De door aanstaand president Donald Trump aangewezen kandidaat om de nieuwe Amerikaanse minister van Defensie te worden, Pete Hegseth, is dinsdagavond Nederlandse tijd urenlang verhoord door de Senaatscommissie voor de Strijdkrachten. Hij ontweek of ontkende vrijwel iedere vraag over zijn overmatig drankgebruik, persoonlijke opvattingen over vrouwelijke militairen en beschuldigingen aan zijn adres van seksueel wangedrag door onder meer zijn ex-vrouw. Dat meldt persbureau AP in een verslag van de zitting.
De 44-jarige beoogde Pentagon-baas is een van de meest omstreden figuren in de aanstaande regering van Trump. Hegseth betoogde onder meer dat het diversiteitsbeleid heeft gezorgd dat het Amerikaanse leger nu „verwijfd” is, een opvatting die hij uitdroeg toen hij presentator was van Fox News. Trump droeg Hegseth – die geen enkele ambtelijke ervaring heeft – afgelopen november voor als de volgende defensieminister in zijn regering. De Senaatscommissie vroeg dinsdag ook naar beschuldigingen over de agressieve manier waarop hij achter vrouwen aan zat.
Lees ook
Hoorzitting beoogd Pentagon-baas is vuurproef voor Trump: krijgt hij zijn kabinet intact door de Senaat?
Toen hem rechtstreeks werd gevraagd naar de beschuldiging van seksueel misbruik, deed Hegseth het af als een „lastercampagne”. Dat was uiteindelijk zijn reactie op bijna iedere vraag over zijn persoonlijke gedrag, en over klachten over zijn drankgebruik. Hegseth heeft gezworen geen druppel alcohol meer te drinken als hij minister wordt.
Verschillende vrouwelijke Democratische senatoren ondervroegen de beoogde defensieminister over zijn opmerkingen dat vrouwen „rechttoe rechtaan” geen gevechtsrollen zouden moeten bekleden. Hij ontweek de meeste vragen, maar bleef bij zijn standpunt dat het diversiteitsbeleid binnen het leger volgens hem de troepen juist „verdeelt” en „geen prioriteit geeft aan meritocratie”.
De hoorzitting duurde uiteindelijk vier uur. De Democratische senator Jack Reed van Rhode Island noemde de beschuldigingen tegen Hegseth „uiterst alarmerend” en richtte zich tijdens de hoorzitting tot hem: „Ik geloof niet dat u gekwalificeerd bent om aan de overweldigende eisen van deze baan te voldoen.” De meeste Republikeinse senatoren steunen Hegseth wel. Roger Wicker, de Republikeinse senator van Mississippi, vergeleek hem met Trump en zei dat hij „energie en frisse ideeën zal brengen die de bureaucratie opschudden”.
Als alle twaalf Democraten in de commissie tegen Hegseth stemmen en minimaal één Republikein, zal hij niet mogen aantreden. Het is nog niet bekend wanneer over zijn aanstelling wordt gestemd. De komende dagen vinden meer hoorzittingen plaats van beoogd bewindsleden. Trump probeert zo veel mogelijk ministers zo snel mogelijk goed te keuren, omdat hij aanstaande maandag wordt geïnaugureerd.
Pete Hegseth werd vier uur lang verhoord, hij is een omstreden keuze in de nieuwe regering van Donald Trump. Foto Andrew Harnik / AFP / Getty Images
Honderd jaar geleden werd hij geboren, in januari zal het tien jaar geleden zijn dat hij overleed: componist en dirigent Pierre Boulez. De grote vernieuwer met het kleine oeuvre bepaalde het aangezicht van de naoorlogse muziek op een manier die inmiddels bijna onvoorstelbaar lijkt. Was hij echt zo invloedrijk? Ja, dat was hij. Begin dit jaar stelde muziekjournalist Bas van Putten in deze krant de terechte vraag wat er nog van modernistische monumenten als Boulez overblijft na hun jubilea. Een laatste opleving en dan stilte? Missen we iets, als Boulez en de zijnen na hun eeuwfeest definitief in vergetelheid raken?
