Je bent wat ouder. Je rijdt in pittig tempo op een – vermoedelijk – elektrische fiets. Op een smal fietspad verlies je het evenwicht nadat je tegen een paaltje bent gebotst, over een boomwortel bent gereden, of bent geschrokken van een fatbike of de vele andere fietsers om je heen. Je valt. Je loopt een zware hersenschudding op. Of breekt je heup.
Ziedaar een voorbeeld van de meest voorkomende ongevallen in het verkeer van de laatste jaren. Ruim vier van de vijf ernstig gewonde fietsers valt na een ongeval zonder dat daarbij een auto of ander motorvoertuig betrokken is. „In tegenstelling tot het aantal verkeersdoden vallen de meeste ernstig gewonde fietsers bij ongevallen zonder betrokkenheid van een motorvoertuig”, schreef minister Barry Madlener (Infrastructuur en Waterstaat, PVV) vorige maand aan de Tweede Kamer.
De laatste tien jaar stijgt het aantal verkeersdoden onder fietsers jaarlijks gemiddeld met 5 procent, vooral onder zeventigers en tachtigplussers, meldde vorige maand kennisinstituut SWOV. De meeste verkeersdoden vallen onder fietsers en van de ernstig verkeersgewonden zijn fietsers met 70 procent veruit de grootste groep.
De SWOV verwacht bovendien een verdubbeling van het aantal ernstig gewonden onder fietsers in 2040 ten opzichte van 2018. „Als er niets gebeurt”, zegt onderzoeker Wendy Weijermars, hoofd van de afdeling infrastructuur en verkeer van de SWOV.
Negenduizend meedenkers
Beleidsmakers zinnen op maatregelen. De Fietsersbond bood de Tweede Kamer vorige maand ruim twintigduizend handtekeningen aan, plus als wensen betere fietspaden, een verlaging van de snelheidslimiet voor auto’s naar dertig kilometer per uur en strengere handhaving. De bond roept ook iedereen op mee te doen aan de ‘raadpleging’ die minister Madlener heeft uitgeschreven, en waarop iedereen kan aangeven welke maatregelen kunnen leiden tot veiliger verkeer. De lijst met suggesties, van strenge straffen voor hardrijders tot het veiliger maken van wegen, is inmiddels negenduizend keer beoordeeld.
Madlener wil dit voorjaar een reeks maatregelen presenteren om de fietsveiligheid te vergroten. Die maatregelen worden betaald uit een ‘investeringsimpuls’ van een half miljard euro waartoe een vorig kabinet had besloten voor 2020-2030. Gemeenten die plannen indienen voor bijvoorbeeld het verbreden van een fietspad kunnen daarvoor aankloppen bij het ministerie. Dat betaalt dan de helft van de kosten. In totaal is er dus maximaal een miljard euro beschikbaar.
Stoepranden moeten schuin oplopen. En je moet als je valt niet meteen tegen een boom botsen of een dichtbij liggende sloot belanden
Fietspad zonder tramrails
Over de meest effectieve maatregelen zijn de experts bij kennisinstituut SWOV het wel eens. Om het aantal enkelvoudige fietsongevallen te reduceren, dat wil zeggen ongevallen zonder aanrijding met een auto, moet de infrastructuur voor fietsers ‘vergevingsgezind’ worden, dat wil zeggen dat fietsen gemakkelijker moet worden gemaakt, comfortabeler, en geen buitensporige inspanningen of vaardigden moet vergen. Onderzoeker Weijermars: „Het wegdek moet voldoende stroef zijn. Er moeten geen scheuren in zitten. Geen boomwortels. Geen gleuven tussen tegels. Geen tramrails. Stoepranden moeten schuin oplopen. En je moet als je valt niet meteen tegen een boom botsen of een in dichtbij liggende sloot belanden.”
Wat verder helpt, zegt Weijermars, is het opzetten van een fietshelm. „Het draagvlak daarvoor lijkt groter te worden.” Problemen door drukte op het fietspad kunnen worden verminderd door verbreding ervan. De drukte zelf is een gegeven. „Hoe groter de verschillen tussen voertuigen in massa en snelheid, hoe groter de kans op ernstig letsel.”
Ingrijpender zijn suggesties om het aantal dodelijke fietsongevallen terug te brengen. De SWOV pleit sinds jaar en dag al voor aanleg van vrijliggende fietspaden en ongelijkvloerse kruisingen, of in elk geval kruisingen waar fiets en auto elkaar niet kunnen treffen. Bijvoorbeeld door de aanleg van rotondes en door te voorkomen dat bij verkeerslichten auto en fietser tegelijk door groen mogen rijden. In nieuwe wijken kunnen fiets- en autoroutes gescheiden worden aangelegd.
