N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
ZAP In het aardbevingsgebied in Turkije heeft documentairemaker Geertjan Lassche het Nederlandse reddingsteam gevolgd voor zijn film Oranje helmen in Turkije. Alleen de doden tellen maakt levens redden onmogelijk.
Geredde levens: twaalf. Plus één hond en een kanarie. In het basiskamp van het Nederlandse reddingsteam USAD in Hatay, Turkije, worden de geslaagde reddingen met een viltstift bijgehouden op een white board. Na zeven dagen zoeken, luisteren, drilboren en breken lijkt dat een schamel aantal, afgezet tegen de duizenden en nog eens duizenden doden na de aardbeving in Syrië en Turkije vorige week maandag.
Veertien uur na de ramp stapte documentairemaker Geertjan Lassche in Eindhoven op het vliegtuig bij het Nederlandse search & rescueteam. Verpleegkundigen, een brandweerman, een chirurg, ambulance-personeel, speurhonden. Getraind en gespecialiseerd in aardbevingen en „andere instortingen”.
In het aardbevingsgebied heeft Lassche in razend tempo de documentaire Oranje helmen in Turkije gemonteerd om dinsdagavond uit te zenden, daags voor de landelijke inzamelingsactie voor het getroffen gebied, zo groot als de afstand Amsterdam-Parijs.
Vaker dan het reddingsteam mensen kon redden, moesten ze besluiten mensen te laten, zelfs als ze onder de bergen beton tekenen van leven hoorden. De geluiden kwamen van te ver, te diep, tussen de mensen en hun bevrijding lagen nog zeker twee ingestorte verdiepingen. „Haal een kraan,” smeekt Tarik. Zijn vrouw en kinderen van 13 en 7 liggen onder het gebouw. Maar een kraan is niet voorhanden, alleen een drilboor en acht paar mensenhanden die niets liever willen dan graven. Teamleider Marijn van Eijsden legt zijn hand op Tariks schouder en zegt dat redding onmogelijk is.
Over zwaarder materieel heeft het team geen beschikking. Hun opdracht is: „snelle reddingen” verrichten. Het zoeken is naar „realistische instortingen mét overlevingskans”. Als de speurhonden aanslaan, als er menselijke geluiden te horen zijn, als er activiteit wordt gezien, dán „zetten ze een actie op”. Familieleden klemmen zich vast aan hun oranje overall, smekend om hulp. Maar naarmate de uren verstrijken moeten de redders vaker zeggen: „Geen hartslag, geen ademhaling… sorry.” En: „Wij gaan door.”
49 uur na de ramp brult een reddingswerker door een gat in het puin. De speurhond springt het gat in, gevolgd door de man. Eerst komt er een meisje te voorschijn, daarna een vrouw. In shock, maar ze leven. Een ingestort gebouw verder is ook een stem gehoord. Een vrouw. Ze is bij kennis. Voor ze wordt los gewrikt krijgt ze een infuus met pijnstilling. Haar ademhaling stopt, dan haar hart. Dat is wat er gebeurt met een mensenlichaam als het bevrijd is na drie dagen beknelling.
Paracetamol
Lopend door de ingestorte stad treffen de reddingswerkers op straat een vrouw op een klapstoel, ze is dag één al onder het puin gehaald. Waar haar rechterarm bekneld zat, zit een gapende wond die gehecht zou moet worden. Verbandtrommel erbij. De teamleider legt een noodverband aan en geeft haar een paar pillen paracetamol. De vrouw, de mannen naast haar, bedanken de oranje helmen met de handen op hun hart.
Alleen de doden tellen maakt levens redden onmogelijk, is wat Oranje helmen duidelijk maakt. Iets doen is beter dan niets.
109 uur na de aardbeving wordt een jongetje gehoord onder een betonplaat. „Ibrahim”, zegt de buurvrouw turend door de stalen buizen van het vlechtwerk. Ibrahim huilt en schreeuwt, en dat is, zegt de commandant, een goed teken. Zijn mannen boren en breken. Hij belt vast Tim, de chirurg, of hij wil komen voor een mogelijke amputatie van de arm. Hij blijkt niet nodig. Het jongetje wordt voorzichtig uit de opening getrokken, in folie gewikkeld, op een brancard gelegd. Omstanders juichen en huilen. Zojuist is een kind opnieuw geboren, zo lijkt het. Een levende is gered.
In een eerdere versie van dit artikel stond dat het Nederlandse reddingsteam terug was in Nederland. Dat is hierboven hersteld.