In de trein naast mij twee jongemannen: één strak in pak, ander in joggingbroek met linnen tasje. Ze kennen elkaar van hun bijbaan in de buurtsuper. Anderhalf uur zendt Pak over zijn succes op de Zuidas: hard werken, maar hij heeft het gemaakt. Pak is niet verbaasd dat Linnen Tasje nog in de buurtsuper blijkt te werken: „Maakt niet uit, als er niet meer in zit…” In Den Haag stapt Linnen Tasje uit. Ter afscheid vraagt Pak uit beleefdheid: „En ga jij nog wat doen met je leven?” Linnen Tasje: „Ik ben bijna kinderhartchirurg, misschien dat ik daar wat mee ga doen, doei!”
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
Onder de microscoop lijken het echt net mondjes, hoewel meer van een vis dan van een mens: de huidmondjes van planten. De ‘lippen’ van elk huidmondje zijn twee banaanvormige sluitcellen aan weerszijden van een porie. Met het blote oog is er niets van te zien, want ze zijn maar 0,01 tot 0,08 millimeter groot. Een gemiddeld blad heeft er zo’n vijfhonderd per vierkante millimeter. Vrijwel alle planten hebben ze, van paardenstaarten, varens en grassen tot madeliefjes en reuzensequoia’s. Maar hoe zit dat bij waterplanten?
Huidmondjes helpen planten en bomen bij de gasuitwisseling. Ze zitten vooral in de bladeren. Overdag gaat koolstofdioxide door de huidmondjes de bladeren in. Met behulp van water en zonlicht maakt de plant daar suikers en zuurstof van: een proces dat fotosynthese heet. De suikers gebruikt hij voor zijn eigen groei en energieopslag. En de zuurstof gaat door de huidmondjes naar buiten, samen met waterdamp.
Bij de meeste landplanten zitten de huidmondjes aan de onderkant van de bladeren. Aan de bovenkant zit vaak een wat dikkere wasachtige laag, de cuticula, die voorkomt dat het blad te veel uitdroogt in de zon. Om diezelfde reden zitten de huidmondjes vooral aan de onderkant van de bladeren: huidmondjes in de schaduw verliezen minder waterdamp.
Heet en droog weer
Om het verlies van waterdamp nog verder te beperken, kan de plant zijn huidmondjes ook dichtdoen. Veel planten doen dat ’s nachts, als er toch geen zonlicht is en er dus geen koolstofdioxide naar binnen hoeft voor de fotosynthese. En ook als het overdag heel heet en droog is, gaan de huidmondjes soms dicht. Dan maar even geen gasuitwisseling.
Dat openen en sluiten doen de banaanvormige sluitcellen, die kunnen opzwellen of juist slinken. Daarvan vind je mooie microscoopfilmpjes online. De cellen reageren op factoren zoals zonlicht, luchtvochtigheid en CO2-gehalte. Hoe ze dat precies ‘voelen’, is nog onderwerp van discussie. Maar het resultaat is in elk geval een cascade aan moleculaire ‘pompjes’ die aan het werk gaan in de celmembraan van de sluitcellen. Die verhogen of verlagen de concentratie deeltjes in het celvocht. Bij hogere concentraties dringt er water de cellen binnen (‘osmose’). De twee sluitcellen zwellen op en sluiten zo samen de opening. Bij lagere concentraties verliezen ze juist water aan hun omgeving. Dan slinken ze en de opening komt weer vrij.
En waterplanten dan? Planten die alleen soms onder water staan, bijvoorbeeld in uiterwaarden, hebben gewoon huidmondjes, maar die sluiten ze zodra ze kopje-onder gaan. Zo voorkomen ze dat de luchtgevulde ruimtes in hun bladeren vollopen met water. Als een plant langer onder water staat, en intussen nieuwe bladeren vormt, dan zijn die vaak dunner en hebben ze ook een dunnere buitenste laag, zonder huidmondjes. Daardoor kunnen ze rechtstreeks gassen uitwisselen met het water. Net als kikkers, eigenlijk. En net als ‘natte landplanten’, zoals veenmos en levermossen.
Waterlelies en andere planten met drijvende bladeren hebben wel gewoon huidmondjes, maar dan aan de bovenkant van de bladeren. Zo wisselen ze vooral gassen uit met de lucht, en nauwelijks met het water.
