Politiek tekenaar Willem (83) hoort bij de naoorlogse protestgeneratie die seksuele emancipatie en vrijheid nastreeft. Het antivoorbehoedsmiddelenbeleid van de katholieke kerk heeft hem bijvoorbeeld nooit gezind. In een van zijn dagelijkse spotprenten in de Franse krant Libération, in 2005, tekende hij Jezus naakt aan het kruis – met een condoom om diens lid. Heiligschennis, brieste katholiek Frankrijk. Bernhard Willem Holtrop, zoals hij voluit heet, kreeg een rechtszaak aan zijn broek. Hij werd vrijgesproken, onder verwijzing naar de vrijheid van meningsuiting.
De Jezus-spotprent is een van de vele tekeningen die worden besproken (maar niet afgedrukt) in het boek Provo van de politieke pornografie. Leven en werk van Bernhard Willem Holtrop van Frenk Driessen. Het is de publieksuitgave van het proefschrift waarop Driessen in oktober 2024 in Leiden promoveerde.
Willem kreeg als ‘perstekenaar’ in 2015 ongewild wereldfaam omdat hij de aanslag door moslimterroristen op de redactie van het Franse satirische spotprentenblad Charlie Hebdo in Parijs overleefde. Hij was er medewerker en hij was nog onderweg naar de redactie toen er werd geschoten.
In het grootste deel van zijn boek probeert Driessen deze vraag te beantwoorden: hoe kon een zoon uit een gereformeerd huisartsengezin in Ermelo uitgroeien tot een van Frankrijks scherpste en controversieelste politiek tekenaars? Driessen geeft een met veel bronnen onderbouwde beschrijving, in chronologische fragmenten, van Willems leven en ontwikkeling in de opstandige naoorlogse tijden.
Willem sloot zich als 25-jarige kunstacademiestudent aan bij de Amsterdamse anarchistische protestbeweging Provo, om met zijn tekeningen god en gezag te tarten. In 1966 richtte hij het Provo-spotprentenblad God, Vaderland & Oranje op en tekende op het omslag koningin Juliana als dure raamprostituee (haar jaartoelage was toen net verhoogd naar 5,2 miljoen gulden). Dat werd een rel. Blad in beslag genomen, Willem in de cel en voor de rechter. Vrijspraak volgde ook toen al.
In zijn studietijd liftte Willem al eens naar Parijs, waar hij kennismaakte met de nietsontziende politieke cartoons van Sinet. In 1968 verhuisde Willem naar die roerige stad, waar hij kon tekenen voor Hara-Kiri, de voorloper van Charlie Hebdo. Hij werd in Frankrijk een gevierd politiek tekenaar, die seks niet schuwt in zijn werk. Willem is namelijk, zoals Driessen ook vermeldt, verbonden met de internationale underground-striptraditie eind jaren zestig ontstaan in de Verenigde Staten, met bijvoorbeeld tekenaar Robert Crumb, die regelmatig seksuele handelingen en geslachtsorganen tekende.
Daad van verzet
Seks uitbeelden in ‘ondergrondse’, zelf-uitgegeven blaadjes was voor underground-tekenaars vooral een daad van verzet: protest tegen de bekrompen moraal van de gezagsdragers. Dat die tekeningen ook lustopwekkend konden zijn (‘pornografisch’ zou een zedenmeester zeggen) was een aangename bijzaak. In Nederland leverden behalve Willem bijvoorbeeld Peter Pontiac, Evert Geradts en Eric Schreurs erotisch tekenwerk in de undergroundtraditie. En in Frankrijk, Willems nieuwe thuisland, wemelde het van de tekenaars als Reiser en Topor die seks verbeeldden. Alles in de geest van ‘tegencultuur’ en de seksuele revolutie.
Tegenwoordig leven we in preutsere tijden. De seksuele revolutie is, wat cartoons betreft, verschrompeld tot de piemeltjes van Fokke en Sukke, dagelijks te zien in NRC. Die zijn een knipoog naar enerzijds de seksmode in underground-strips en anderzijds de seksloze Donald Duck-strips.
Ook het boek Provo van de politieke pornografie lijkt aangeraakt door de preutsere tijdgeest. Driessen focust in zijn conclusie erg op het seksuele aspect van Willems tekeningen. Hij noemt zulke tekeningen, met seks erin, ‘pornografie’ en ‘politieke pornografie’, omdat hij Willem wil plaatsen in de historische traditie van de geschreven ‘politieke pornografie’ uit de tijd van de Franse revolutie in 1789. Dat waren obscene seksverhalen waarin machthebbers, koning en kerkleiders te schande werden gemaakt. Van de Franse revolutie-porno naar de seksuele revolutie is maar een kleine stap, moet Driessen gedacht hebben.
Om dat verband te leggen, moet hij van Willem vooral een seksuele-revolutietekenaar maken. Dat doet hij. Want, stelt hij: niet Willems algemene politieke cartoons zijn bijzonder – zulke ‘perstekenaars’ heb je bij bosjes – maar zijn opruiende seksprenten. „Met de introductie van pornografie in zijn maatschappijkritiek was Holtrop als perstekenaar wél uniek”, schrijft Driessen. Weg is hier de link tussen Willem en de undergroundstrips-beeldtraditie en andere tekenaars die ook seks verbeeldden als protest. (De spotprent door kunstenaar Aat Velthoen uit 1975 van Juliana die copuleert met politici is nog altijd online te koop voor 475 euro.)
Sekscommune
Modern preuts wordt Driessen wanneer hij kritiek heeft op Willem als die volgens hem ‘porno’ inzet om emancipatie en seksuele vrijheid te bevorderen. Want de seksuele revolutie, schrijft Driessen, was die niet ontaard in ‘verplichte’ vrije seks? Dat had Willem toch zelf gezien toen hij in 1978 de vrije sekscommune van de dictatoriale Oostenrijkse kunstenaar Otto Muehl bezocht? (Willem moest niets hebben van die sekscommune, die hij „totalitair” noemde.) „Desalniettemin”, stelt Driessen, „ging hij door met het produceren van pornografisch materiaal”. Willem had, met andere woorden, eigenlijk beter in 1978 kunnen stoppen met het verbeelden van seks.
Maar: pornografisch materiaal? Mij lijkt dat een veel te beperkte visie op het gebruik van seksuele elementen in de breed uitwaaierende tekenkunst van Willem. Seks is daarvan maar een onderdeel. Als Driessen Willem zo nodig in een deftige academische ‘politiek pornografische’ traditie had willen plaatsen, had hij dat beter kunnen doen in de Spinozistische traditie van zeventiende-eeuwse Nederlandse pornografen.
Die ventileerden met humor maatschappijkritiek in hun porno, zoals cultuurhistoricus Inger Leemans beschrijft in haar boek Het woord is aan de onderkant. Radicale ideeën in Nederlandse pornografische romans 1670-1700. Die zeventiende-eeuwse pornoschrijvers pleitten voor radicale vrijheid, vrouwenemancipatie en het idee dat God niet bestond, maar alles natuur was – ook seks was natuurlijk. Dat doet meer recht aan de anarchistische geest van Willem als kunstenaar, dan om hem weg te zetten als een „inventieve smeerkees en pornograaf”, zoals Driessen doet.
Of, zoals Willem zelf zei over Driessens proefschrift in het universiteitsblad Mare: „Pornografie interesseert me niet speciaal. Het kan soms een middel zijn om ideeën vorm te geven of om politieke personen in een ander licht te laten zien. De term ‘politieke pornografie’ zoals die in het boek staat omschreven, lijkt me onzin.”
Lees ook
dit interview met Willem