De gemeente Houten is wat dat betreft een lichtend voorbeeld. In oudere steden of stadsdelen moet ruimte voor vrijliggende fietspaden worden bevochten. Weijermars: „Gemeenten hebben het daar soms moeilijk mee. Ze moeten een politieke en soms pijnlijke keuze maken tussen bijvoorbeeld ruimte voor parkeerplaatsen voor auto’s of een vrijliggend fietspad. En dan kun je zeggen dat auto’s maar naar parkeergarages verdwijnen, maar die garages kosten veel geld.” Als er geen ruimte is voor vrijliggende fietspaden, is het natuurlijk altijd verstandig de snelheidslimiet te verlagen naar dertig kilometer per uur. Weijermars: „Waarbij je dan niet alleen een verkeersbord moet neerzetten maar ook de weg zo inrichten dat dertig kilometer een logische snelheid is, bijvoorbeeld door de weg te versmallen.” De Fietsersbond heeft nog een paar andere voorstellen: een verplichte afstand van anderhalve meter voor het inhalen van een fiets door een auto; het recht op les in fietsvaardigheid; en minder auto’s.
Effectief zijn deze maatregelen zeker, menen de deskundigen. In 2023 kwamen 270 fietsers om in het verkeer en raakten bijna 5.200 fietsers ernstig gewond. Als in 2030 alle infrastructuur voor fietsers veilig zou zijn ingericht, zo berekende de SWOV eerder, dan zouden er jaarlijks vijftig fietsdoden minder vallen, en tweeduizend ernstig gewonden minder.
Woensdagochtend piepten de berichtjes op de telefoon van de Gelders gedeputeerde Ans Mol. „Wat moeten we hiermee?” Ambtenaren op de afdeling vergunningverlening en handhaving – Mols portefeuille – zochten direct naar de consequenties van een uitspraak in een zaak die Greenpeace had aangespannen. De rechter oordeelde dat de Nederlandse staat te weinig doet om de verslechtering van kwetsbare natuurgebieden te stoppen – de zoveelste juridische tik op de vingers van de staat in het stikstofdossier. De wettelijke stikstofdoelen voor 2025 zullen niet gehaald worden, en die voor 2030 zeer waarschijnlijk ook niet.
Mol, lid van de BBB, zegt eerst dat ze wakker ligt van de uitspraak. Dan neemt ze dat terug en zegt: „Het is zo puzzelen geworden met de vergunningverlening.” Maar ze onderstreept: „We beginnen niet bij nul.” In Gelderland ís de stikstofuitstoot volgens haar al flink teruggebracht en dat is, zegt ze, te danken aan de agrarische sector: bedrijven innoveerden, ruim vierhonderd boeren in de provincie hebben interesse getoond in een landelijke opkoopregeling.
In Utrecht dacht gedeputeerde Mirjam Sterk (CDA) woensdag aan twee dingen. „Voor agrariërs en de woningbouw nemen de onzekerheid nog verder toe.” Het wordt voorlopig namelijk nóg ingewikkelder om vergunningen af te geven. Maar, zegt ze er direct bij, „het is goed dat de rijksoverheid nu écht aan de bak moet met stikstofmaatregelen”.
Europese doelen
Provincies spelen een belangrijke rol in de stikstofaanpak: zij verlenen vergunningen aan boeren om stikstof uit te mogen stoten, zij voeren de Europese doelen voor natuurherstel uit en zij proberen per natuurgebied tot een oplossing te komen.
In december kwam de Raad van State al met een andere vérstrekkende uitspraak. De hoogste bestuursrechter oordeelde dat stikstofvergunningen met terugwerkende kracht tot 2020 moeten worden heroverwogen als er sprake was van ‘intern salderen’. Dat houdt in dat bedrijven ervan uitgingen dat ze ‘stikstofruimte’ in hun vergunningen mochten benutten als ze die elders op hun bedrijf konden besparen.
Door die uitspraak moet Gelderland duizenden vergunningen opnieuw bekijken. En wat belangrijker is: ze kan ‘intern salderen’ niet gebruiken om nieuwe vergunningen af te geven. Dat zet de hele boel op slot, zegt Mol. „Ik kan bedrijven die willen innoveren om de stikstofuitstoot te verminderen, de vergunning niet geven als daarbij aanvankelijk extra stikstof wordt geproduceerd.”
Mol verwacht meer last te gaan hebben van díé uitspraak dan van het oordeel van de rechter in de door Greenpeace aangespannen zaak. Sterker: misschien dat dat vonnis kan helpen, denkt zij. „Het is nu heel duidelijk dat dit niet alleen het probleem is van het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur. Dat we niet alleen naar de agrarische sector moeten kijken voor oplossingen.”
Spreekt hier de BBB’er die de partijlijn volgt? Nee, verzekert Mol. „We hebben niet alleen met een stikstofprobleem te maken als we willen handelen naar de rechterlijke uitspraak. In Gelderland is water een even groot probleem. Het grondwaterpeil op de Veluwe is na een paar droge jaren laag en de beekdalen staan droog. Als we de natuur op orde krijgen, speelt de stikstofuitstoot een minder grote rol.”
