Mail de redactie
Ziet u een taalfout of een feitelijke onjuistheid?
U kunt ons met dit formulier daarover informeren, dat stellen wij zeer op prijs. Berichten over andere zaken dan taalfouten of feitelijke onjuistheden worden niet gelezen.
U kunt ons met dit formulier daarover informeren, dat stellen wij zeer op prijs. Berichten over andere zaken dan taalfouten of feitelijke onjuistheden worden niet gelezen.
„Juf, ik ben klaar met allebei mijn lessen. Mag ik rekenverrijking doen?” Een jongen in groep 7A van de Mr. J.J.L. van der Brugghenschool in Katwijk kijkt vragend naar zijn leerkracht. De leerlingen zitten aan hun tafels te werken op hun laptops. „Als je alle doelen behaald hebt, mag je rekenverrijking doen”, zegt juf Marina van den Oever. Even later zit de leerling, nadat hij een instructiefilmpje heeft gekeken, met een schaar vierkantjes uit te knippen en op een papieren werkblad te plakken, een opdracht die de opmaat vormt voor wiskunde. „Zo leren ze wat een vakvulling is”, zegt de leerkracht. „Dit is veel leuker dan de gewone sommen”, vindt de leerling.
Marina van den Oever is niet alleen leerkracht van groep 7A maar ook rekencoördinator van de school. Ze is een dag vrijgesteld van haar lestaak om ervoor te zorgen dat in de hele school op dezelfde manier wordt lesgegeven in rekenen, en dat dit gebeurt volgens de laatste wetenschappelijke en pedagogische inzichten. Een andere leerkracht heeft tijd gekregen om het leesonderwijs te coördineren. En er is ook een collega die het onderwijs voor meer- en hoogbegaafde leerlingen organiseert. Op de dagen dat zij dit werk doen, staan er vervangers voor de klas.
De school kon ruimte creëren voor deze taken dankzij een subsidie van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) om het onderwijs in de ‘basisvaardigheden’ taal en rekenen te verbeteren. De school kon zo ook extra leerkrachtondersteuners inhuren die in de klas bijspringen, en een remedial teacher voor leerlingen die buiten de klas extra oefening nodig hebben. Bovendien werden alle leerkrachten een jaar lang individueel gecoacht en investeerde de school in het vervangen van gedateerde lesmethodes.
Volgens het ministerie van OCW werpt de subsidieregeling om de basisvaardigheden te verbeteren, waarbij scholen zo’n 1.000 euro per leerling krijgen, vruchten af. Bij de eerste ronde, die in 2022 begon, ging een groep van zo’n 650 scholen ermee aan de slag. Zij moesten de subsidie, die toen nog wat hoger lag, in twee jaar opmaken. Inmiddels is een tweede ronde aan de gang en dit jaar begint de laatste ronde. Ruim 80 procent van de basisscholen die subsidie kregen meldt dat de prestaties van hun leerlingen vooruitgaan, staat in voortgangsrapportages die staatssecretaris Mariëlle Paul (VVD) onlangs naar de Tweede Kamer stuurde.
De Mr. J.J.L. van der Brugghenschool, met ruim 400 leerlingen, kreeg in 2022 500.000 euro subsidie toegekend. NRC keek in oktober 2023 mee waar de school het geld aan besteedde en ging nu terug om te horen of ook deze school de resultaten van leerlingen ziet verbeteren.
Lees ook
De coach vertelt de leraar: je mag best wat minder praten in de klas
Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek, dat scholen jaarlijks ‘weegt’ op basis van het opleidingsniveau van ouders, hun land van herkomst en of ze in de schuldsanering zitten, is de leerlingenpopulatie van de school in Katwijk iets „complexer” dan gemiddeld. Zelfs als je daar rekening mee houdt, scoorden de leerlingen in eerdere jaren ondergemiddeld. De subsidie, die schooldirecteur Walter Wassenaar in het schooljaar 2023-2024 kon inzetten, kwam dus als geroepen.
Zes coaches van onderwijsadviesbureau Bazalt Groep kwamen om de paar weken op bezoek in de klassen om te observeren hoe er werd lesgegeven. Zij vertelden de leerkrachten wat ze al goed deden en wat ze nog beter konden doen. Daarbij baseerden ze zich op wetenschappelijke inzichten en methodes, zoals het ministerie vereiste. „Die coaching heeft als effect gehad dat we wat vernieuwing hebben kunnen brengen in de manier van lesgeven”, vertelt schooldirecteur Wassenaar. Leerkrachten gingen aan de slag met pedagogische concepten als ‘coöperatief leren’, waarbij leerlingen van elkaar leren door in kleine groepjes samen te werken. En in groep 3 werden de reken- en taaldoelen waaraan in de ochtend klassikaal met de leerkracht wordt gewerkt, in de middag verwerkt in spelen. Want voor veel kinderen was de overgang van de kleutergroepen naar groep 3 erg groot.
