De Amerikaanse president Joe Biden heeft woensdag tijdens zijn afscheidstoespraak op televisie gewaarschuwd voor „een gevaarlijke machtsconcentratie van technologie, macht en rijkdom bij een aantal buitensporig rijke mensen”. Zonder namen te noemen verwees Biden daarmee duidelijk naar Elon Musk en Mark Zuckerberg.
Beide techmiljardairs haalden onlangs hun banden met aankomend president Donald Trump aan. Trump wil onder meer dat Musk een nieuw ministerie voor Overheidsefficiëntie gaat leiden. Maandag draagt Biden het stokje over aan Donald Trump, die dan geïnstalleerd wordt als president.
In de ruim twintig minuten durende toespraak vanuit het Oval Office zei Biden dat zich in „Amerika een oligarchie vormt die onze hele democratie ondermijnt, onze fundamentele rechten en vrijheden en eerlijke kans voor iedereen om vooruit te komen”. Volgens Biden is de macht in handen van een paar ultrarijke mensen en kan het gevaarlijke gevolgen hebben „als hun machtsmisbruik ongecontroleerd blijft”.
Bezorgd
Biden haalde in zijn toespraak de waarschuwingen aan van zijn voorganger Dwight Eisenhouwer. Die zei in zijn afscheidstoespraak in 1961 dat hij bezorgd was over „een militair-industrieel complex”. Biden waarschuwde op zijn beurt voor het „tech-industriële complex”. Zo haalde Biden het feit aan dat techbedrijf Meta, waarvan Mark Zuckerberg de baas is, heeft besloten om te stoppen met het gebruik van factcheckers. Amerikanen dreigen zo volgens Biden op sociale media te worden „begraven in desinformatie”.
De oplossing voor het probleem ligt volgens Biden bij de belastingwetgeving. Volgens hem moet die worden veranderd om ervoor te zorgen dat de techmiljardairs „hun eerlijke deel betalen”.
De toespraak van Biden wordt niet alleen gezien als het afscheid van de 82-jarige president van het Witte Huis, maar ook van de Amerikaanse politiek. Oud-president Barack Obama bedankte Biden direct na zijn toespraak op X „voor zijn leiderschap, vriendschap en leven van dienstbaarheid aan dit land”.
Rebekka ‘Betty’ Aleida Biegel (1886-1943) werd geboren in een intellectuele Joodse familie en studeerde sterrenkunde in Leiden. Ze was de eerste assistent van de astronoom Anton Pannekoek, discussieerde met Albert Einstein over zijn relativiteitstheorie en werkte met psychologiepionier Carl Jung.
Omdat ze als vrouw geen vast werk kreeg in de sterrenkunde, studeerde ze ook psychologie en richtte het „psychotechnisch’ laboratorium op van de PTT, de voorganger van KPN. Daar stond ze aan de wieg van psychologische tests voor aanleg voor morsecode en rijvaardigheid. Betty Biegel geldt als een pionier van de Nederlandse psychologie.
Maar haar Joodse komaf werd haar noodlottig onder de Duitse bezetting. Ze werd opgepakt en in 1943 pleegde ze in kamp Westerbork samen met haar zus Annie zelfmoord. Vrijwel haar hele familie kwam om.
„Het leven van mijn familie is volkomen verdampt”, zegt Chris Verhoef, hoogleraar informatica aan de Vrije Universiteit Amsterdam en een ver familielid van Biegel. Zij was de tante van Verhoefs moeder. „Er is niets over van onze familie, behalve een paar mensen als ik. Maar ook geen spullen, geen foto’s, geen albums, geen papieren, geen brieven, geen potje, geen pannetje.”
Pas in 1996 verscheen er een korte biografie van Betty Biegel door psychologie-historicus Coen Rümke, gebaseerd op vooral professionele informatie en hier en daar een weinig gedetailleerde foto. Zo staat Biegel enigszins nerveus lachend bij een jonge prins Bernhard, die in 1937 een bezoek bracht aan het PTT-laboratorium.