Om alles in één aanpak te verenigen werd onder het vorige kabinet het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) opgetuigd, met een ‘transitiefonds’ van zo’n 24 miljard euro. Maar dit kabinet zette daar een streep door.
Gebiedsgerichte aanpak
Utrecht, één van de twee provincies waar de BBB niet meebestuurt, zette de gebiedsgerichte aanpak sindsdien door. „Met agrariërs, gemeenten, waterschappen, bewoners en natuurorganisaties maken we per gebied plannen”, zegt Sterk. In sommige gebieden zijn er bijvoorbeeld al boeren verplaatst, zegt ze, dat leverde direct winst voor de natuur op.
Maar het gaat hoe dan ook niet zo hard als Utrecht zou willen, benadrukt Sterk. „Provincies hebben hard gewerkt aan de gebiedsaanpakken, maar toen kwam er een kabinet dat zei: leuk, maar wij geloven in een andere aanpak.” Om meer te kunnen doen, is er financieel en juridisch meer nodig, zegt ze. Nu heeft Utrecht zo’n 250 miljoen euro voor de gebiedsaanpak, geld dat al eerder was uitgekeerd aan de provincies. „Maar om alles uit te voeren kwamen we in een eerste schatting erop uit dat we zo’n 3,7 miljard euro nodig hebben”, schetst Sterk.
Daarnaast is er onduidelijkheid en onzekerheid over maatregelen. Het kabinet legt graag de nadruk op innovatieve technieken om de stikstofuitstoot te verminderen. Maar zolang die innovaties juridisch niet „geborgd zijn”, zegt Sterk, vergroten die de onzekerheid voor boeren. Zo ging het met bijvoorbeeld de ‘emissievrije stalvloeren’: boeren dachten een vloer te hebben aangelegd die de uitstoot van ammoniak verminderde, maar rechters concludeerden dat het te onzeker was of de uitstoot ook daadwerkelijk daalde.
De Gelderse gedeputeerde Mol was minder rouwig over het schrappen van het NPLG: „Dat was vooral tijdverspilling met heel veel overleg. We moeten gewoon aan het werk. Al zou ik er natuurlijk niet rouwig om zijn als we het geld terug konden krijgen.” Omdat geen provincie zo’n groot stikstofprobleem heeft als Gelderland, met veel grote uitstoters en met de Veluwe het grootste kwetsbare natuurgebied van Nederland, hoopt ze op méér geld van het Rijk.
Sterk hoopt ook nog op iets anders: „Den Haag moet nu écht stappen gaan zetten en tegelijkertijd de uitgestoken hand van de provincies zien. We willen allemaal hetzelfde: natuurherstel en een vitaal landelijk gebied. Maar hoe langer je wacht, hoe groter de opgave wordt.”
De dag voor de rechtbank uitspraak zou doen in de stikstofzaak publiceerde het ministerie van Landbouw, Voedselzekerheid, Visserij en Natuur (LVVN) een lijst met alle stikstofmaatregelen die sinds 2019 zijn genomen. Het is een flinke lijst: 29 programma’s, regels en regelingen. Een uitkoopprogramma voor piekbelasters. Een financiële regeling voor boeren die in de buurt van een natuurgebied zijn gevestigd en willen verhuizen. Strengere regels voor de industrie.
En toch besloot de rechtbank Den Haag afgelopen woensdag dat de overheid meer moet doen om de uitstoot van stikstof en de overbelasting van natuurgebieden terug te dringen. Sterker nog, de rechter had zo weinig vertrouwen in de stikstofplannen van het kabinet dat er een dwangsom is opgelegd voor als de uitspraak niet opgevolgd wordt. Dat is uitzonderlijk – normaal gesproken gaat de rechter ervan uit dat de staat zich aan een gerechtelijke uitspraak houdt.
Hoe zit het nu? Is er inderdaad al veel stikstofbeleid, of gebeurt er te weinig?
Van belang is hoeveel stikstof er landt in Natura 2000-gebieden. Sommige vormen van natuur, zoals heide en veen, verslechteren door hoge stikstofniveaus en worden overwoekerd door grassen en bomen die wel goed groeien op stikstof. Natuurgebieden verschillen daardoor in hoeveel stikstof ze aankunnen. Voor elk type natuur is een zogenoemde ‘kritische depositiewaarde’ vastgesteld, de maximale waarde stikstof die de natuur aankan. Als die lager is dan 2.400 mol (een mol is zo’n veertien gram stikstof) per hectare per jaar, is een gebied stikstofgevoelig. Als de waarde hoger is, kan de natuur verslechteren. Sommige gebieden zijn zéér stikstofgevoelig, zoals vochtige heide in laagveengebied. Dat heeft een kritische depositiewaarde van vijfhonderd mol per hectare.