De schooldirecteur is terughoudend over het succes van de subsidieregeling, hij wil niet al te hard juichen. „We zien hoopvolle signalen”, zegt hij. „Heel voorzichtig gaan de resultaten wat omhoog.” De toetsen die halverwege het schooljaar worden afgenomen om de taal- en rekenvaardigheden van leerlingen te meten, werden in het schooljaar 2023-2024 over het algemeen redelijk tot goed gemaakt. Ook de zogenoemde ‘Doorstroomtoets’ die leerlingen in groep 8 maakten, ging beter. De leerlingen scoorden het afgelopen jaar bijna zoals de gemiddelde school in Nederland.
Het geld gaf ons de mogelijkheid om tijd vrij te spelen om leerkrachten weer met elkaar in gesprek te laten gaan
De Mr. J.J.L. van der Brugghenschool is aangesloten bij het protestants-christelijke schoolbestuur Prohles, dat twaalf scholen onder zich heeft. Vier daarvan kregen subsidie om de basisvaardigheden te verbeteren. Volgens bestuurder Arjan van de Watering, aanwezig bij het gesprek, is bij alle vier de scholen een soortgelijk effect te zien: de toetsresultaten gingen omhoog.
Toch vindt Wassenaar het te vroeg om vergaande conclusies te trekken over het succes van de subsidieregeling. „De stelling dat als je er geld tegenaan gooit, dat de resultaten dan een jaar later omhoog gaan, daar durf ik niet in mee te gaan.” Wat hij als belangrijkste effect van de subsidie ziet, is dat er meer rust en samenwerking is gekomen in het lerarenteam. „Het geld gaf ons de mogelijkheid om tijd vrij te spelen om leerkrachten weer met elkaar in gesprek te laten gaan. Je wilt dat ze ook bij elkaar in de klas kijken, om van elkaar te leren.” Het afgelopen jaar is geen enkele leerkracht weggegaan en het ziekteverzuim ligt laag.
Volgens Wassenaar was het geld uit het Masterplan basisvaardigheden meer dan een leuk ‘extraatje’. „We zien op school steeds meer kinderen met gedragsproblematiek. We doen ons best die binnenboord te houden en ze niet door te sturen naar het gespecialiseerd onderwijs, maar dat betekent wel dat er veel aandacht in het team naar deze groep gaat.” Door de subsidie van het ministerie kon de school ook tijd investeren in de basisvaardigheden. „Als we dat geld niet hadden gehad, was er geen leerkracht geweest die energie overheeft om naast al het lesgeven en vergaderen ook nog eens met de leescoördinator in gesprek te gaan over het leesonderwijs.”
Juf Marina van den Oever van groep 7A wordt dit jaar opnieuw gecoacht door de Bazalt Groep, maar nu bij haar taak als rekencoördinator. Haar doel is het rekenonderwijs zo in te richten dat elk kind op zijn eigen niveau kan meedoen. „Het is heel erg belangrijk dat de leerkracht tijd heeft voor kinderen die rekenen moeilijk vinden, maar ook voor kinderen die meer aankunnen”, zegt ze, „want we zien dat de sterke rekenaars hier op school in de loop van de jaren wat achteruit zijn gegaan.” Ze heeft van haar coach geleerd dat er verschillende soorten sterke rekenaars zijn. „Je hebt kinderen die snel werken en voldoende hebben aan wat extra uitdaging in de sommen, maar er zijn ook creatieve rekenaars die behoefte hebben aan moeilijke denkopdrachten, anders gaan ze onderpresteren. Die krijgen extra instructie in een apart klasje.”
Het afgelopen jaar is geen enkele leerkracht weggegaan en het ziekteverzuim ligt laag
De school heeft ook een aantal nieuwe rekenmethodes aangeschaft waarvan wetenschappelijk vaststaat dat ze werken. De Wereld in Getallen is de vaste rekenmethode op school. Daarnaast staan sinds kort bij elke klas op de gang kisten van Met sprongen vooruit. Daar zitten spelletjes en ander materiaal in om leerlingen spelenderwijs een beter begrip van de lesstof te laten krijgen, en ook meer plezier in rekenen. De rekencoördinator heeft ervoor gezorgd dat alle leerkrachten een cursus kregen hoe ze dit materiaal kunnen gebruiken.
