N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Profiel
Presidentskandidaat Met haar kandidatuur voor het Amerikaanse presidentschap hoopt Nikki Haley de gematigde kiezer aan te spreken zonder de Trump-aanhang af te stoten.
De voormalige Republikeinse gouverneur van South Carolina, Nikki Haley, in november vorig jaar, als spreker op een bijeenkomst van de Republikeinse Joodse Coalitie in Las Vegas.
Foto Wade Vandervort/AFP
Toen Nikki Haley terugtrad als Amerikaans ambassadeur bij de Verenigde Naties, eind 2018, schreef The New York Times in een hoofdartikel dat „zij de zeldzaamste van alle door Trump benoemden” was, „eentje die de regering kan verlaten met behoud van haar waardigheid”.
Dat was, in een tijd dat toenmalig president Donald Trump ministers en adviseurs opbrandde als losgerolde sjekkies, inderdaad een zeldzaamheid. Het zegt veel over de behoedzaamheid – critici zeggen: hypocrisie – van de oud-gouverneur van South Carolina, die dinsdag aankondigde dat ze in 2024 de Republikeinse presidentskandidaat wil zijn. Zij wist altijd op precies het goede moment te zwijgen of afwezig te zijn.
Haley (54) is de eerste officiële concurrent van Trump als kandidaat voor de Republikeinse Partij. Ze heeft in het verleden een wonderlijk kronkelpad om hem heen bewandeld. In de voorverkiezingen van 2016 was ze uitgesproken tegen: „Hij is niet de president die je als gouverneur wilt zien.” Toch liet ze zich in 2017 door Trump voordragen als VN-ambassadeur. Daar maakte ze een goede indruk, dat wil zeggen, ze was weliswaar een typisch Republikeinse havik, maar ze leek bedachtzaam en verstandig vergeleken met meer chaotische of ronduit radicaal-populistische medewerkers als Steve Bannon, Peter Navarro of Stephen Miller. Bij de VN was ze een onvermoeibaar verdediger van de belangen van Israël. Toen de VS onder haar leiding in 2018 de VN-Mensenrechtenraad verlieten, gaf ze als reden dat de raad anti-Israël was, „hypocriet en egocentrisch”.
Culturele kwesties
In culturele kwesties leek Haley, kind van Indiase migranten, progressiever dan de kern van de Republikeinse Partij. Een wetsvoorstel in South Carolina dat transgenders gebood naar de wc van hun ‘biologisch geslacht’ te gaan, wees ze als gouverneur af. „Volgens mij hebben we zo’n wet hier niet nodig”, zei ze. Toen Trump een inreisverbod wilde invoeren voor bewoners van bepaalde islamitische landen, was Haley daar openlijk kritisch over (al bleef ze aan toen de maatregel inging).
Zo cultiveerde Haley een gematigd imago zonder de radicaal-conservatieve aanhang van Trump af te vallen. Dat deed ze wel na de bestorming van het Capitool, op 6 januari 2021. De dag erop sprak ze de Republikeinse Partij toe: „De geschiedenis zal streng oordelen over wat Trump heeft gedaan sinds de verkiezingen.”
Maar een jaar later was ze ineens heel beslist toen haar werd gevraagd of zij hem zou uitdagen in een Republikeinse voorverkiezing: nee, als Trump zich kandideerde, dan zou zij dat niet doen, zei ze. Dan zou ze hem steunen.
Nieuwe generatie
Met de aankondiging van dinsdag kan ze er niet meer omheen: ze zal Trump moeten laten vallen om president te worden. „Tijd voor een nieuwe generatie van leiders in Amerika”, zei Haley in de video die ze dinsdagochtend op Twitter lanceerde – een prikje naar de oude generatie, die van haar voormalige baas.
In haar video drukt ze op alle toetsen die een Republikeinse kandidaat voor 2024 moet bespelen: God, vaderland, dichte grenzen, hou op met gepraat over racisme, en de grote vijanden zijn China, Iran en de Democratische socialisten. En ze was niet bang voor bullies , zei ze. „Ik sta op tegen pestkoppen.”
Mocht ze daar (ook) Donald Trump mee bedoelen, dan moet hij straks een paar scheenbeschermers meenemen naar de Republikeinse debatten. „Als je terugschopt, doet het ze meer pijn wanneer je hakken draagt”, zei Haley.