Piekbelasters uitkopen
Uit cijfers van het RIVM en Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) blijkt dat opeenvolgende kabinetten er niet in zijn geslaagd om de stikstofneerslag te verminderen. Nog altijd is de belasting van kwetsbare natuurgebieden gemiddeld een kleine vijfhonderd mol hoger dan de natuur aan kan. Eind dit jaar had 40 procent van de Europees beschermde Natura 2000-gebieden geen last meer moeten hebben van een te hoge stikstofbelasting. Nederland zal blijven steken op nog geen 29 procent, blijkt uit prognoses.
„Deze uitspraak was onvermijdelijk, maar dit kabinet heeft hem wel versneld”, zegt Jan Willem Erisman, hoogleraar Milieu en Duurzaamheid (Universiteit Leiden). „Met een Nationaal Programma Landelijk Gebied, met een transitiefonds met daarin miljarden, was er kans op vooruitgang in het stikstofdossier. Maar die programma’s en fondsen zijn afgeschaft, en dat heeft geleid tot deze uitspraak.”
Beleid dat wel doorgezet werd, leverde minder op dan gehoopt. Neem de uitkoopregeling voor piekbelasters, een van de belangrijkste maatregelen op de lijst van het ministerie. Dat idee kwam in 2022 van Johan Remkes, die voorstelde de uitstoot van vijf- tot zeshonderd grootste piekbelasters tot bijna nul te reduceren door ze bijvoorbeeld uit te kopen. Het zou de stikstofbelasting gemiddeld met zo’n honderd mol per hectare verminderen – een vijfde van wat nodig is. Dat zou binnen een jaar moeten, waarschuwde Remkes. Anders zou het land nog verder op slot gaan.
Het ministerie besloot inderdaad piekbelasters uit te kopen, maar de regelingen kregen een sterk vrijwillig karakter en werden opengesteld voor de drieduizend grootste belasters, waardoor ook wat kleinere piekbelasters mochten meedoen. Twee jaar na het advies van Remkes sloot de regeling: ruim zeshonderd boeren laten zich uitkopen. Helemaal zeker is dat nog niet, want boeren kunnen zich nog terugtrekken.
De uitkoop levert een stikstofreductie van ongeveer 32 mol per hectare op, stelt het ministerie. „Met een reductie van 32 mol bescherm je de natuur natuurlijk niet”, zegt Erisman. „Terwijl die twee uitkoopregelingen gezamenlijk bijna drie miljard euro kosten, dat is best veel per mol.” Een andere uitkoopregeling, waaraan ook een kleine zeshonderd boeren meedoen, levert naar verwachting zo’n twee mol reductie per hectare op.
Andere regelingen zijn vrij beperkt in schaal. Zo maakten 36 boeren gebruik van financiële ondersteuning voor nieuwe technische oplossingen om hun uitstoot te verminderen. En 27 van een subsidie om minder intensief vee te houden rond Natura 2000-gebieden.
Wegverkeer
De rechters houden de overheid nu aan de doelen die het zelf heeft opgesteld. De ‘stikstofwet’ uit 2021 moest laten zien dat het de Nederlandse overheid ernst was om de stikstofuitstoot te reduceren. Het natuurdoel voor dit jaar is echter inmiddels zo ver uit beeld, dat de rechter bepaalde dat het onhaalbaar is geworden.
In 2030 moet volgens die wet de stikstofneerslag in de helft van de kwetsbare natuur binnen de norm vallen. Dat kan en moet – zo bepaalde de rechter – de overheid halen, op straffe dus van een dwangsom. Het kabinet moet daarvoor flink aan de bak. Volgens de meest recente prognoses van het RIVM zal in 2030 in 31,3 procent van de natuurgebieden de norm gehaald worden.
Het is niet vreemd dat direct naar landbouw wordt gekeken. In ongeveer een op de vijf beschermde natuurgebieden is alleen de uitstoot van de landbouw al genoeg om een stikstofoverschot te veroorzaken, blijkt uit cijfers van het RIVM. De sector is verantwoordelijk voor zo’n 75 procent van de binnenlandse stikstofbelasting van kwetsbare natuur. Het wegverkeer is verantwoordelijk voor zo’n 15 procent; de industrie draagt 3 procent bij, de bouw ongeveer 1 procent.
We kunnen niet meer volstaan met vrijwillige maatregelen, maar moeten normen opleggen die boeren duidelijkheid geven
Het PBL verwacht dat de stikstofuitstoot van de landbouw de komende jaren gaat dalen met zo’n 20 procent. De helft van die reductie komt door het einde van de uitzondering die Nederland had op Europese mestregels. Nederlandse boeren mochten door die ‘derogatie’ meer mest uitrijden over akkers. Dat die uitzondering afloopt, zal leiden tot minder mest op akkers en een kleinere veestapel. Mest die niet langer uitgereden mag worden, moet tegen hoge kosten afgevoerd worden en die kan niet iedere veehouder dragen. Het kabinet probeert echter in Brussel een nieuwe uitzondering op de mestregels te krijgen – de daling is daardoor onzeker.