Maar dankzij naspeuringen van Verhoef en historicus Jacques Dane is nu duidelijk geworden dat Betty ook te zien is op een befaamde foto uit 1913 in Zürich, samen met Albert Einstein, Paul Ehrenfest en andere beroemde natuurkundigen. Op de foto, in het archief van de ETH Zürich, waar Einstein een aanstelling had, poseren de deelnemers van een colloquium, een wetenschappelijke bijeenkomst, te midden van de maatbekers en andere laboratoriumspullen. In een beker zit nog wat thee. Op de foto zijn drie vrouwen te zien, maar lang was onduidelijk wie zij waren.
Gezichtsherkenningstools
Betty is de enige vrouw op de voorste rij, minzaam glimlachend naar de camera, betogen Verhoef en Dane in een artikel van veertig pagina’s in het tijdschrift Endeavour, gespecialiseerd in wetenschapsgeschiedenis. Daarin beschrijven ze vooral hun speurtocht, waarbij voor historici ongebruikelijke instrumenten uit de kast getrokken werden: van AI-gezichtsherkenningstools en netwerkanalyses en computerscripts die grote hoeveelheden handgeschreven notulen bij elkaar harken en doorzoekbaar maken, tot zoekopdrachten in illegale boekenverzamelingen op het Dark Web, en andere OSINT-technieken. OSINT staat voor open-source intelligence, inlichtingenwerk op basis van open bronnen. „Ik doe forensisch onderzoek, maar daar kan ik eigenlijk nooit wat over zeggen”, zegt computerwetenschapper Verhoef geheimzinnig, „maar voor mij waren die technieken niet zo ingewikkeld”.
We spreken Verhoef samen met Dane, in de kelder van het Onderwijsmuseum in Dordrecht, waaraan Dane verbonden is. „Het begon eigenlijk met een stukje dat ik schreef over een uitvinding van Betty op het gebied van morsecode. Jacques, jij zei: eigenlijk moet er een foto bij.”
Maar ja, om dan weer die weinig flatteuze foto met prins Bernhard uit de kast te trekken. Op het spoor van de Einstein-foto uit 1913 kwam Verhoef door een opmerking van een conservator van het Boerhaave-museum in Leiden, die zei: „Het kan bijna niet anders dan dat Betty Lorentz gekend heeft.”
Nobelprijswinnaar Hendrik Antoon Lorentz (1853-1928) was het vaderlijk middelpunt aan het begin van de vorige eeuw, toen de Universiteit Leiden de absolute wereldtop in natuurkunde-onderzoek vertegenwoordigde. Hij was een goede vriend van Einstein, die hem als zijn mentor beschouwde, en haalde de Oostenrijkse natuurkundige Paul Ehrenfest naar Leiden. Lorentz moedigde, tamelijk geëmancipeerd voor die tijd, ook vrouwen aan om natuurkunde en sterrenkunde te gaan studeren.
„Ik besloot een netwerkanalyse van Betty’s kennissen te maken”, zegt Verhoef. Dat is een techniek waarmee contacten van een groep mensen in kaart worden gebracht. Voor vrouwen in die tijd is dat lastig: al promoveerden vrouwen en draaiden ze mee in het onderzoek, universitaire posities kregen ze zelden, net als auteurschappen van wetenschappelijke publicaties.
Verhoef: „Al na vijf minuten stuitte ik op deze foto, waar heel veel mensen op stonden van wie ik wist dat Betty die goed kende, onder wie twee van haar vriendinnen.” Daarbij hielp het dat de Amerikaanse wetenschapshistoricus Joanna Behrman in 2023 een blogpost had geschreven over haar zoektocht naar de namen van de vrouwen op de foto.
De twee vrouwen op de achterste rij, concludeerde Behrman, waren niet de Nederlandse middelbareschoolleraressen Van Leeuwen, zoals het oorspronkelijke bijschrift vermeldde, maar de Leidse studenten in wis- en natuurkunde Catherine Frankamp en Eva Bruins, die met Biegel in de meisjesstudentenvereniging VVSL zaten. Over de identificatie van de dame op de eerste rij, ene A.J. Grigorjeff, had Behrman haar twijfels.