Als er al iets leuks is aan D66, dan toch dat ze regelmatig uiteindelijk zelf de grootste tegenstander van de eigen ideeën worden. Het beste voorbeeld is, ‘voormalig kroonjuweel’, het referendum. En over de gekozen burgemeester hoor je ze ook nooit meer. Ze focussen nu meer op tanks en drones. Je zou ook kunnen spreken van voortschrijdend inzicht.
En dan dit weekeinde, Rob Jetten lanceerde het idee van tien nieuwe steden in het groen. Op weilanden van boeren dus, stukken land die we in dit land ten onrechte ‘natuur’ noemen. Er werd geklapt voor dit ‘revolutionaire idee’, hoewel het gewoon gejat is uit Groot-Brittannië, waar Labour een identiek plan heeft ontwikkeld. In de jaren zeventig deden we overigens hetzelfde. Oude dorpskernen werden uitgebouwd tot nieuwe steden, andere steden ontstonden vanuit het niets. Het bracht ons onder andere Almere, Lelystad, Purmerend, Nieuwegein, Capelle aan den IJssel, Spijkenisse en Haarlemmermeer, stuk voor stuk plaatsen waar het gemiddelde D66-lid nog steeds niet dood gevonden wil worden.
En terecht, een verhuizing naar ‘nieuwe steden’ is bijna nooit vrijwillig, maar bedoeld voor iedereen die in zijn favoriete stad geen nieuwe woning kan vinden of betalen. Als die tien steden er straks zijn heeft dit geen impact op het gemiddelde D66-lid, hooguit kan die straks iets sneller en goedkoper terecht in de al bestaande bouw in de Randstad.
Tegelijkertijd prikkelen nieuw te ontwikkelen steden de fantasie en als we ze bouwen op boerengrond is het qua stikstof in ieder geval een mooie energieneutrale uitruil, zeker als de nieuwe inwoners allemaal verplicht een waterpomp moeten afnemen. Het landschap wordt er ook niet lelijker van al die bloemkoolvormige wijken rondom een culturele kern.
D66 is bloedserieus, het plan voor de tien nieuwe steden is speerpunt voor de volgende verkiezingen. Stiekem hoop ik dat ze er alle tien komen. Ik ga er nooit wonen en hoop dat mijn kinderen er ook nooit terechtkomen. Wel gun ik ze alle tien een prachtige naam en vooral een D66-burgemeester. Misschien dat ze D66 kunnen komen vertellen over wat ze allemaal meemaken in de maakbare wereld. We zullen ze eren als levende monumenten voor de afstand tussen politiek en samenleving.
Marcel van Roosmalen schrijft op maandag en donderdag een column.
De Annie M.G. Schmidtprijs 2024 voor het beste theaterlied gaat naar ‘Voor een meisje’ van Ron van Zalmsaus (alter ego van Tom van Kalmthout) en Mevrouw Rijnink (alter ego van Bart Rijnink). In De Kleine Komedie in Amsterdam ontvingen zij de prijs uit handen van juryvoorzitter Jurrian van Dongen. De prijs bestaat uit een buste van Annie M.G. Schmidt en een geldbedrag van 3500 euro. Het winnende lied komt uit het theaterprogramma Met z’n drieën, dat Ron van Zalmsaus en Mevrouw Rijnink afgelopen zomer speelden op theaterfestival De Parade.
In ‘Voor een meisje’ bezingt het duo hoe je als schooljongen geen meisjes van je eigen leeftijd kon krijgen. Het refrein luidt: „Voor een meisje van je eigen leeftijd moet je ouder zijn.”
In een interview met NRC vertelde Van Kalmthout dat hij de tekst schreef vanuit een jarenlange frustratie. „Ik viel op oudere meisjes en die vielen op nog oudere jongens. Ik was een jongetje zonder enig haartje ergens anders dan op mijn hoofd. Meisjes waren een kop groter en hadden borsten. Het was overduidelijk dat ze totaal onbereikbaar waren.”