Ja met hoera en een huppeltje. Boulez’ naam is al bij leven verworden tot synoniem voor totemisch radicaal en niet om aan te horen piepknorkabaal – onterecht. Zelfs als liefhebber van zijn werk vergeet je soms hoe vitaal en vervoerend deze muziek is, om de simpele reden dat ze bijna nooit wordt uitgevoerd. Daarom is het zo heuglijk dat Asko|Schönberg en I SOLISTI deze dagen een kleine tour maken met een van Boulez’ meesterwerken, Répons voor ensemble, zes solisten en live elektronica, voortreffelijk geleid door dirigent Bas Wiegers.
Lees ook
Wie was Pierre Boulez? ‘Pierre Boulez wilde altijd radicaal het nieuwe’
Veelkoppige glittervulkaan
Er valt eindeloos veel te zeggen over de constructie van Répons, maar belangrijker is dat het werk zich laat ervaren als een zinnelijk, dynamisch, hypervirtuoos en volstrekt uniek klankbad. Het stuk zit onnavolgbaar ingewikkeld in elkaar (Boulez is inderdaad complex), maar in de kern is het een vraag-antwoordspel tussen ensemble, solisten en elektronica. Live elektronische geluidsbewerking is tegenwoordig eenvoudig beschikbaar als gratis apps, maar toen Boulez Répons componeerde – de voltooide versie ging in 1985 in première – was het een baanbrekend concept: na een akoestisch begin zetten solisten en elektronica in met een tintelende geste die in surround door de zaal wervelt. Het geluid verplaatst zich stotterend en vlagend, in concentrische cirkels gekruist met de wetten van het kubisme. Het is ongrijpbaar en meeslepend. Répons doet zich voor als een continue metamorfose: het is een veelkoppige glittervulkaan, een kwikzilveren draak, een vuurspuwende droom, de legende van het betoverde glockenspiel.
Tien jaar geleden was Répons te horen in de galmende Gashouder van de Westergasfabriek in Amsterdam, in het kader van het Holland Festival, door Boulez’ eigen Ensemble Intercontemporain. Dat was een evenement van jewelste, maar de uitvoering zondagavond in De Doelen in Rotterdam deed er niet voor onder. Sterker nog, de drogere zaalakoestiek verschafte het bomvolle, ingenieus in de ruimte geplaatste werk een schitterende transparantie. Met het ensemble op het podium, de zes solisten (harpist Miriam Overlach, pianisten Pauline Post en Jan Michiels, cimbalomspeler Jan Rokyta en slagwerkers Joey Marijs en Tom De Cock) eromheen op de balkons en rondom een kring van luidsprekers was de uitvoering tot in ieder verrukkelijk detail kraakhelder.
Een muziekcultuur zou wel knettergek zijn om zo’n spektakel uit het oog te verliezen. Nu Boulez net zo dood is als Mahler en Beethoven komt het erop aan.
Lees ook
Asko|Schönberg heet binnenkort ‘Het Muziek’: Waarom veranderen klassieke ensembles en festivals zo graag hun naam?
Nederland, België, Denemarken, Finland, Frankrijk, Duitsland, Zweden en Noorwegen gaan intensiever samenwerken om het ronselen van jongeren voor de zware criminaliteit tegen te gaan. Opsporingsdiensten in die Europese landen zullen meer inlichtingen met elkaar uitwisselen en gerichter internationaal onderzoek uitvoeren om deze vorm van criminaliteit aan te pakken. Dat staat in een dinsdag gepresenteerd plan van Europol, dat al langer zorgen uit over de betrokkenheid van jongeren bij zware misdaad.
De werving van tieners, soms zijn ze nog maar veertien of vijftien jaar oud, gebeurt volgens Europol vooral via sociale media. Criminele kopstukken leggen contact en geven vervolgens (betaald) opdracht voor zware delicten, zoals moord, afpersing, ontvoering of overvallen. De jonge ‘uitvoerders’ zijn zich vaak niet bewust van de risico’s of kennen niet de identiteit van hun opdrachtgevers, die zelf vaak buiten beeld van de opsporingsdiensten blijven.