Om het natuurdoel voor 2030 te halen, zal de stikstofuitstoot met 30 à 40 procent moeten dalen. Dat is „zeker haalbaar”, zegt Erisman. „Hoewel je nog harder moet werken, omdat de rechter óók oplegde dat de meest kwetsbare natuurgebieden prioriteit moeten krijgen. Dan kun je niet volstaan met vrijwillige maatregelen, je zal normen moeten opleggen die duidelijk maken waar de boer aan moet voldoen. Als het de boeren zelf niet lukt die normen te halen, moet de overheid ingrijpen: vergunningen intrekken, of bedrijven zelf opkopen en weghalen. Het animo in de politiek daarvoor is er niet.”
Het is half vijf in de ochtend en de 35-jarige vrouw ligt klaarwakker in bed. Naast haar, op een matrasje op de grond, ligt haar oudste zoontje (8). Ook hij is gespannen, hij ligt te draaien. Na drie kwartier malen tikt ze hem aan.
„Kom”, zegt ze.
Ze haalt haar jongste zoon (2) uit bed. De kinderen zijn muisstil, dat hebben ze de vorige avond zo afgesproken. Ze gaan naar beneden en doen alsof het een normale schooldag is. De vrouw geeft haar jongste een flesje warme melk en zijn broer krijgt medicatie – hij is ernstig ziek. Van boven komt geen geluid. Dat is een goed teken: hun vader (48) slaapt nog.
De vrouw pakt wat ze nog pakken kan. Spaarpotjes, fotoalbums, een tas met eten. Ook pakt ze de koffer die ze eerder in de schuur heeft verstopt. Ze moeten via de voordeur naar buiten, maar dat betekent dat ze gezien zullen worden door de beveiligingscamera die haar man installeerde om haar in de gaten te kunnen houden. Pas als ze haar schoenen en jas aan heeft en een rugzak over haar schouder, schakelt ze de camera uit. Met zijn drieën lopen ze naar buiten. Ze gaat naar een flat in de buurt – een vriendin staat daar te wachten en brengt hen naar een noodopvang.
Het is gelukt. Ze is bij hem weg.
In levensgevaar
De vrouw maakte haar vluchtplan een week eerder met hulp van Filomena, een expertisecentrum voor huiselijk geweld en kindermishandeling. Het is een specialistische afdeling van Veilig Thuis Rotterdam Rijnmond waar slachtoffers van zeer ernstig geweld en complexe relatieproblematiek geholpen kunnen worden, en waar ze nauw samenwerken met onder meer het Centrum Seksueel Geweld, politie en ziekenhuizen.
Filomena had na onderzoek al vastgesteld dat de vrouw psychisch en fysiek werd mishandeld door haar man, hij haar dwangmatig controleerde en manipuleerde, en haar meerdere keren verkracht had. Ze besloot te vluchten voor de man die haar doodsbang maakte.
Niet zelden zijn de mensen die bij Filomena terechtkunnen in levensgevaar. Ze hebben, net als de vrouw, te maken met ernstig huiselijk geweld of psychische mishandeling. Soms hebben ze een partner die in het criminele circuit zit en willen ze aan dat milieu ontsnappen. Slachtoffers kunnen met Filomena bellen of zonder afspraak voor de deur verschijnen om direct geholpen te worden. Als het nodig is, kan het team meteen een (medisch) onderzoek doen. Onder één dak biedt het centrum letselonderzoek, sporenonderzoek, gezinsonderzoek en traumascreening aan. Hiermee onderscheidt Filomena zich van alle andere voorzieningen in Nederland die hulp en ondersteuning bieden aan deze groep.
In de acht jaar dat de vrouw was getrouwd heeft ze in situaties gezeten die fataal hadden kunnen aflopen. „Als we ruzie kregen in de auto, was ik mijn leven niet zeker”, zegt ze. „Als hij zijn gelijk niet kreeg, kreeg hij een waas voor zijn ogen en remde hij zonder reden, of hij gaf juist gas, reed de stoep op of deed hij alsof hij tegen een paal zou botsen. Terwijl de kinderen achterin zaten.” De vrouw is inmiddels 38. Ze doet haar verhaal in haar nieuwe woning, meer dan 130 kilometer verwijderd van de plek waar ze met hem woonde. Haar casemanager bij Filomena, die haar vanaf het eerste moment bijstaat, zit naast haar.
Foto’s: Sebiha Öztas
Vreemd gedrag
Ze leerden elkaar kennen via een chatwebsite. „In het begin was hij heel lief en galant.” Ze had een goede baan, hij zat in de bijstand. Na anderhalf jaar af en aan daten trouwden ze en werd hij financieel afhankelijk van haar. Dat was een van de redenen dat ze de relatie niet eerder verbrak. „Ik wilde niet dat hij na de scheiding ook nog mijn geld kreeg of dat ik hem alimentatie moest betalen.” Ze hadden intussen twee kinderen gekregen.