En dan heb je nog onderwaterplanten die nooit boven het oppervlak uitsteken, zoals bepaalde soorten fonteinkruid, algen en zeegras. Net als veenmos hebben die geen huidmondjes. Het buitenste laagje van hun bladeren én stengels is zo dun, dat gassen daar prima rechtstreeks doorheen kunnen.
Je springt twee keer. Dan stap je met je linkervoet naar achter. Je rechtervoet naar achter. Je schopt je rechtervoet twee keer naar voren. Je linkervoet twee keer naar voren… die passen herhaal je – snel en met overtuiging. En als dat je lukt in het ritme van een elektronisch muziekje met een kneiterharde bas eronder, ben je al gauw de baas van de club (of van het schoolplein). Althans: in 2007. Kijk je anno 2025 fimpjes terug waarin met overgave wordt gejumpt, dan is je reactie toch eerder: „God. Hoe bestónd dit?”
Dat is kort gezegd de even eenvoudige als succesvolle formule van Het beste van… de zero’s (AvroTros). Filmpjes van trends uit het betreffende tijdperk – wat keken, luisterden, deden we toen? – worden afgewisseld met de reacties van een breed scala aan BN’ers, van Sita Vermeulen tot Rick Paul van Mulligen. Die kijken allemaal anders op de zero’s terug, maar delen dezelfde verwondering. En dat is toch grotendeels het simpele plezier van het programma: naar je scherm wijzen en „oh ja!” roepen bij elke langvergeten herinnering. Praatjesmakers – oh ja! ‘Schnappi’ – oh ja! K-otic – oh ja! Jumpen – oh ja!
Die laatste trend begon met een paar online filmpjes. Dat dat in 2007 nog een heel bijzondere gang van zaken was, bleek wel uit het korte fragment van de Man bijt hond-reportage die destijds over jumpduo Patrick Jumpen (fantastische naam, erg to the point) werd gemaakt. „Via internet vinden nieuwe rages razendsnel hun weg naar een groot publiek”, legde de voice-over toen uit. „De Brabantse jongens Patrick en Dion zijn een hit op Google Video met hun jumpfilmpjes.”
De wonderen van het internet luidden ook het einde in van de encyclopedie. De BN’ers bladerden voor de vorm nog even door zo’n papieren kennisbundel. „Gedoe hè”, zuchtte Van Mulligen: „De oude wereld.” De makers van het programma hadden een Teleac-filmpje opgespit van een man achter een grote witte computer. „Als je wel weet wat je zoekt, maar niet wáár je het wil zoeken, dan maak je gebruik van een zoekmachine”, legde hij kalm uit. „Ik klik nu op ‘www’, op ‘zoeken’ – en eh… hij gaat zoeken.” Terwijl de computer zoekresultaten verzamelde pakte de man zijn kopje koffie erbij. Hij hield het met beide handen vast en leunde een beetje achterover, als om te zeggen: je hebt er haast geen werk meer aan.
Anticonceptie
Inmiddels is het moeilijk te bevatten dat nieuwe internetgebruikers voor hun plezier een woord in zo’n zoekmachine gooiden en dan verwonderd toekeken hoe de informatie vanzelf tot ze kwam. Soms zou je willen dat er iets mínder informatie vanzelf tot je kwam, met name via sociale media. Of op zijn minst dat die informatie goed wordt gecheckt – maar voor hoge mediaheren als Elon Musk (X) en Mark Zuckerberg (Meta) blijkt zelfs dat te veel gevraagd. Gelukkig heb je dan nog programmamakers die proberen om online fabels van feiten te onderscheiden. Zoals in het nieuwe BNNVARA-programma Gezond of gelul?, waarin gezondheidstrends op sociale media onder de loep worden genomen. Woensdag was het de beurt aan anticonceptie. Een toenemend aantal vrouwen ruilt de traditionele pil in voor ‘natuurlijke’ anticonceptie. Door middel van het meten van je temperatuur en het bijhouden van apps monitor je dan je cyclus, wat je inzicht zou moeten geven in wanneer je wel en niet vruchtbaar bent.
Die methode is niet bepaald betrouwbaar. Dat veel vrouwen daar toch voor vallen komt vaak voort uit angst voor negatieve bijeffecten van pillen of spiraaltjes (die een stuk effectiever zijn), aangewakkerd door zelfbenoemde vruchtbaarheidsexperts. Hoewel je zulke zorgen als arts serieus dient te nemen, zijn die middelen toch echt behoorlijk veilig, benadrukten de geïnterviewde huisartsen en gynaecologen. Van TikTok-claims kun je je beter niet te veel aantrekken. Ook daarvan zullen we over een jaar of twintig hopelijk zeggen: „God. Hoe bestónd dit?”