De jury prees ‘Voor Een Meisje’ als „oergeestige, funky satire” en „onversneden liefde voor taal”. „Grappen, expliciete beelden, rijm, binnenrijm en zevenlaags stuntrijm buitelen over elkaar. Daarbij doet het nummer iets waar veel hiphop niet eens aan toekomt: het betoog is van begin tot eind te volgen en heeft samenhang. Het kan daarmee zowel hiphopfans als theaterpubliek bekoren – dat heeft niemand na De Jeugd van Tegenwoordig zo overtuigend gedaan.”
Tom van Kalmthout (1991) vormt met Yannick van de Velde het duo Rundfunk, bekend van tv-series, een speelfilm en theaterprogramma’s. Bart Rijnink (1984), acteur en muzikant, componeerde voor diverse voorstellingen en was jarenlang frontman van de band La Garçon. In 2022 brachten ze als Ron van Zalmsaus en Mevrouw Rijnink het album De Zalmsound uit. De Paradevoorstelling Met z’n drieën speelden ze met muzikant Rory Ronde.
De andere vijf genomineerde liedjes waren ‘Constructie’ van Manu van Kersbergen, ‘God Heeft Een Vraag’ van Lisa Ostermann, ‘Het Land Van Melk En Honing’ van Flip Noorman, ‘Ledikant’ van Arjen Lubach en ‘Levenslied’ van Piet van Eeghen.
Lees ook
Interviews met de genomineerden voor de Annie M.G. Schmidtprijs.
Vorig jaar ging de prijs naar het lied ‘152W96TH street’ van Alex Klaasen (tekst) en Peter van de Witte (muziek). Eerdere winnaars waren Flip Noorman, Joost Spijkers en Peer Wittenbols, en Yentl en de Boer.
Mathieu van der Poel komt aangelopen over het kunstgras op het middenterrein van het Velodrome André-Pétrieux. Of nou ja, het lijkt meer op waggelen wat de kersverse winnaar van Parijs-Roubaix – voor de derde keer op rij – doet. Op zijn voorhoofd staat een rimpel van modder, het lukt hem nog net zijn moeder Corinne een knuffel te geven.
Even later verschijnt ook Tadej Pogacar, en ook bij hem lijkt het meer op strompelen dan op zijn natuurlijke loopje. Terwijl achter hem renners zittend in het kunstgras worden geïnterviewd – staan kunnen ze niet meer – baant hij zich een weg door fotografen en officials naar een tent van de organisatie, om daar snel op een stoel plaats te nemen.
Kapot zijn ze, de twee beste renners van de wereld. Moegestreden na weer een koers vol aanvallen, die meer dan honderd kilometer voor de finish zijn begonnen. De afgelopen weken bestookten de Nederlander en de Sloveen elkaar constant in de grootste eendagskoersen van het wielerseizoen, en waren ze zo aan elkaar gewaagd dat ze elkaar bij de start van hun laatste confrontatie van dit voorjaar nog helemaal in balans hielden.
En ook deze zondag blijven de twee coureurs weer als laatste over, in de finale van Parijs-Roubaix. Er is een stuurfout van Pogacar voor nodig, waardoor hij in een greppel belandt, om het duel in het voordeel van Van der Poel te beslissen.
Een kroniek van een aangekondigde tweestrijd.
Het gonst
„Hey, niet te snel!” De Belgische renner Tim Wellens fietst in het Bos van Wallers over een van de zwaarste kasseienstroken van Parijs-Roubaix, maar het gaat hem te hard. Filmend met een telefoon wil hij zijn teamgenoot Pogacar vastleggen, maar die zet zo hard aan dat hij bijna uit beeld verdwijnt.
Op 10 februari zet Pogacar de resulterende video online, een week nadat Van der Poel het veldritseizoen heeft afgesloten met zijn zevende wereldtitel. Vanaf dat moment gonst het: zou de Sloveen mee gaan doen aan Parijs-Roubaix? Dat zou een bijzondere keuze zijn. Sinds Greg LeMond in 1991 meedeed als regerend Tourwinnaar, hebben alle renners die in de gele trui Parijs binnenreden de voorjaarskoers gemeden. De laatste keer dat een renner beide in hetzelfde jaar won, was Bernard Hinault in 1981.
