Ooit was het een origineel cadeautje, een pakketje gekocht van een bedrijf als ancestry.com, GEDmatch of FamilyTreeDNA. Je staat een beetje slijm af en krijgt vervolgens te horen waar je voorvaderen vandaan komen en of nog andere verwanten vrijwillig hun DNA hebben afgestaan. Aanvankelijk waren uitslagen nogal onschuldig: 70 procent Noord-Europees DNA, 3 procent Noord-Afrikaans. Of andersom. Goed, maar niet spectaculair. Vervolgens kwam het enorme succes van dit ‘cadeau’. Daardoor ontstond een enorme, wereldwijde digitale DNA-database. En dus volgden onthullingen die levens overhoop halen. Mensen ontdekken dat ze een onecht kind zijn, ouders ontdekken dat hun kind bij geboorte is verwisseld, kinderen van spermadonors ontdekken dat ze niet 2, maar 80 broers en zussen hebben. The Gift laat overtuigend zien: geinig cadeautje, leven overhoop. Want wat als blijkt dat je niet vier grootouders hebt, maar slechts twee: één grootvader en één grootmoeder? Titel van deze aflevering, tevens de beste in de serie: taboe.
‘Alsof je een vliegtuig wilt laten vliegen met één vleugel.” In een interview met sterrenkijkerstijdschrift Sky & Telescope is astrofysicus Maya Fischbach van de Universiteit van Toronto niet te spreken over het voorstel om één van de twee zwaartekrachtgolvendetectors van LIGO weg te bezuinigen.
Het kortwieken is onderdeel van het begrotingsvoorstel van de NSF (National Science Foundation), de Amerikaanse onderzoeksfinancier. Onder de regering-Trump kijkt deze organisatie aan tegen een bezuiniging van 5 miljard dollar op een budget van 9 miljard.
LIGO, wat staat voor Laser Interferometer Gravitational wave Observatory, bestaat uit twee grote optische installaties, één in de staat Washington en één in Louisiana. Elk daarvan bestaat uit een L-vormig stelsel van vier kilometer lange vacuümbuizen. Daarbinnen kaatsen laserbundels heen en weer tegen supergladde hangende spiegels. Het doel is het detecteren van de absurd kleine trilling van de spiegels van 1 femtometer (een miljoenste nanometer, ofwel een duizendste van de dikte van een atoomkern), op het moment dat er een zwaartekrachtgolf passeert.
Dat lukte voor het eerst op 14 september 2015, toen een zwaartekrachtgolf afkomstig van twee botsende zwarte gaten op 1,3 miljard lichtjaar afstand de spiegels deed wiebelen volgens een voorspeld patroon.
De meting toonde voor het eerst direct het bestaan aan van rimpelingen in de structuur van de ruimte en de tijd, voorspeld door Einsteins algemene relativiteitstheorie. Naast een Nobelprijs voor LIGO in 2017, leverde dit een compleet nieuwe manier op om het heelal te onderzoeken. In de jaren daarna detecteerde LIGO ruim honderd op elkaar botsende zwarte gaten, en een enkele botsende neutronenster.
Voorbijrijdende vrachtwagens
Maar dit alles is alleen mogelijk met twéé detectoren: vanwege de vele bronnen van ruis, van seismische trillingen tot voorbijrijdende vrachtwagens, zijn signalen alleen te vertrouwen als beide detectoren ze meten. Bovendien helpt een detectie door twee LIGO-installaties bij het bepalen van de richting waaruit het signaal komt.
Dat samenspel gooi je allemaal overboord als je één van de detectoren afschakelt. Toch staat dat plan met zo veel woorden in het begrotingsvoorstel van de NSF, waarin verder een hele trits grote wetenschapsprojecten, van deeltjesversnellers tot grote telescopen, met zo’n 40 procent gekort wordt.
Maar uit het voorstel om dan maar één LIGO-detector uit te schakelen blijkt dat de anonieme opsteller van het NSF-plan geen idee heeft waarover hij of zij het heeft, zegt Gijs Nelemans, astronoom aan de Radboud Universiteit en voorheen betrokken bij de wetenschappelijke samenwerking van LIGO en de Europese detector Virgo.
„Dit geeft aan hoe schrikbarend de kennis van zaken is aan de kant waar dit voorstel vandaan komt. Maar we gaan niet in paniek raken. Dit is alleen nog een begrotingsvoorstel. Op zijn vroegst in oktober worden de werkelijke bedragen bepaald.”