Hij ging zich steeds vreemder gedragen. De vrouw zegt dat hij seks had met andere vrouwen waar zij bij zat en minderjarige meisjes op straat betastte. „Hij heeft me verkracht in het ziekenhuis waar mijn zoontje werd behandeld voor zijn ernstige gezondheidsproblemen.” Ze zegt dat hij haar in het openbaar belachelijk maakte en een keer, toen ze hoogzwanger was, haar keel dichtkneep.
Ze bleef ook bij hem voor de kinderen. Dat veranderde toen hij ook tegen hen steeds agressiever werd. „In zijn ogen kon onze oudste zoon niets meer goed doen. Hij schreeuwde tegen hem en gooide speelgoed naar zijn hoofd. Ik was bang dat hij de kinderen wat zou aandoen als ik er niet was.”
Na de geboorte van hun jongste had ze een postnatale depressie. Een psycholoog die niets wist over haar thuissituatie dacht dat ze een vermijdende persoonlijkheidsstoornis (daarbij heeft iemand grote moeite zichzelf te zijn uit angst het verkeerde te zeggen of te doen) en een minderwaardigheidscomplex had. Een nieuwe psycholoog concludeerde dat het werd veroorzaakt door haar man, omdat hij volledige controle over haar had.
Als ze die ochtend aankomen bij de noodopvang, zegt haar oudste zoon: „Mama, ik ben blij dat je dit hebt gedaan, nu ben ik veilig”
Op een avond gebruikte ze stiekem in bed haar telefoon; die mocht ze van hem alleen gebruiken als hij meekeek. Ze kwam op de website Chat met Fier terecht, waar ze anoniem haar verhaal kon delen met een getrainde hulpverlener. Hulp zoeken bij haar familie, vrienden of collega’s was geen optie: haar man manipuleerde haar om tegen hen te liegen over hoe fijn hun huwelijk was. „Volgens de hulpverlener in de chat was er flink wat mis en moest ik contact zoeken met Veilig Thuis.”
In die periode zocht ze ook stiekem via Facebook contact met een vriendin, die bij Veilig Thuis werkt. „Zij schreef dat ze al langer het gevoel had dat er iets niet klopte.” Deze vrouw hielp een afspraak te maken met Filomena.
„De dag van de afspraak deed ik alsof ik naar de oogarts moest.” Hij trapte erin. „Ik had namelijk echt last van wazig zicht.” Bij Filomena werd ze ontvangen door een algemeen ondersteuner en haar casemanager. „Tijdens het gesprek kreeg ik de hele tijd appjes binnen.”
Waar ben je?
Ik verwacht dat je uiterlijk over een half uur terug bent.
Volgens de casemanager verschoot de vrouw van kleur door de angst.
„Ik raakte in paniek”, zegt de vrouw. De rest van het gesprek kon ze niet meer helder nadenken. „Ik was niets meer waard.”
Later deden hulpverleners van Filomena onderzoek naar haar situatie en spraken ze meerdere betrokkenen; vrienden en familieleden die hun vermoedens over de problematische relatie – nadat ze gevlucht was – konden bevestigen. Alles wees erop dat de vrouw in levensgevaar was.
Niet iedereen krijgt hulp
Wie Filomena belt of er aanklopt wordt eerst opgevangen door Gaby van Vlier, een van de algemeen ondersteuners. Ze zat vroeger zelf in een giftige relatie. „Het was erg gepassioneerd, maar ik werd ook fysiek en psychisch mishandeld.” Als ervaringsdeskundige probeert ze altijd neutraal en open te blijven, om de ‘binnenlopers’, zoals ze bij Filomena genoemd worden, op een kalmerende manier en zonder vooroordelen te ontvangen. „Terwijl ik de adrenaline en angst van die vrouwen vóél.”
De binnenlopers zijn hier veilig. De voordeur heeft een intercom en wordt door beveiligers achter een balie in de gaten gehouden. Dat is van groot belang, omdat mensen die zich hier melden soms worden gevolgd. Binnen worden ze opgevangen door een algemeen ondersteuner op de eerste verdieping, die wat wegheeft van een tandartspraktijk. Ze spreken met een casemanager en krijgen als dat nodig is een medisch onderzoek.
Op dezelfde verdieping zijn ruimtes waar forensisch onderzoekers sporen veilig kunnen stellen. Twee behandelkamers; een kamer waar ze letsel fotograferen en een voor dna-onderzoek. Het forensisch team hoopt zo de pleger van het huiselijk geweld te kunnen identificeren. In de wandelgangen staan banken met extra hoge rugleuningen, zodat slachtoffers afgeschermd tot zichzelf kunnen komen. Ook zijn hier afgesloten ruimtes waar speelgoed ligt; kinderen die seksueel misbruikt zijn kunnen hier gehoord worden door de zedenpolitie.
