verklaar je dat het nooit inspiratie is die je motiveert om een verhaal te vertellen, maar eerder een combinatie van woede en helderheid?” citeert ze Valeria Luiselli. Woede blijkt inderdaad een betere drijfveer voor deze roman dan inspiratie, domweg omdat je beter weet wát je wil vertellen dan wanneer je niet in zoiets vaags als ‘inspiratie’ blijft hangen.

In de gecompliceerde toekomstroman Gliff vertelt het kind Briar over een dystopische wereld waarin mensen verdeeld zijn in ‘verifieerbaren’ en ‘onverifieerbaren’. Een wereld waar volmaakte gezinnen worden gemaakt in een kliniek en waarin mensen hun weg vinden via Google Maps dat de optimale navigatie verzorgt langs winkels van Chanel, Gucci en Nike. Wie verifieerbaar is, is manipuleerbaar en dus geschikt voor de nieuwe wereld. Alles wat mensen tegen elkaar zeggen wordt geregistreerd en opgeslagen in een groter systeem waardoor er een wereld ontstaat waarin geluk volgens vaste lijnen loopt en waar luxe de weg wijst – een referentie aan Brave New World van Aldous Huxley, de klassieker waarmee Smith in Gliff een spel speelt.

Doornroosje

In deze wereld moeten de twee ‘onverifieerbare’ kinderen Briar en Rose (een verwijzing naar zowel Doornroosje als een liedje van Tom Waits) hun weg vinden nadat het huis waar ze woonden met hun moeder letterlijk met rood is omcirkeld, een stigma waarmee wordt aangegeven dat je er niet hoort te zijn, waarmee je tijdelijkheid wordt geaccentueerd, en je tastbare aanwezigheid wordt platgewalst door een bulldozer.

Dat mislukt uiteraard. Wanneer Briar zelf in het systeem terechtkomt, een hoofdstuk dat Smith opent met „Heerlijke nieuwe wereld”, is er een sprong vooruit van vijf jaar. Er vindt een overgang plaats van ‘heerlijke nieuwe wereld’ via ‘heerlijke nieuwe we eld(e)’ naar ‘heerlijke nieuwe we’, een ontwikkeling waarbij dus spaties worden gezet in woorden, er letters verdwijnen – in dit geval dus van wereld naar een weelde die kapot is naar een we – en daarmee ook betekenissen waarmee uiteindelijk de invulling verandert van medemenselijkheid. In een ideale wereld voor de ‘geverifieerden’ is er geen ruimte voor empathie voor hen die niet definieerbaar zijn.

De stap van onverifieerbaar en ondefinieerbaar naar onwenselijk is een kleine, zo blijkt bij Smith, die in Gliff nog somberder lijkt over de wereld dan ze in haar vorige boeken al was. Smith is een auteur die aan een oeuvre werkt dat voortkomt uit een wereldbeeld (in plaats van inspiratie) en haar blik op die wereld wordt niet bepaald optimistischer. Haar wereldbeeld laat zich samenvatten met een eerdere uitspraak van haar dat „verhalen levens kunnen veranderen als we niet oppassen”. Haar uitgangspunt was dat je daarom maar het beste „de juiste verhalen” kon vertellen dan zouden we vanzelf „betere levens” leiden. Nu is er met de verhalen van Smith niets mis, maar het idee dat we vanzelf betere levens gaan leiden dankzij verhalen, lijkt in Gliff heel ver weg.

Typerend daarvoor is een kort sprookje dat Smith opneemt in de roman. Hierin wordt verteld over een tiran die op een ochtend wakker wordt om te ontdekken dat er iemand is die hardop durft te zeggen dat de tiran een tiran is, en ook anderen aanmoedigt dat te doen. Zoals het gaat in sprookjes en fabels raakt iedereen – zelfs als de ophitser gevangen is – bevangen van zijn warme uitstraling en zit er niets anders op de man te doden. De tiran bewaart de as van de ophitser in zijn eigen brandkluis, maar daarna begint het huis te trillen en geluiden te maken. Er zit voor de tiran niets anders op de as door te spoelen en met zijn nagels pulkt hij het laatste restje as uit die urn zodat hij zeker weet dat er nergens nog iets van de opponent zit en laat daarna voor de zekerheid de urn ook nog eens de ruimte in schieten. Het mag niet baten: de tiran vreest dat de ophitser nu overal zit: in de lucht, in het water en daarmee heeft de opponent gewonnen is de moraal van het verhaal.

Sprookje

Het is de lijn die we graag lezen in sprookjes en fabels: uiteindelijk wint degene die een tegengeluid heeft durven laten horen het van degene die de stem van de ander smoort. Meestal was dat bij Smith ook het geval en had het woord, de taal, de kunst het laatste woord. Woorden boden de mogelijkheid om in elke wereld te kunnen kiezen voor vrijheid of opsluiten, voor empathie of populisme. Bij Smith won de verbeelding het uiteindelijk, hoe moeizaam het behoud er ook van was.

Daarnaast staat de buitenstaander in zo goed als elk werk van Smith centraal, degene die net anders dacht of keek waardoor hij of zij het redde in de wereld. Niet meelopen is bij haar elke keer de redding, door alleen al taal en verbeelding te zetten tegenover de wereld die je krijgt voorgeschoteld.

Nadat Smith in 2016 aan haar succesvolle seizoensromans begon, en die aftrapte met een parafrase op Dickens’ beroemde zin – „It was the worst of times, it was the worst of times” – leek ze gestaag somberder te worden. De zelfgekozen isolatie van de Britten door de Brexit en de angst voor de ander en andersdenkenden kwamen steeds nadrukkelijker op de voorgrond in haar werk. In haar lockdownroman Gezelschap was die nog verder ingeperkt, maar zelfs daar bood verbeelding en kunst nog een uitkomst.

Gliff is een voortzetting van die lockdownroman. Hier zijn niet alleen de mensen beperkt in hun beweging, maar is ook de verbeeldingsruimte teruggebracht tot bijna niets. Zelfs het theater is rood omcirkeld, omdat de schermen waar mensen op kijken het theater overbodig hebben gemaakt. Als er al ergens een sprankje hoop is, dan is het tussen het geringe onderscheid, zoals Rose dat maakt, tussen oplossing en opluchting. Als je het eerste niet kan vinden of wanneer de oplossing je niet bevalt, moet je op zoek naar het tweede, hoe moeilijk dat soms ook is. Een nieuwe tweedeling in de samenleving als het ware, waarbij de gezochte opluchting dan het midden houdt tussen een sprankje hoop en valse schijn.