Een AI-tool die gezichten met elkaar vergelijkt gaf een score van 78 procent tussen de dame op de eerste rij en de PTT-foto van Biegel uit 1937, al was ze toen veel ouder. „Bij 80 procent heb je het meestal over dezelfde persoon”, zegt Verhoef. Een andere AI-tool schatte haar leeftijd op de Einstein-foto op 27 jaar, wat goed klopt met Biegels leeftijd toen de foto gemaakt werd. Een zoektocht naar Grigorjeff, een Russische, leverde via haar familie, foto’s op die in de verste verte niet leken op de vrouw op de eerste rij.
Briefkaart met 16 handtekeningen
Een volgende aanwijzing was een briefkaart die de deelnemers van het colloquium verstuurden aan de Russische wetenschapper Leonid Mandelstam, met 16 handtekeningen. De oorspronkelijke afbeelding van deze briefkaart bleek te vinden in een Russisch boek over het leven van Mandelstam. Rechtsonder is, niet heel duidelijk, de naam ‘R.A. Biegel’ te onderscheiden.
Dane: „Wat ook duidelijk wordt aan die briefkaart, is dat iedereen die bij het colloquium aanwezig was een functie had”, zegt Dane. „Die mensen waren daar niet zomaar. Ze waren daar omdat ze Einstein konden helpen met het bewijzen van ideeën die hij toen had.”
In 1913 worstelde Einstein met zijn ideeën over de algemene relativiteitstheorie, waarin de zwaartekracht verklaard wordt als een effect van vervormingen van de ruimte en tijd. Een van de voorspellingen was dat zware massa’s, zoals de zon, het licht van sterren meetbaar zouden kunnen afbuigen. Dit effect leverde 1919 de eerste bevestiging van Einsteins voorspellingen, toen bij een zonsverduistering sterren van plaats leken te veranderen.
Veel mensen kijken gek op als je het zegt, maar Einstein kon niet rekenen
Maar zover was Einstein in 1913 nog lang niet. „Veel mensen kijken gek op als je het zegt, maar Einstein kon niet rekenen”, zegt Verhoef. De Duitse natuurkundige had een fantastische intuïtie en durf om nieuwe ideeën te proberen, maar wiskunde was niet zijn sterke punt. Daarvoor had hij collega’s en vrienden die hij grappend Rechenpferde noemde, rekenpaarden, naar de toen beroemde circusact van het rekenende paard Hans.
Einstein gebruikte het colloquium als zijn klankbord. Paul Ehrenfest, tweede van links achter, was zijn vertrouwde sparring partner. En de Fin Gunnar Nordström, die niet op de foto staat maar wel op de briefkaart, was een van de eersten die berekeningen konden uitvoeren met de lastige wiskunde van Einsteins theorie.
Uitgebreide sterrentabellen
„Alle drie de Holländerinnen, zoals Einstein ze in een brief noemde, waren keien in het uitvoeren van astronomische berekeningen”, zegt Verhoef. „Betty Biegel promoveerde bijvoorbeeld op de sterposities in Egyptische kunst: dus ze rekende de sterrenposities aan de hemel drieduizend jaar terug. Dat kon ze gewoon.” In 1915 deelde ze ook uitgebreide sterrentabellen met de psycholoog Carl Jung. Verhoef: „Natuurlijk hebben we geen hard bewijs dat zij berekeningen hebben gemaakt voor Einstein. Maar wat deden zij daar dan? Als iedereen daar een functie had.” Betty was, kortom, een Rechenpferd.
In het kielzog van de speurtocht doken nog drie foto’s op van dezelfde 30 juni in 1913. Op één daarvan staat ook een nog onbekende man. „We dachten: wie is dat in hemelsnaam?” Wetenschapshistorici noemen de man niet. Ook hier leveren de computermethoden nieuwe aanwijzingen: de man blijkt Hans Kern, een Oostenrijkse natuurkundige die in 1915 sneuvelde in de Eerste Wereldoorlog. Dane: „Dat verklaart waarom hij daarna compleet van de radar verdween.” Bij verder zoeken doken er brieven op waarin Ehrenfest en Kern elkaar hulp beloven met het zoeken naar academische posities, waarin ze elkaar aanspreken met „du”, iets wat alleen goede vrienden deden.