De jongeren „krijgen zelden het geld dat hen is beloofd” en lopen het risico op gewelddadige repercussies of chantage, zei de Nederlandse Europol-chef Andy Kraag hierover onlangs tegen NRC. Op basis van eigen onderzoek stelde Europol al dat het rekruteren en uitbuiten van jongeren een nieuwe „belangrijke dreiging van de georganiseerde misdaad voor Europese burgers” vormt. De criminele trend is in Zweden, dat de leiding heeft in de dinsdag gelanceerde internationale aanpak, begonnen en is daarna overgeslagen op andere Europese landen.
Techbedrijven
Criminelen gebruiken onder tieners populaire netwerken zoals Snapchat, Telegram of Discord om de jonge uitvoerders te benaderen en te werven. Met video’s waarin ze een luxueus en geromantiseerd leven krijgen voorgeschoteld, worden ze verleid tot het criminele circuit.
In Nederland is bekend dat plegers van aanslagen met vuurwerkbommen vaak op die manier zijn gerekruteerd. Voor handlangers die cocaïne uit containers halen in de haven van Rotterdam geldt vaak dezelfde wervingstactiek. Zij krijgen filmpjes te zien die inhoudelijk en qua taalgebruik passen in hun belevingswereld. Vervolgens leggen de criminelen contact via privéberichten, waarna de opdracht en (financiële) beloning wordt besproken. Het is voor de jongeren daarna vrijwel onmogelijk om nog uit die omgeving te stappen.
De nieuwe Europol-aanpak richt zich onder meer op samenwerking met de verantwoordelijke techbedrijven, zodat werving op de platformen wordt gesignaleerd en voorkomen. De betrokken landen zullen daarnaast meer data met elkaar delen. Ten slotte heeft Europol een ‘waarschuwingsgids’ voor ouders gepubliceerd, waarin staat welke signalen mogelijk duiden op criminele samenzwering van jongeren.
Lees ook
‘Ik heb zo veel vragen’, zegt de moeder van de dertienjarige jongen die werd doodgestoken in Schiedam
Als conservator Jacques Dane van het Nationaal Onderwijsmuseum een rondleiding geeft, loopt hij vaak langs de schoolplaten die in rijen aan het plafond hangen. Hij wijst dan op een prent van een koloniale plantage, die in de twintigste eeuw in klaslokalen hing. En hij vraagt de bezoekers te raden bij welk vak de plaat hoort.
Geschiedenis, klinkt het dan meestal.
Maar wie de lerarenhandleiding erbij pakt – naar de mening van Dane interessanter dan de plaat zelf – ziet dat de slaven die op de vroegere schoolplaat de aandacht trekken slechts bijzaak zijn. Biologieleraren gebruikten de prent in lessen over botanie, kruisbestuiving en in het bijzonder de tabaksplant.
„Scholieren die les hebben gehad over het kolonialisme”, zegt Dane, „zien meteen de man in het witte tropenkostuum met een zweep in zijn hand en zwarte mensen om hem heen. Zij zien hier onderdrukking en kolonialisme in. Terwijl bezoekers van boven de tachtig denken dat het om de tabaksplant draait.”
Het illustreert voor Dane in een notendop waartoe het Nationaal Onderwijsmuseum in Dordrecht op aarde is. Het historisch erfgoed, herinneringen, de nostalgie. Maar méér nog om te laten zien hoe de tijdgeest voortdurend zijn stempel drukt op het onderwijs en hoe dat het denken van generaties heeft beïnvloed.
Hoe lang de grootste onderwijscollectie van Nederland nog te bewonderen valt, is onzeker. Zowel vanuit de gemeente als uit Den Haag dreigt de subsidiestroom te worden stopgezet, waarmee 80 procent van de inkomsten aan het eind van het jaar opdroogt. Het museum kondigde onlangs aan af te koersen op een sluiting.
De zorgen kwamen toen Dordrecht het museum op een lijst zette met mogelijke bezuinigingsmaatregelen. Er valt nog wel wat te lobbyen, dacht Peter Vrancken, voorzitter van de raad van toezicht. En dus ging hij in maart langs bij de andere subsidieverstrekker, het ministerie van Onderwijs, in de hoop dat men daar nog een extra potje zou hebben.
