De Noren zijn weer schaatskampioen – eindelijk

Ja, hij wist het: Johan Olav Koss, in 1991. Sander Eitrem (22) hoefde op zaterdagavond, na de door hem gewonnen 5.000 meter, niet lang na te denken over de vraag: wie was de laatste Europees kampioen allround uit Noorwegen?

Een dag later kroonde Eitrem zichzelf tot opvolger van Koss. Met een persoonlijk record op de 10.000 meter werd hij de eerste Noor in bijna 35 jaar die een EK allround won. En dat was nog niet alles: zijn landgenoot Peder Kongshaug (23) won het zilver, vóór de Nederlander Beau Snellink.

Tijdens zijn ererondje – met keihard Take On Me van de Noorse band A-ha uit de boxen – schudde Eitrem een paar keer met zijn hoofd: hij leek het nog niet helemaal te beseffen dat hij en Kongshaug de ban in het Noorse schaatsen gebroken hadden. En dat nog wel in Nederland – het land dat de afgelopen decennia alle Noorse schaatsdromen aan gruzelementen reed.

Vooraf was al duidelijk dat dit wel eens het eerste EK allround in veertien jaar zou kunnen gaan worden zonder Nederlands goud. Tweevoudig Europees kampioen Patrick Roest, de dominante allrounder van de afgelopen jaren, ontbrak wegens fysiek malheur. Een andere Nederlandse favoriet, Chris Huizinga, werd op zaterdag gediskwalificeerd na een dubbele valse start op de 500 meter: zijn toernooi eindigde voordat hij één meter had geschaatst.

Toch kwam de overmacht van de twee Noren enigszins als een verrassing. Voor Snellink was het brons duidelijk het hoogst haalbare, de Italiaan Davide Ghiotto was ondanks winst op de 10.000 meter ook geen partij. Zowel Eitrem, Kongshaug als hun coach Bjarne Rykkje concludeerden achteraf dat ze vermoedelijk óók hadden gewonnen als Roest wel van de partij was geweest.

Innige rivaliteit

Vrijwel de hele vorige eeuw gold Noorwegen als de sterkste schaatsnatie ter wereld, verwikkeld in een innige rivaliteit met Nederland. Maar na de triomfen van Johan Olav Koss – hoogtepunt: drie keer goud op de Olympische Spelen van 1994 – raakte het Noorse schaatsen in de versukkeling. Bij de mannen werden de allround-toernooien in de daaropvolgende decennia volledig gedomineerd door Nederland, met kampioenen als Rintje Ritsma, Gianni Romme, Jochem Uytdehaage en Sven Kramer.

Uit Noorwegen kwamen incidenteel nog wel talentvolle rijders – Eskil Ervik, Havard Bokko, Sverre Lunde Pedersen – maar het lukte ze nooit om de Nederlandse hegemonie te doorbreken. Het gevolg: sponsoren haakten af, de aandacht van het grote publiek doofde uit. Het schaatsen raakte in Noorwegen op het tweede plan, achter andere wintersporten als skiën en biatlon.

In 2019 volgde een traumatische gebeurtenis. In Amsterdam stond Pedersen op het punt als eerste Noor in vijfentwintig jaar een WK allround te winnen, toen hij in de afsluitende 10.000 meter onderuit ging – en de titel alsnog aan de Nederlander Roest moest laten.

Kantelpunt

Achteraf zou 2019 een kantelpunt blijken voor het Noorse schaatsen. Later dat jaar trad Bjarne Rykkje, zoon van een Nederlandse moeder en een Noorse vader en voormalig assistent van topcoach Jac Orie, aan als nieuwe bondscoach allround. Hij introduceerde de ‘Nederlandse school’ bij de Noren, wat kort gezegd neerkwam op: minder lange duurritten op de fiets en meer gericht trainen op het ijs. „Het was altijd: hoe meer uren, hoe beter”, zei Rykkje dit weekend.

De eerste twee jaren gingen moeizaam, waarna Rykkje en de rijders in overleg uitkwamen op „een mix” van de Hollandse en Noorse trainingsschool, vertelt langeafstandspecialist Ragne Wiklund, die dit weekend bij de vrouwen als derde eindigde.

Wiklund was de eerste schaatser bij wie Rykkjes aanpak zich begon uit te betalen. Wat ook hielp, was de komst van de twee grote mannelijke talenten Eitrem en Kongshaug. Die lieten zich de afgelopen jaren ook al zien: Eitrem veroverde zilver op het EK allround in 2023, Kongshaug won vorig jaar bij het EK Afstanden goud op de 1.500 meter. Dit seizoen beleven ze hun grote doorbraak – precies op het moment dat de eenzame vaandeldrager Pedersen met pensioen ging.

Met de Noorse vlag om de schouders viert Sander Eitrem (22) zijn eerste Europese titel bij de allrounders.
Foto Koen van Weel/ANP

Eitrem – lang van stuk en nogal verlegen – groeide op in Ervik in midden-Noorwegen. Hij raakte in de ban van het schaatsen op de plaatselijke buitenbaan toen hij „een jaar of zes à zeven” was, vertelt hij dit weekend in Heerenveen. „Ik trainde daar iedere avond, urenlang.” Op zijn zestiende verhuisde hij naar Hamar, in het noorden, om dagelijks te kunnen trainen in het Vikingskipet – de Noorse tegenhanger van ijsstadion Thialf. Rond die tijd werd Eitrem ook beste maatjes met zijn leeftijdsgenoot Kongshaug, die opgroeide in het zuidelijk gelegen Stavanger – en anders dan Eitrem volstrekt niet introvert en zeer eloquent.

Hun favoriete bezigheid: samen op YouTube naar oude schaatswedstrijden kijken. „Dat doen we zeker één keer per week”, zegt Eitrem. Typerend voor de staat van het Noorse schaatsen in de afgelopen decennia: hun grote voorbeeld is de Nederlander Sven Kramer. Ze kennen de Noorse grootheid Johan Olav Koss wel, maar dat hij de laatste Europese kampioen was „wist Sander alleen omdat Noorse journalisten hem dat de dag ervoor verteld hadden”, zegt zijn coach Rykkje lachend.

Zelf betalen

Rykkje hoopt dat het succes op dit EK de belangstelling voor het schaatsen in Noorwegen weer aanwakkert. Hoewel het er sportief goed uitziet, heeft de Noorse schaatsbond financieel gezien nog steeds „grote problemen”, zegt hij: „Te weinig sponsorgeld.” Voor Noorse schaatsers zijn de omstandigheden onvergelijkbaar met die in Nederland, dat vier commerciële ploegen kent. Zo moeten – op de vier toprijders Eitrem, Kongshaug, Wiklund en Hallgeir Engebraten na – alle schaatsers zelf betalen voor hun reis en verblijf bij wereldbekerwedstrijden op andere continenten.

In maart vindt het WK Afstanden plaats in het Vikingskipet in Hamar, de woonplaats van Eitrem. Jarenlang was het stadion maar matig gevuld bij grote toernooien, maar nu „gaat het met de verkoop behoorlijk goed”, zegt Rykkje. Toch zou het pas écht mooi zijn, zegt Peder Kongshaug, als er weer eens een internationaal toernooi zou worden verreden in de open lucht – wat voor het laatst gebeurde in 2005. „Dat appeleert aan de mooiste jaren van schaatssport. Iedere schaatser zou dat wel willen, vraag maar na.”