Aan het eind van elke middag bespreken zeven medewerkers – casemanagers, gedragswetenschappers, de politie en soms vertrouwensartsen van Veilig Thuis – wat ze weten over de binnenlopers. Het verschilt per dag hoeveel dat er zijn. Meestal moeten ze binnen een uur beslissen of het een geval voor Filomena is. Graag zouden ze iedereen helpen, maar er zijn veel slachtoffers en er is te weinig personeel om ze te helpen. Alleen als sprake is van acuut en extreem geweld kan Filomena de binnenloper een traject aanbieden.
Foto’s: Sebiha Öztas
In het overleg bespreken medewerkers onder meer de gedragspatronen die kunnen uitmonden in femicide. Ook gaan ze tot in detail na of er sprake is van ‘intieme terreur’: het soort ernstig huiselijk geweld waarbij sprake is van controle en dwang. „Soms hebben slachtoffers niet eens door dat ze volgens de regels van hun partner leven”, zegt Naemi van Dijk, gedragswetenschapper bij Filomena.
In andere gevallen moeten ze toch naar een andere instelling verwijzen. In de gevallen van een vrouw die door haar ex emotioneel mishandeld werd en twee anderen die fysiek mishandeld waren, werd het geweld niet acuut en extreem genoeg bevonden voor de specialistische zorg van Filomena. Het team droeg die casussen over aan een wijkteam of verwees terug naar Veilig Thuis. In een ander recent geval, van een vrouw en haar dochter die mishandeld werden, kon Filomena wel helpen door een onderzoek te starten en te bemiddelen.
Dat betekent niet dat de vrouwen niet geholpen worden. „Mensen krijgen altijd hulp die bij hun veiligheidssituatie past en daarom zorgen we voor een goede overdracht. Veilig Thuis heeft de afgelopen tijd meerdere keren vrouwen naar ons doorgestuurd die we niet konden helpen”, zegt Van Dijk. „We maken nu afspraken met de coördinatoren van Veilig Thuis Rijnmond om eerst telefonisch te overleggen voordat ze iemand naar ons doorverwijzen.”
Momenteel traint Veilig Thuis personeel in het herkennen van intieme terreur. „Maar het blijft een complex thema en daarom is het in onze regio zo fijn dat we daar met onze collega’s van Filomena over kunnen sparren”, zegt Judith Westeneng, manager bij Veilig Thuis Rotterdam Rijnmond. Ook pleit Veilig Thuis voor meer organisaties als Filomena in Nederland – en de financiële middelen daarvoor.
Volgens Filomena zouden vrouwen ook beter beschermd worden als psychisch geweld strafbaar gesteld zou worden. Zo kondigde staatssecretaris Ingrid Coenradie (Justitie en Veiligheid, PVV) in oktober een wetsvoorstel aan om bepaalde vormen van psychisch geweld strafbaar te stellen. Het vorige kabinet presenteerde in juni vorig jaar het plan van aanpakStop Femicide! om femicide en andere vormen van geweld tegen vrouwen en meisjes te voorkomen.
Beveiligingscamera’s uitschakelen
Na het eerste bezoek bij Filomena keert de vrouw terug naar huis. „Hij had niets in de gaten.” Ze geeft zichzelf een week de tijd om veilig met de kinderen te kunnen vluchten.
Bij Filomena sluiten ze aan bij het tempo van het slachtoffer. „Tijdsdruk opleggen kan het vertrouwen van de cliënt schaden”, zegt de casemanager. Volgens haar zorgt het ervoor dat het slachtoffer begrip en erkenning voelt. „Daardoor voelen cliënten zich rustig, betrokken bij de afwegingen die in het vluchtplan gemaakt worden en ervaren ze regie over dat plan.”
In de zes dagen die volgen verzamelt ze de belangrijkste spullen in huis: het kentekenbewijs van haar auto, diploma’s, luiers voor haar jongste en medicijnen voor haar oudste zoon. „Normaal was mijn man altijd thuis, maar ik had het geluk dat hij die week meerdere belangrijke afspraken had.” Ze vult een wasmand met schone kleding, legt er een kussen op zodat het minder opvalt en zet die in de kamer van haar zoon. „Alles stond grijpklaar voor het geval het oorspronkelijke plan zou mislukken.”
Die week houdt ze contact met de casemanager en via Facebook Messenger met de vriendin die zal klaarstaan voor de vlucht. „Die app had ik in een mapje op mijn telefoon onder de schuilnaam ‘Bestanden’ verstopt.” Ze had het mapje ook beveiligd met een wachtwoord. Volgens haar zag het mapje er zo saai uit dat haar ex-partner er nooit op zou klikken. „Ik kon veilig met haar praten, bewijsmateriaal verzamelen en screenshots delen van gesprekken met mijn man.”