Het antwoord viel Vrancken rauw op het dak. „Het eerste wat ze zeiden: ‘Ho, wij gaan ook stoppen. En by the way: we hebben het ook al aan de gemeente verteld.’” Na een wandeling van een uur begonnen de consequenties in te dalen. „Dan krijg je wel een hoofdpijnaanval. Je komt aan twee kanten klem te zitten.”
Zo’n 30.000 bezoekers per jaar, van schoolklassen, dagjesmensen en ouderen die de geur van vroeger komen opsnuiven tot wetenschappers en leermiddelenmakers
350.000 objecten
„Hele volksstammen konden dit opdreunen”, zegt conservator Dane bij een houten leesplank, met daarop de gevleugelde woorden waarmee talloze schoolkinderen hebben leren lezen: aap, noot, mies. De katholieken hadden hun variant (aap, roos, zeef), voor joodse kinderen was er de Hebreeuwse tegenhanger.
De collectie van het museum bestaat uit 350.000 objecten, van schoolagenda’s en griffels tot gymtoestellen en lesboeken. Maar het draait niet alléén om nostalgie, benadrukt de conservator. „Achter elk object schuilt onderwijsvernieuwing. Aap, noot, mies is nog steeds een blauwdruk voor het hedendaagse leesonderwijs.”
Jaarlijks trekt het museum zo’n dertigduizend bezoekers. Het zijn schoolklassen, dagjesmensen, ouderen die de geur van hun vroegere klaslokaal komen opsnuiven, maar ook wetenschappers en leermiddelenmakers die teruggrijpen op de methodes waarmee kinderen vroeger leerden lezen, schrijven en rekenen.
Dane wijst op de concepttekst van de Mammoetwet – een van de ingrijpendste naoorlogse onderwijshervormingen – die hier onder het glas ligt. De aantekeningen van onderwijsminister Jo Cals (KVP) zijn nog leesbaar. „Als we zeggen dat met het museum ook het Nederlandse onderwijsgeheugen verdwijnt, bedoelen we dat niet alleen beeldend.”
Waarom dat erg is? Stel je voor, zegt Dane. „Al jouw fotoboeken worden weggegooid. Alles wat er over jouw familie te vinden is. Dan verlies je je visueel geheugen. Dat is in de politiek niet anders. We staan op de schouders van onze voorgangers. Het is belangrijk om te weten waar je vandaan komt, hoe dingen gegroeid zijn.”
De ‘Griezelbus’ in het Nationaal Onderwijsmuseum stimuleert kinderen om literatuur te ontdekken via spel.
Kaasschaaf
Het museum wordt op twee fronten getroffen. Allereerst stelt het ‘ravijnjaar’, waarover gemeenten ook na de tegemoetkoming van het kabinet nog niet gerust zijn, lokale overheden voor ingrijpende keuzes. Op de nominatie voor sluiting staan in Dordrecht onder meer een zwembad, een vestiging van de bibliotheek en dus ook het museum.
„Spijtig”, vindt cultuurwethouder Rik van der Linden (ChristenUnie-SGP) dat het museum dat Dordrecht dertien jaar geleden nog met open armen ontving de deuren waarschijnlijk alweer moet sluiten. „Het is een belangrijk museum, met een unieke collectie. En voor veel mensen reden om onze stad te bezoeken.”
De gemeenteraad beslist in juli over de lijst met bezuinigingsopties die is opgesteld. Maar dat er klappen gaan vallen, is volgens Van der Linden onvermijdelijk. „Je haalt eerst een kaasschaaf door de eigen organisatie. Maar daarmee red je het gewoon niet. Wat je ook besluit, de bezuinigingen gaan plaatsvinden op plekken waar je het gaat merken.”
Daar bovenop komen nog de bezuinigen die in eerste instantie de ministeries treffen, maar ook buiten Den Haag gevoeld gaan worden. Naast de bezuinigingen op het onderwijs wil het kabinet de komende jaren 22 procent korten op het ambtelijk apparaat. Dat gaat niet zonder inkrimping van het personeelsbestand.