Verhoef: „Toen ben ik naar de website van het Akademisches Gymnasium gegaan, waar Ehrenfest op zat. Een ramp van een website, maar als je een beetje slim zoekt kom je erachter dat Kern bij hem in de klas zat. Het was niet bekend dat zij goede vrienden waren.” Ook Kerns Joodse familie kwam in de Tweede Wereldoorlog grotendeels om het leven.
De speur- en vergelijkingstechnieken die Verhoef en Dane gebruikt hebben, kunnen meer naar boven halen over levens van mensen over wie op andere manieren weinig is terug te vinden, betogen ze. Omdat ze vrouw waren, of omdat ze Joods waren, of – zoals in het geval van Betty – beide.
Verhoef: „Annie en Betty’s einde is beschreven door Jacques Presser in het boek De Nacht der Girondijnen. Een van de Biegels was chemisch ingenieur. Hij had een voorraad cyaankali gemaakt, en de hele familie kreeg die tabletten. Die hebben de zusjes Biegel samen genomen toen in Westerbork duidelijk werd dat ze op transport naar Auschwitz gesteld zouden worden.”
„Dit gaat om vrouwengeschiedenis, en de geschiedenis van gemarginaliseerde groepen, maar voor mij persoonlijk geldt ook: Betty heeft nu een gezicht. En dat is voor de familie echt wel fijn, dat merk ik wel.”
Robert Kennedy Jr. is Trumps kandidaat-minister van volksgezondheid. Als hij het wordt, wil hij de strijd aangaan met ‘Big Food’, de levensmiddelenindustrie, die met ultrabewerkt voedsel Amerikanen massaal dik maakt. Volgens Elon Musk daarentegen is de enige remedie tegen de obesitasepidemie om eetlustremmers supergoedkoop te maken. Wie van de twee heeft er gelijk?
Kennedy’s meningen op het gebied van gezondheid zijn grotendeels onjuist en zelfs gevaarlijk; hij wil bijvoorbeeld de poliovaccinatie afschaffen. Maar ultrabewerkt voedsel kan inderdaad schadelijk zijn. Koekjes, zoete zuiveldrankjes, worstenbroodjes en chips zijn goedkoop, voor veel mensen onweerstaanbaar lekker en je hoeft ze nauwelijks te kauwen; de calorieën glijden vanzelf naar binnen. Dergelijk voedsel is een belangrijke oorzaak van de obesitasepidemie.
Als je de consumptie ervan wilt terugdringen moet je echter wel kunnen definiëren welke voedingsmiddelen precies dikmakend zijn. Bij gebrek aan beter gebruikt de halve wereld daarvoor een in Brazilië bedachte omschrijving van ‘ultrabewerkt’. Die komt erop neer dat er ingrediënten inzitten die je zelf in de keuken nooit zou gebruiken, zoals soja-isolaat, gemodificeerd zetmeel, emulgatoren en zoetstoffen. Kennedy gelooft dat dergelijke voedseladditieven – dus E-nummers – je stofwisseling en je cellen beschadigen. Daar is echter geen enkel bewijs voor. Onderzoek uit Frankrijk spreekt ook tegen dat additieven dik maken: vegetariërs en veganisten zijn slanker dan vleeseters terwijl ze meer ‘ultrabewerkt’ voedsel eten, zoals plantaardige hamburgers, havermelk en vega smeerworst. Dat zijn kunststukjes van de levensmiddelentechnologie met veel additieven. Maar ultrabewerkt voedsel is pas dikmakend als het onweerstaanbaar is, en vega kaas en plantaardige kipstuckjes zijn best lekker, maar onweerstaanbaar? Nee.
Lange lijst aan ingrediënten
Dat ergens ‘enge ingrediënten’ inzitten betekent nog niet dat je er dik van wordt. Neem brood. Brood van de supermarkt telt als ‘ultrabewerkt’, want er zit een lange lijst aan ingrediënten in. Maar hoe vaak ziet u iemand stiekem de broodtrommel leegsnoepen? Ook van kunstmatige zoetstoffen word je niet dik; vervangen van suiker door zoetstof leidt juist tot afvallen.
