Nieuw borstkankeronderzoek biedt aanvullende scans bij dicht borstweefsel

Het UMC Utrecht zet extra scans in bij onderzoeken naar borstkanker om ook tumoren bij vrouwen met dicht borstweefsel op te sporen. Vrouwen met dicht borstweefsel hebben anderhalf tot twee keer meer kans op borstkanker, terwijl het opsporen van tumoren bij hen lastiger is. Borstklierweefsel kleurt wit op een mammogram, net als borstkanker. Hoe dichter het weefsel, hoe moeilijker de tumor te zien is.

Het nieuwe onderzoek is een aanvulling op het reguliere mammogram van het bevolkingsonderzoek waar vrouwen vanaf vijftig jaar een uitnodiging voor krijgen. Wanneer uit het reguliere onderzoek blijkt dat een vrouw dicht borstweefsel heeft, krijgt zij nu ook een verkorte MRI of een contrast-mammogram. Zo’n 8 procent van de vrouwen heeft zeer dicht borstweefsel. Gemiddeld één op de zeven vrouwen krijgt in haar leven borstkanker.


Lees ook

Dicht borstweefsel, hoger borstkankerrisico, maar geen extra onderzoek. Waarom niet?

Het maken van een röntgenscan voor borstkankeronderzoek.

Zeven jaar

Al jaren pleiten radiologen voor vervolgonderzoek bij deze groep vrouwen. De Tweede Kamer nam in 2021 al een motie aan om een MRI-scan onderdeel te maken van het bevolkingsonderzoek naar borstkanker. Dit ging toen niet door omdat ziekenhuizen de extra vraag naar MRI-scans niet aan zouden kunnen.

Een MRI-scan omvat het hele lichaam en duurt ongeveer dertig minuten. Het onderzoek van het UMC past nu een verkorte MRI toe die maar vijf minuten in beslag neemt. Ook het contrast-mammogram, waarbij een ingespoten vloeistof ervoor zorgt dat de tumoren oplichten, duurt vijf minuten.

Het onderzoek van het UMC is een proef en loopt de komende zeven jaar. Vrouwen kunnen zich niet zelf opgeven. Deelname gebeurt willekeurig, om zo de zuiverheid van het wetenschappelijk onderzoek te waarborgen. De onderzoeksresultaten volgen pas in 2031. Vincent Karremans, staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport, heeft het RIVM opdracht gegeven een uitvoeringstoets te doen om te bepalen hoe aanvullende screening al eerder opgenomen kan worden in het reguliere bevolkingsonderzoek.