Column | De echte literatuur begon voor Guus Luijters na het lezen van Dik Trom

Schrijver, dichter en journalist Guus Luijters heb ik nooit ontmoet, maar altijd met plezier gelezen. Op 3 januari overleed hij, 83 jaar oud, na een lang leven in de letteren. Als eerbetoon lees ik daarom zijn Laatste brood. Literaire herinneringen, dat kort voor zijn dood is verschenen en je aanmoedigt om alles van hem te lezen.

Hoewel we beiden Amsterdammers zijn, hebben we elkaar nooit ontmoet. En dat is jammer, want we hadden een leuk gesprek kunnen voeren over zijn bezoek aan het landgoed van ons gemeenschappelijke idool Vladimir Nabokov, die hij in Laatste brood vaak noemt. Zo schrijft hij over zijn reizen naar Nabokovs landgoed Vyra buiten Sint-Petersburg, waarvan niets over is. Toch stuitte hij er op de resten van een stenen muurtje van het landhuis, die ik tijdens mijn eigen bezoek aan Vyra over het hoofd had gezien. Als aandenken nam hij een baksteen van dat muurtje mee. Zijn reisverslag van 1978 stuurde hij in vertaling per post naar de weduwe Nabokov in Montreux. In haar bedankbrief schreef ze het te betreuren dat haar man er niet was om het te kunnen lezen.

Laatste brood begint met Luijters’ herinneringen aan zijn jeugd in Amsterdam-West. „De oorlog was voorbij, maar overal aanwezig”, schrijft hij, om vervolgens een verstilde, brave wereld neer te zetten, die ik me als twintig jaar later geboren stadsgenoot nog goed kan herinneren.

Ontroerend beschrijft hij hoe hij als jongetje de literatuur ontdekt via zijn benedenbuurvrouw. Voor haar eigen zoontje had deze ‘tante Corrie’ een groot aantal kinderboeken gekocht, voor de dag waarop hij echt zou gaan lezen. Maar voor het zover was, overleed hij. In plaats van aan hem geeft ze Dik Trom nu aan de even oude Guus te lezen. Het is liefde vanaf de eerste zin. En vanaf dat moment gaan de poorten van de grote literatuur voor hem open. Via de strips van Kapitein Rob, Karl May’s Winnetou, Multatuli’s Woutertje Pieterse en Mickey Spillane ontdekt hij Nabokovs Lolita, Prousts À la recherche du temps perdu en James Joyce’s Ulysses, dat hij een heerlijk boek vindt. Zo zie je maar wat Dik Trom, wiens bewonderaars elkaar altijd Guussio of Timmio noemen, voor je kan doen.

Aan alles wat Luijters over zijn favoriete schrijvers te melden heeft, zie je dat hij een scherpzinnig lezer is. Zo merkt hij op dat van de briljante woordkunstenaar Poesjkin in vertaling niets overblijft. Hetzelfde geldt voor Arthur Rimbaud, Osip Mandelstam en Emily Dickinson, maar niet voor Kavafis en Anna Achmatova. Het is hem een raadsel waardoor dat komt.

Luijters was bevriend met bijna iedereen die er in het Amsterdamse literaire wereldje toe deed. Dat levert smakelijke anekdotes op over meesteroplichter Theo Kars, de mysterieuze Heere Heeresma, het grillige genie van Theo van Gogh, de onderzoekende levenslust van K. Schippers, de ongrijpbare S. Carmiggelt, de lefgozer Jan Cremer, de geldzuchtige W.F. Hermans en de vechtende kroegtijger Gerard Reve, met wie de Reviaan Luijters een keer seks had („Het viel niet mee”).

Luijters’ grootste bewondering gold Jane Austen, die iedere keer hetzelfde, stilistisch briljante boek schreef. Haar romans heeft hij waarschijnlijk tot op zijn sterfbed herlezen. Een groter compliment kun je als schrijver niet krijgen. Laatste brood doet het je eens te meer beseffen. Als je het uit hebt wil je niets liever dan Pride and Prejudice herlezen.