Foto’s: Sebiha Öztas
Ook spreekt ze meerdere keren stiekem af met de vriendin om alvast een aantal tassen met spullen af te geven. Het is lastig om niet betrapt te worden: haar man heeft zowel bij de voordeur als in de kinderkamer een camera staan. „Op de beelden had hij overduidelijk kunnen zien dat ik aan het sjouwen was met grote tassen.” Eén keer trof ze hem schreeuwend aan toen ze terugkwam. „Hij was enorm aan het mopperen omdat de camera vanwege een storing toevallig niet had opgenomen”, zegt ze lachend. „Ik dacht: wauw, hallelujah!”
De ochtend van de vlucht kon ze de camera’s makkelijk uitschakelen. Het besturingssysteem zat namelijk ook op háár telefoon, omdat hij soms hulp nodig had met de instellingen. „Hij wist niet zoveel van technologie.”
Als ze die ochtend aankomen bij de noodopvang, zegt haar oudste zoon: „Mama, ik ben blij dat je dit hebt gedaan, nu ben ik veilig.”
Tekenen van ‘intieme terreur’
Filomena spreekt ook met de kinderen. „Haar oudste zoon vertelde dat als papa boos was, hij door hem in huis achterna werd gezeten”, zegt de casemanager. „Het gevoel van angst mocht hij tekenen, om zijn gedachten tot rust te brengen.” Zo doorziet Filomena patronen van intieme terreur bij kinderen. „Intieme terreur heeft veel gezichten. Baby’s die doodstil in hun wiegje liggen of als je ze oppakt een stijf lichaam hebben, dat kan al een teken zijn van een onveilige situatie”, zegt Angela Zwijgers, gedragswetenschapper bij Filomena.
Vanaf het moment dat ze in de noodopvang zijn, neemt de casemanager het contact met de man over. De vrouw heeft hem geblokkeerd en mag de eerste veertien dagen de opvang niet uit. „Ik liet hem weten dat het goed ging met de kinderen en bood hem aan om met Filomena in gesprek te gaan. Maar tot op de dag van vandaag neemt hij via ons geen hulp aan.”
De vrouw verblijft twee weken in de noodopvang die door Filomena is aangedragen. „Wij regelden de doorplaatsingen en contacten met andere hulpverleners”, zegt de casemanager. Filomena licht gemeenten en Veilig Thuis in over haar situatie, omdat ze in een andere gemeente gaat wonen. Ze regelen dat de vrouw en haar kinderen in een andere stad, ver weg, in een Blijf-van-mijn-lijfhuis terechtkunnen. Daar wonen ze bijna een jaar.
Een medewerker van de noodopvang neemt het papierwerk over van de vrouw. Zij beëindigen het huurcontract, schrijven haar kind uit bij de peuterschool en zeggen abonnementen op.
Gedurende de casusgesprekken maakt de politie een veiligheidsinschatting. Het komt voor dat de pleger bij Filomena om de hoek staat te wachten. Als het nodig is, zoekt de politie contact met andere politieagenten of het wijkteam van de buurt waar het slachtoffer woont of woonde. De politie kijkt in haar systeem of de pleger een strafblad heeft of om een stalkingprofiel in kaart te brengen. Vanwege de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) heeft de politie alleen inzicht in de laatste vijf jaar.
Uit de screening van de partner van de vrouw die met haar twee zoons bij haar man wegvluchtte bleek dat hij „allerlei informatie probeerde te verzamelen om achter het nieuwe adres van de vrouw te komen”, zegt de casemanager. Uit veiligheidsoverwegingen heeft de vrouw haar nieuwe huis en auto op Google Street View geblurd. „Zo kan hij de auto niet koppelen aan het huis”, zegt ze. Door een fout van de Raad van Kinderbescherming weet hij nu wel in welke stad ze wonen: op een rapport drukten ze een stempel met de naam van de gemeente. Of de vrouw bang is dat hij ineens voor de deur staat? „Nee, hij is te lui om zo ver te reizen.”
Foto’s: Sebiha Öztas
Ze had niet eerder aangifte gedaan omdat ze eerst veilig wilde zijn. De vrouw deed in haar huidige woonplaats, een jaar nadat ze uit de noodopvang was, wel een melding bij de politie.
„Hij heeft toen gelukkig de scheidingspapieren ondertekend”, zegt ze, „maar hij wil wel de voogdij over de kinderen.” Binnenkort volgt de achtste rechtszaak die daarover door hem is aangespannen. Volgens de casemanager is het moeilijk in te schatten wat de rechter gaat besluiten, omdat het lastig blijft intieme terreur te bewijzen.
„De afgelopen jaren heeft hij de kinderen alleen via videobellen gezien”, zegt ze. „Ze kwamen eerder onder begeleiding bij hem langs. Na ieder belletje of bezoek plasten de kinderen in bed, omdat ze toch nog bang voor hem waren.”
De vrouw heeft een posttraumatische stressstoornis aan de relatie overgehouden. Ze krijgt traumatherapie, de kinderen ook. Als ze hem in de rechtszaal ziet, krijgt ze nog steeds hartkloppingen.