Ooit dachten ze de steen der wijzen gevonden te hebben, tegenwoordig gebruiken wij barium voor onze magnetron.
Barium werd voor het eerst beschreven door de schoenmaker Vincenzo Cascariolo in 1603, hij verzamelde glitterende grijze zware stenen in de heuvels rond Bologna. Eenmaal thuisgekomen, verhitte hij deze stenen volgens de regels van calcinatie, een alchemistische scheidingsmethode. In 1640 beschreef een professor aan de universiteit van Bologna in zijn aantekeningen de steen van Cascariolo: „Die [steen] neemt het gouden licht van de zon op, zoals een nieuwe Prometheus die een hemelse schat steelt.” Oftewel, Cascariolo had de eerste synthetische fluorescente stof gemaakt.
De fluorescentie van de steen was tot wel een jaar na verhitting zichtbaar en de steen van Cascariolo werd de lapis solaris (zonnesteen) genoemd. Later zou deze steen bekend worden als de Bolognasteen. De excentrieke eigenschappen van de steen deden de schoenmaker vermoeden dat hij best weleens de steen der wijzen op het spoor zou kunnen zijn, die zou onedele metalen in goud kunnen veranderen en de bezitter het eeuwige leven geven.
Ofschoon de Bolognasteen geen ijzer in goud kon veranderen, raakten wetenschappers over de hele wereld geïnteresseerd in de steen. Zij dachten dat de fluorescentie veroorzaakt werd door bariet (bariumsulfaat) en probeerden op basis hiervan nieuwe Bolognastenen te maken, soms met succes. Wetenschappers wisten toen nog niet dat koper ook belangrijk is voor de fluorescentie van de steen. Wanneer onderzoekers een koperen vijzel gebruikten voor calcinatie, was het resultaat succesvol. Veel wetenschappers gebruikten daarentegen een ijzeren vijzel, en hun stenen lichtten helaas niet op in het donker.
Pas in 1772 werd barium als aparte stof geïdentificeerd, een Zweedse scheikundige zag kleine kristallen in een brok mineraal. Hij noemde deze glinsterende stukjes steen Schwerspatherde. Niet veel later lukte het Humphrey Davey om deze kristallen te isoleren, in een artikel voor de Royal Society of Londen noemde hij in 1808 het element barium. In het Grieks betekent barus zwaar, het element heeft namelijk een hoge dichtheid, bijvoorbeeld bariet weegt 4,5 g/cm3.
Barium-ionen zijn giftig, ze interfereren met de stofwisseling in het lichaam en kunnen onder meer een hartstilstand veroorzaken. Bariumcarbonaat lost op in maagzuur, hierbij komen barium-ionen vrij. Daarom wordt dit gebruikt in rattengif. Bariumsulfaat is daarentegen niet oplosbaar in maagzuur en niet giftig. Het reageert niet na inname en verlaat het lichaam via de ontlasting. Bij röntgenscans wordt bariumsulfaat gebruikt voor de contrastvloeistof waardoor verschillende weefsels oplichten op de scan.
Barium is verwerkt in verschillende elektrische huishoudelijke apparaten zoals een oude radio’s, magnetrons en versterkers voor elektrische gitaren. Deze apparaten bevatten buizen waardoor elektronen bewegen. Het is belangrijk dat deze buizen vacuüm blijven, daarom zijn ze gecoat met barium. Barium is erg reactief met lucht en water; het verwijdert ongewenste gassen uit de buizen. Overigens is barium ook een graag gezien ingrediënt van vuurwerk: bariumnitraat geeft siervuurwerk een groene fluorescente kleur.