Het is een misvatting dat superlekker eten dik maakt vanwege eng klinkende ingrediënten. Word je van ijs gemaakt van room, suiker, eigeel en vanille minder dik dan van ijs met emulgatoren en smaakstoffen? En koekjes gebakken van witte bloem, roomboter en suiker, eet je daar minder van dan als er lecithine inzit, of wei-eiwit? Ik denk het niet. Het op de juiste wijze aanpakken van gemaksvoedsel zou de sleutel kunnen vormen tot de preventie van obesitas, maar het elimineren van ‘chemisch’ klinkende ingrediënten lost weinig op.
We hebben gecontroleerde experimenten nodig die onthullen welke eigenschappen van voedingsmiddelen daadwerkelijk veroorzaken dat je er te veel van eet. Uit dat soort studies is al het belang gebleken van ‘onweerstaanbaar lekker’ en van veel calorieën per gram. Die leiden beide tot te veel eten. Ook de structuur van voedsel speelt mee; als je ergens lang en hard op moet kauwen werk je er minder calorieën van naar binnen. Daarmee zijn we er nog niet, maar helaas is er voor dit soort dure research geen geld; niet bij de overheid en al helemaal niet bij de industrie, want die heeft er geen belang bij dat mensen minder gaan eten. Consumenten vragen ook niet massaal om maatregelen tegen dikmakend eten. Ooit een demonstratie gezien voor een suikertaks op frisdrank? De strijd tegen dikmakend ultrabewerkt voedsel is helaas zwaar en ondankbaar.
Hartinfarcten en beroertes
Musk daarentegen heeft met zijn pleidooi voor eetlustremmers de wind mee. Ze zijn in de VS niet aan te slepen, zelfs al zijn ze daar vijf keer zo duur als bij ons. Die prijs zal dalen als over vijf tot tien jaar de patenten verlopen. Bovendien worden ze steeds vaker vergoed door de verzekering; eetlustremmers zijn meer dan een cosmetische behandeling, ze leiden tot minder diabetes, hartinfarcten, beroertes en nierziekten. Slaap-apneu hangt ook sterk samen met obesitas en eetlustremmers helpen er goed tegen. Daarom krijgen in de VS mensen met slaap-apneu nu eetlustremmers vergoed. Ze blijken ook de lust naar alcohol, sigaretten en drugs te remmen; dat gaat een extra argument worden voor vergoeding. Als de halve mensheid ze eenmaal spuit of slikt komen er ongetwijfeld zeldzame bijwerkingen boven water, maar die zullen niet opwegen tegen de vele nare ziekten die mensen nu krijgen van obesitas.
Het RIVM voorspelt dat in 2050 64 procent van de Nederlanders overgewicht heeft. Die voorspelling houdt echter geen rekening met de nieuwe eetlustremmers. In de VS is de trend al gekeerd, daar begint obesitas te dalen en bij ons zal hetzelfde gebeuren. Tegen de opmars van deze medicijnen is niets opgewassen. Het is treurig dat we het dikmakende gemaksvoedsel niet kunnen terugdringen, maar Musk gaat dit pleidooi winnen en Kennedy trekt aan het kortste eind.
Martijn Katan is biochemicus en emeritus hoogleraar voedingsleer aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Voor cijfers, bronnen en belangen zie mkatan.nl.
Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement.
Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.
Er moet meer geld naar defensie. Secretaris-generaal van de NAVO Mark Rutte zei deze week te begrijpen dat er daardoor in veel landen minder kan worden uitgegeven aan sociale zekerheid, zorg en pensioenen. Maar is dat wel de enige optie? Kunnen we (ja, echt) niet de belastingen verhogen?
In deze aflevering ontdekken Maarten en Marike dat de Nederlandse overheidsinkomsten relatief bescheiden zijn, maar dat de „belastingmix“ wel een beetje uit verhouding is. Is het verhogen van belastingen slechter voor de economie dan het verlagen van de uitgaven? Hoe hoog zou je belastingen in theorie kunnen maken? En hoe zou je zo’n impopulaire maatregel in de praktijk kunnen doorvoeren?
Heeft u vragen, suggesties of ideeën over onze journalistiek? Mail dan naar onze ombudsman via [email protected].