Op de Nederlandse woningmarkt is het aantal verkochte woningen de afgelopen drie maanden flink toegenomen. In het vierde kwartaal van 2024 werden ruim 43.000 huizen verkocht, 7.000 meer dan een jaar eerder. Dat is een stijging met ruim 19 procent.
Dat heeft de NVM, de grootste organisatie van Nederlandse makelaars, donderdag bekendgemaakt. De cijfers hebben betrekking op transacties waarbij NVM-makelaars hebben bemiddeld; die zijn goed voor het grootste deel van de huizenverkopen in Nederland.
De gemiddelde verkoopprijs van een Nederlandse woning steeg in het vierde kwartaal naar gemiddeld 483.000 euro, 11,5 procent hoger dan in de dezelfde periode van 2023. In vergelijking met het derde kwartaal van 2024 was de prijsstijging in de laatste drie maanden minder spectaculair, namelijk 2,5 procent. „Een relatief gematigde prijsstijging”, noemt voorzitter Lana Goutsmits-Gerssen van NVM Wonen dit in een begeleidend persbericht.
Het extra aanbod, veelal kleinere appartementen, kwam veelal terecht bij starters
Er zijn meer signalen van een zekere matiging op de uitbundige woningmarkt. Zo werd bij zeven op de tien verkochte woningen meer betaald dan de vraagprijs, waarmee het overbieden stabiliseert. Bij duurdere huizen, zoals twee-onder-een-kapwoningen, wordt nog wel steeds meer overboden. Toch stokt volgens NVM over de hele linie de trend van steeds meer overbieden en is bij tussenwoningen zelfs sprake van lichte afname.
Desondanks is er volgens Goutsmits-Gerssen nog steeds sprake van „een enorme dynamiek op de woningmarkt”. Die is te zien in het aantal verkooptransacties. Dat kwam in 2024 uit op bijna 145.000, een kleine 10 procent hoger dan het jaar ervoor (132.000). De dynamiek is ook terug te zien in het aantal dagen dat een woning gemiddeld te koop staat, namelijk 27 dagen – even kort als in het derde kwartaal van 2024. Van alle woningen die in dat kwartaal te koop zijn gezet, blijkt 82 procent aan het eind van het vierde kwartaal te zijn verkocht.
De verkopen worden zowel door de vraag naar woningen als door het aanbod ervan aangejaagd. Door een dalende hypotheekrente en gestegen lonen hebben huizenkopers meer te besteden. Tegelijkertijd zijn meer woningen in de verkoop gegaan, onder meer doordat investeerders hun (voormalige) huurpanden verkochten – nieuwe wetgeving maakt verhuur minder rendabel voor hen.
Het extra aanbod, veelal kleinere appartementen, kwam veelal terecht bij starters. In 2024 kochten 64.000 mensen hun eerste woning, 5.000 meer dan het jaar ervoor. De verkoop van appartementen piekte in het vierde kwartaal, tot 14.000. Alleen in 2016 lag dit aantal hoger. Waar de meeste kopers van appartementen voorheen ouder waren dan vijftig jaar, werden in de laatste maanden van 2024 de meeste appartementen gekocht door mensen van 25 tot 35 jaar.
Met 483.000 euro nadert de gemiddelde huizenprijs inmiddels de vijf ton. In twee van de vijf gemeenten wordt voor een gemiddeld huis al meer betaald dan dit bedrag. De verschillen tussen gemeenten zijn overigens heel groot. Een gemiddelde woning in de duurste gemeente, Blaricum (ruim 1,3 miljoen euro), kost meer dan vier keer zoveel als in de goedkoopste, Heerlen (bijna 270.000 euro).
De nieuwbouw, die sinds 2021 is afgekalfd, is vorig jaar wat hersteld. Makelaars zetten 32.000 woningen in de verkoop, het hoogste aantal in vier jaar. Dat is overigens „lang niet genoeg”, zegt de NVM. Het merendeel van de aangesloten makelaars zegt dat in er in hun werkgebied te weinig nieuwbouwprojecten zijn om aan de vraag van de klanten te voldoen.