Voor klassementsrenners is Parijs-Roubaix simpelweg te gevaarlijk. Een slippertje op een ongelijke kei en je sleutelbeen is gebroken, of veel erger. Herstellen doorkruist de voorbereiding om drie weken lang in de Tour de France op je allerbest te zijn. Pogacar heeft er ervaring mee: in 2023 viel hij in Luik-Bastenaken-Luik, brak zijn pols en moest zijn preparatie voor de Tour aanpassen. In Frankrijk moest hij dat jaar de gele trui aan Jonas Vingegaard laten.
Bovendien is het wielrennen de afgelopen decennia te veel gespecialiseerd: de dunne klimmers die doorgaans bergop uitvechten wie de grote rondes winnen, hebben niks te zoeken op de kasseien waar ze overheen stuiteren bij gebrek aan gewicht. Zulke koersen zijn geschikter voor grotere, gebloktere renners van het type Wout van Aert uit België of Van der Poel, niet Pogacar.
1-0 Van der Poel
Na de video uit Noord-Frankrijk blijft Pogacar lang stil over zijn voorjaarsplannen. Hij rijdt, én wint, de UAE Tour en wint ook Strade Bianche in Italië. Van der Poel begint zijn wegseizoen in de Belgische Samyn Classic, wint, en rijdt wat ereplaatsen bijeen in de Italiaanse rittenkoers Tirreno-Adriatico.
Ze treffen elkaar voor het eerst in Noord-Italië op 22 maart, bij de start van de klassieker Milaan-Sanremo. Ze maken er een onvergetelijke editie van: Pogacar begint met aanvallen op de Cipressa, 25 kilometer van het einde, en blijft aanvallen tot hij samen met Van der Poel en Filippo Ganna uit Italië Sanremo inrijdt. De rest van het peloton is kansloos achtergelaten, uitzonderlijk voor deze race. In de sprint weet de Nederlander zijn twee medekoplopers te verrassen; 1-0 voor Van der Poel in zijn onderlinge duel met Pogacar.
Het peloton verplaatst daarna zich richting België, voor eendagsklassiekers als de E3 Saxo Classic en Gent-Wevelgem. Van der Poel rijdt en wint de E3, maar Pogacar laat zich niet zien. In een persbericht dat eind maart uitkomt, valt te lezen dat hij zich heeft teruggetrokken. Want, zo staat er bijna achteloos: de Sloveen wil op zijn best zijn voor de Ronde van Vlaanderen én Parijs-Roubaix.
De keuze van Pogacar is er een uit eerzucht en uit liefde voor de geschiedenis van het wielrennen. Op 26-jarige leeftijd heeft hij de Ronde van Lombardije (vier keer), de Ronde van Vlaanderen (twee keer) en Luik-Bastenaken-Luik (twee keer) al gewonnen. Hij wil proberen de resterende twee grootste eendagsklassiekers te winnen; Milaan-Sanremo en Parijs-Roubaix. De Sloveen zou pas de vierde renner in de historie zijn die dat zou lukken.
Wereldkampioen Tadej Pogacar (links) feliciteert Mathieu van der Poel na afloop met de winst in Roubaix.
Foto Jeff Pachoud/AFP
Aan wielerwetten onttrekt Pogacar zich sowieso al jaren. De man met het kleine, ranke postuur kan tijdrijden, sprinten en liet in de Ronde van Vlaanderen zien dat kasseien hem niet deren. Sterker: in de enige Noord-Franse kasseienrit die hij in zijn profcarrière reed, een etappe in de Tour de France van 2022, was het de Sloveen die tijd pakte op zijn concurrenten, niet andersom.
Pogacar laat blijken dat het hem menens is: in een verkenning van het parcours van Parijs-Roubaix rijdt de Sloveen op twee van de drie zwaarste kasseienstroken – Mons-en-Pévèle en Carrefour de l’Arbre – de snelste tijd ooit gefietst. Weliswaar achter een motor, zo blijkt later, maar de vorm is er, en Pogacar kent schijnbaar geen angst voor de kasseien.
De voorpret wordt nog groter als Pogacar en Van der Poel op 6 april in de Ronde van Vlaanderen opnieuw een grote wielershow voorschotelen. Tot diep in de finale blijft Pogacar op elke heuvel versnellen, want hij weet: met Van der Poel naar de finish rijden is de koers verliezen in de sprint. Hij moet hem ergens afschudden. Bij zijn zevende aanval, op de Oude Kwaremont, lukt het hem eindelijk. Ruim zestien kilometer later komt Pogacar alleen over de streep; de stand is 1-1.