Tijdens hun dagelijkse speurtocht naar voedsel stuit een groep superlangsprietmieren op een dood insect. In een gecoördineerde krachtsinspanning slepen ze de prooi richting hun nest. Iets verderop zijn andere werksters al bezig: met hun kaken tillen ze steentjes op en sjouwen die uit de weg. Alsof ze weten wat er aankomt, bereiden ze de route voor, nog voordat het voedsel in zicht is.
Deze toevallige observatie bracht wetenschappers uit Israël en Zwitserland ertoe om een reeks experimenten op te zetten. De verrassende resultaten zijn onlangs gepubliceerd.
De ‘longhorn crazy ants’ staan bekend om hun chaotische gedrag – in plaats van rechte lijnen te volgen, rennen ze kriskras door elkaar, vandaar hun naam. Toch ontdekten de onderzoekers dat, zodra een grote prooi is gevonden, er een strak georganiseerde operatie op gang komt. Mieren markeren de route van prooi naar nest met geurstoffen. Eén enkele geurmarkering in de buurt van een obstakel is dan genoeg om een mier in ‘opruimmodus’ te brengen – waarna ze actief op zoek gaat naar meer hindernissen om te verwijderen.
Zo lijkt het alsof de mieren plannen maken, terwijl geen enkele mier het geheel overziet. De intelligentie zit volgens de onderzoekers dan ook niet in het individu, maar in de kolonie.
Het beeld snijdt dwars door de ziel, de pietà die de performers vormen in Told by my Mother van Ali Chahrour. Leïla, de kleine gesluierde vrouw, beschrijft haar droombeeld, en tegelijk vormt zich een tableau rond haar zittende gestalte. Achter haar drie mannen, op de grond voor haar een jonge vrouw die haar hoofd en lange haren op de moederschoot laat rusten. De bedrieglijke lieflijkheid van het familieportret krijgt echter een hartverscheurende lading door het bewegingsloze mannenlichaam dat even verderop ligt.
Verlies, wanhoop, rouw – de Libanese Chahrour schildert met de eenvoudigste middelen een uiterst aangrijpend en rauw beeld van het oneindige verdriet van zijn tante Fatmeh, wier zoon Hassan wordt vermist sinds zijn reis naar het door conflict geteisterde Syrië. Haar verdere leven lijdt zij onder zijn verdwijning, zonder ooit de hoop op te geven. En dan is er Leïla, die haar Abbas wél terugziet maar eeuwig bang blijft voor nieuwe gevaren.
Op een kaal toneel, enkel ‘versierd’ met een paar in hoogte verschillende plateaus, wordt zo het verhaal verteld van alle moeders in Libanon, jarenlang verscheurd door burgeroorlog, bedreigd door aanvallen vanuit Israël, zuchtend onder de druk van buurland Syrië. Bij aanvang roept zangeres Hala Omran een opperwezen aan in een rituele smeekbede. Zij vertelt het verhaal van Hassan en Leïla en hun zoons dat langzaam in muziek, zang en beweging tot leven komt.
Het spel van Ali Hout en Abed Kobeissy (percussie en buzuq) creëert een striemende en galmende sfeer waarin traditie en rock samenkomen, terwijl in prachtig meanderende Arabische liederen de oneindige pijn klinkt van de vrouwen die onuitroeibare hoop en verstikkende vrees in hun lichamen meedragen. Chahrour laat de verhalen van Leïla en de (inmiddels overleden) Fatmeh door elkaar lopen, waardoor hun individuele pijn de pijn van alle vrouwen wordt – en waardoor deze voorstelling niet los kan worden gezien van alle verschrikkingen in het Midden-Oosten. Als Leïla/Fatmeh haar wanhoop met wijd opengesperde mond uitkermt, wordt iets van de pijn van de Gazanen voelbaar.
Bij al dat verdriet zijn er kleine sprankjes van hoop, hoop die als bekend het laatste is dat sterft. De dans van Leïla en haar zoon Abbas drukt veerkracht en, toch, vreugde uit. Aangrijpend, maar zacht en vertroostend is het slotlied, een opname van Fatmeh en Hassan die samen het oudst bekende Soemerische slaapliedje zingen. Chahrours eerbetoon aan krachtige moeders is een voorstelling om stil van te worden.