N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Klimaathulp Meer dan 700 miljoen euro besteedde de Europese Commissie de afgelopen jaren aan hulp voor landen die kwetsbaar zijn voor de gevolgen van klimaatverandering. Volgens de Europese Rekenkamer zonder zichtbaar resultaat.
De Global Climate Change Alliance (GCCA) van de Europese Commissie, die kwetsbare, arme landen moest helpen om zich te wapenen tegen de gevolgen van klimaatverandering, heeft haar ambities niet waargemaakt. Dat concludeert de Europese Rekenkamer na evaluatie van het programma, dat liep van 2007 tot 2020. De Commissie richtte zich met GCCA op landen die zwaar door klimaatverandering worden geraakt, maar er zelf nauwelijks aan hebben bijgedragen.
De alliantie ontving in totaal 729 miljoen euro, verdeeld over twee Europese begrotingstermijnen. Met dat geld werden projecten opgezet, vooral in Afrika en Zuidoost-Azië, op het gebied van onder andere milieu, voedselzekerheid, energie en infrastructuur. Sinds 2020, toen er een einde kwam aan dit ontwikkelingsprogramma, gebruikt de Europese Commissie andere kanalen om aan zijn klimaatverplichtingen te voldoen.
De Rekenkamer heeft geen aanwijzingen gevonden dat de ruim tachtig landen die steun ontvingen van de GCCA ook daadwerkelijk minder kwetsbaar zijn geworden. Veel plannen bleven steken in ‘capaciteitsopbouw’, dat wil zeggen gesprekken met lokale bevolking, kennisuitwisseling, opleidingen en een paar proefprojecten.
Een van de problemen was dat projecten te maken hadden met een groot personeelsverloop onder de lokale bevolking. Daardoor moesten telkens nieuwe mensen worden ingewerkt, en faalde het opschalen van proefprojecten naar meer concrete acties „die de bevolking rechtstreeks ondersteunen”, aldus Hannu Takkula, die het onderzoek leidde.
Onbetaalbare technologie
Het was slechts een van de vele tekortkomingen van de GCCA. De Rekenkamer verwijt de organisatie ook dat de hulp te weinig gericht was op de allerarmste, kwetsbaarste landen. En binnen landen waren projecten lang niet altijd toegesneden op hulp aan het armste deel van de bevolking – vaak werd die groep amper bereikt, bijvoorbeeld doordat de geïntroduceerde technologie voor deze groep onbetaalbaar was.
De GCCA had weinig aandacht voor de bijzonder positie van vrouwen en kinderen, die vaak alleen achterblijven op het platteland, terwijl mannen naar de stad gaan om geld te verdienen. Vrouwen worden daardoor harder geraakt door bijvoorbeeld droogte of overstromingen. Bij veel van de activiteiten van de GCCA waren vrouwen uit de lokale gemeenschap ondervertegenwoordigd.
Een van de problemen was dat projecten te maken hadden met een groot personeelsverloop onder de lokale bevolking
De Rekenkamer heeft ook kritiek op het gebrek aan controle door de Europese Commissie. Zo waren de personeelskosten van het ene project veel hoger dan van het andere, zonder aanwijsbare reden. De Commissie hield onvoldoende bij waar de geldpotjes precies voor werden gebruikt. Dat betekent niet dat het niet klopte, maar het maakte controle achteraf vrijwel onmogelijk. Dat blijkt onder meer uit het feit dat in de tweede fase van financiering (vanaf 2014), de werkwijze nauwelijks werd aangepast, ook had de eerste fase onvoldoende opgeleverd.
De resultaten van een project werden onvoldoende gemeten. Wie profiteerden er precies van een nieuwe landbouwtechniek? Hoeveel huishoudens kregen toegang tot schoon drinkwater? Wat betekende het project voor het inkomen van de groep die werd geholpen? Hoe verbeterde de volksgezondheid?
Nazorg ontbrak
Het ontbrak vaak aan nazorg, waardoor een beschadigde waterpomp onbruikbaar werd, waardoor putten instortten, of kwekers onvoldoende nieuw zaad kregen om na een paar jaar op eigen benen te kunnen staan.
Dat 700 miljoen euro aan klimaatprojecten niet goed is besteed, is pijnlijk voor de Europese Commissie. Maar uitgesmeerd over de vijftien jaar dat het programma heeft gelopen gaat het om ruim 50 miljoen euro per jaar, relatief kleine bedragen in vergelijking met wat er mondiaal nodig is aan klimaathulp. Rijke landen hebben beloofd om daarvoor jaarlijks 100 miljard euro beschikbaar te stellen.
Lees ook Klimaathulp aan arme landen: doet Nederland genoeg?
Een gevoelige conclusie van de Rekenkamer is wel dat de GCCA nauwelijks in staat was om steun voor hun projecten te verbreden naar individuele lidstaten en het bedrijfsleven – terwijl publiek-private financiering juist wordt gezien als een belangrijke pijler onder de internationale klimaatfinanciering. Niet voor niets concludeert onderzoeksleider Takkula „dat de Commissie de geleerde lessen in toekomstige initiatieven voor mondiale ontwikkeling en toekomstige hulpacties moet verwerken”.