Ineens valt de beslissing
De onderlinge strijd moet worden beslist tussen de akkers van Noord-Frankrijk, op weggetjes die normaliter bereden worden door zware tractoren, met dikke banden die maling hebben aan scheef aflopende weggetjes vol knoeperds van stenen die een fietswiel doormidden kunnen breken.
Al vroeg laten de topfavorieten zich zien. De Deen Mads Pedersen geeft het startschot met een demarrage, daarna gaat Pogacar in de aanval, Van der Poel klapt er op zijn beurt overheen. Ze lossen elkaar niet, de grote namen, maar hun eerste speldenprikken zorgen ervoor dat het peloton achter hen volledig uit elkaar spat.
Terwijl de regie beelden van lekke banden, gebroken wielen en renners op de grond toont, blijven Pogacar en Van der Poel bij elkaar, hoeveel moeite ze ook doen om elkaar te lossen. De Sloveen bijt op zijn tanden en schudt met het hoofd. Van der Poel tuit zijn lippen nog maar eens bij weer een inspanning.
Op zo’n 70 kilometer van de finish gaat Pogacar er opnieuw vandoor. Van der Poel zit eigenlijk te ver van achter, maar met een reuzeversnelling rijdt hij zich toch naar het wiel van zijn rivaal. Ineens zitten ze, met nog meer dan 65 kilometer te gaan, samen en alleen aan kop. Van der Poels ploeggenoot Jasper Philipsen voegt zich nog even bij hen, maar moet hen even later weer laten gaan.
Nu vallen de verschillen tussen de coureurs op. Van der Poel is acht centimeter langer, negen kilo zwaarder. Hij lijkt soms zijn fiets uit elkaar te trekken, zoveel kracht probeert hij over te brengen op de pedalen. Pogacar heeft daarnaast een soepelere tred. Een paar keer versnelt hij bijna geruisloos, en ontstaat er ineens een klein gat tussen hem en Van der Poel.
Met drie vingers in de lucht viert Mathieu van der Poel zijn derde opeenvolgende zege in Parijs-Roubaix.
Foto Jeff Pachoud/AFP
Het duo bevindt zich op de Pont-Thibault à Ennevelin, een medium moeilijke kasseienstrook op 38 kilometer van de finish, als ineens de beslissing in de wedstrijd valt. De weg maakt een haakse bocht naar rechts en de Sloveen schat zijn rijbaan volledig verkeerd in. Plots ligt hij in de greppel, zijn ketting van de fiets. Van der Poel weet hem maar ternauwernood te ontwijken.
Zelfs een vanuit het publiek gegooide bidon, die zijn hoofd raakt, deert Van der Poel niet. Het gat is twintig seconden, wordt nog even dertien, maar loopt dan al snel op. Als Pogacar stopt voor een fietswissel wordt de witte vlag definitief gehesen. Met een grimas van vermoeidheid stuurt Van der Poel het velodrome in Roubaix op. Op de finishfoto die na afloop getoond wordt, is te zien hoe hij zelfs al voor de streep afstapt.
„Het is een grote eer om tegen iemand als Mathieu te mogen koersen. Als ik nog een kind was geweest, zou hij mijn idool zijn”, zegt Pogacar na afloop. Hij noemt het een van de zwaarste races uit zijn carrière. Van der Poel zegt even later: „Tadej is een van de beste renners ooit. Ik vermoed dat als hij stopt, zijn carrière een beetje op die van Eddy Merckx zal lijken.” Ze hebben er, ondanks alle inspanningen, van genoten. Beiden staan nu op acht gewonnen monumenten.
Van der Poel gaat na zijn zege met vakantie, Pogacar rijdt nog de Amstel Gold Race en Luik-Bastenaken-Luik. Ze treffen elkaar pas weer in de Tour de France, en zullen elkaar daar weinig tegenkomen omdat Pogacar voor het klassement rijdt en Van der Poel voor ritzeges. Vinden ze dat dan nog jammer? „Nu moet je niet te hebberig worden”, reageert Pogacar. „Laten we genieten van wat we hebben laten zien.”