„De rijksoverheid moet het de komende jaren met minder mensen doen”, aldus het ministerie in een schriftelijke reactie. „Dat betekent dat we scherpe keuzes moeten maken in wat we wel en niet meer kunnen doen.” Het ministerie zegt de „extra inzet en geld” die de financiële situatie van het museum vraagt, niet te kunnen bieden.
Lees ook
Seks in het Onderwijsmuseum
Hoofd boven water
Voor het Onderwijsmuseum lijkt de geschiedenis zich te herhalen – al jaren heeft het moeite het hoofd financieel boven water te houden. Dat gaat terug naar de tijd dat het museum nog in Rotterdam zat, waar de gemeente in 2011 besloot de subsidie in te trekken – met als gevolg dat het museum de huur niet meer kon betalen.
Dordrecht redde het museum van de ondergang. Maar ook daar bleven de budgetten krap. Sinds de heropening in 2015 is de subsidie – zes ton van het Rijk, ruim 350.000 euro vanuit de gemeente – negen jaar lang niet geïndexeerd. „Al jaren moeten we telkens stukjes van de activiteiten afzagen om het hoofd boven water te houden”, aldus Vrancken.
Een tentoonstelling over Nederlands-Indië werd vanwege het beperkte budget geschrapt. Bij de huidige tentoonstelling, over jongeren en seksualiteit, werd gesneden in het aantal educatiemedewerkers. De marketing werd teruggeschroefd. Het museum zelf draait behalve op ongeveer dertien vaste medewerkers voor een groot deel op vrijwilligers.
Met de nodige creativiteit wist men de begrotingen elk jaar weer sluitend te krijgen. Dat nu toch opnieuw sluiting dreigt, voelt voor Dane, al negentien jaar conservator, als een déjà vu. „Het herbeleven van een trauma kun je het gerust noemen. Je bewaakt iets wat jouw voorgangers hebben verzameld. Het gaat niet alleen over het hier en nu.”
Vintage leermiddelen en schoolplaten in het Nationaal Onderwijsmuseum.Foto HEDAYATULLAH AMID
Extreem bescheiden bedrag
Een „symbolische bezuiniging”, noemt de conservator het. „Op de hele onderwijsbegroting zijn wij een druppel op een gloeiende plaat. Ik begrijp wel dat elke bezuiniging er eentje is en dat heel veel kleintjes een hele grote maken. Maar is er nou echt niet één kruimeltje te vinden waarmee we dit kunnen behouden?”
Vrancken: „Als dit museum tientallen miljoenen zou kosten, was het een ander verhaal. Maar het is een extreem bescheiden bedrag. Heeft men een besef van wat ze wegdoen? Dat steekt mij nog het meest.” „Weg is weg”, vult Dane hem aan. „Als de collectie eenmaal is versplinterd, krijg je die niet meer terug.”
Het museum blijft vooralsnog open, maar zegt de activiteiten richting het eind van het jaar te gaan „afbouwen”. Vrancken koestert een „kleine hoop” dat er nog een geldschieter opstaat die het museum kan redden. Gebeurt dat niet, dan is het binnenkort gedaan met het museum. En is de grote vraag wat er overblijft van de omvangrijke collectie.
Opgericht in 1877
„De ironie is dat het museum in de loop der tijd al vaker is opgedoekt”, aldus Dane. Het Nederlandsch Schoolmuseum, in 1877 in het leven geroepen ter inspiratie voor onderwijzers, sloot in de jaren zestig de deuren. Het museum dat daar twintig jaar later voor in de plaats kwam, werd niet lang na opening ook al eens met sluiting bedreigd.
„Ik ben historicus genoeg om het allemaal te kunnen relativeren”, zegt Dane er dan ook bij. „En te weten: dit vindt men nu, maar er komt een moment dat ze de waarde van een onderwijsmuseum wel weer zullen inzien. Het is een soort feniks die uit zijn as herrijst. Ik had alleen gehoopt dat het niet in mijn tijd zou gebeuren.”