De subsidie voor de basisvaardigheden moest in twee jaar opgemaakt worden. Die periode is inmiddels achter de rug. „Dit is het nadeel van zo’n tijdelijke subsidie”, zegt Wassenaar. „We hebben nu gevoeld hoe het óók kan. Dat beviel zo goed dat we daar dit schooljaar gewoon mee zijn doorgegaan.” Het leidde tot een tekort van twee ton op de schoolbegroting. Dat gat kan hij nu nog dichten met subsidiegeld dat de school kreeg om corona-achterstanden in te halen. Dat lag nog op de plank. „Maar dat geld is straks ook op”, zegt Wassenaar. „Het is fijn dat we niet meteen hoeven te stoppen met wat we in gang hebben gezet, maar volgend jaar heb ik geen geld meer om leerkrachten te laten coachen of vrij te stellen voor het coördineren van het reken- en taalonderwijs.”
Met een schietstok in zijn linkerhand en een buks in zijn rechter-, loopt Albert Hofstra met grote passen door het natte gras vlak bij een industrieterrein op West-Terschelling. Met elke stap zinken zijn laarzen een beetje weg in de bodem. Plotseling staat hij stil. Hofstra plant de schietstok (een statief voor de buks) in de grond, tuurt aandachtig door een warmtekijker en fluistert dan: „Ja hoor, daar zit er een.”
Met het blote oog is niet te zien waar Hofstra naar kijkt. Het enige licht is het schijnsel van de Brandaris, de vuurtoren, dat het pad telkens een fractie verlicht. Maar Hofstra heeft genoeg aan de warmtebeelden. Hij stelt de buks een paar keer bij en schiet vervolgens door de spijlen van een hek. „Raak. Dat was een grote rat, dat hoor je aan de plof.”
Hofstra heeft deze decemberavond een missie: ratten bestrijden. Decennialang genoot Terschelling als enige gemeente in Nederland een ratvrij bestaan, maar daar kwam deze zomer verandering in – al vermoedt de jager dat de knaagdieren al langer op het eiland verblijven. Inmiddels kampt Terschelling met een plaag. In een poging het eiland weer ratvrij te maken – of ten minste om de populatie te beheersen – heeft de gemeente Hofstra ingeschakeld.
Het begon een paar maanden geleden met de vondst van twee dode ratten, vertelt wethouder Bert Wassink in zijn werkkamer in het gemeentehuis. „We hebben de eilanders toen meteen gevraagd melding te maken als ze iets zouden zien. Een ecoloog ging op de meldingen af en deed ook zelf onderzoek met camera’s en vallen.” Hoewel sommige bewoners een egel of woelmuis voor een rat bleken te hebben aangezien, concludeerde de ecoloog dat het niet langer viel te ontkennen: de rat heeft het eiland bereikt, vermoedelijk via veerboot of (vee)transport.
Lees ook
Een zomer vol rattenophef, ‘de mens zelf is de grootste aanstichter’
Begin november sprak de gemeenteraad over de kwestie. Er werd 30.000 euro vrijgemaakt voor de bestrijding van de rat, voor volgend jaar nog eens ruim 50.000 euro. „Normaal houden ze de hand op de knip, maar hier hoefde ik niet eens om te vragen”, zegt Wassink.
Hoe die bestrijding eruit moest zien, was niet meteen duidelijk, zegt de wethouder. „De rat is nieuw, we hebben natuurlijk geen expertise op dit gebied.” Er werd een collega van de gemeente Ameland betrokken, waar de knaagdieren drie jaar geleden een plaag vormden. Uiteindelijk kwamen Hofstra en Jos Kruis – zijn collega van wie Hofstra het vak drie jaar geleden leerde – in beeld.
Door de afwezigheid van grondpredatoren – vossen en marters komen op het eiland niet voor – heeft de rat geen natuurlijke vijanden
Het is de bedoeling dat het duo de rattenkolonie op korte termijn flink inperkt. Dat doen ze met een gedempte persluchtbuks, geladen met loodvrije pellets van 5.5 milimeter. Om de ratten ‘humaan’ te doden, schieten de jagers het beest tussen de ogen of in het hart-longgebied, zodat de rat zo min mogelijk lijdt. Ze kunnen accuraat schieten tot dertig meter. Hofstra heeft tijdens een eerste bezoek 50 ratten afgeschoten op twee locaties. Na een tweede sessie stond de teller op 96. Daarmee denken de jagers het grootste deel van de populatie te hebben uitgeroeid.
Ook voor de lange termijn heeft de gemeente een plan. Kruis gaat zes eilanders opleiden tot rattenjagers, zodat ze in het vervolg snel kunnen ingrijpen bij meldingen. „Ik hoop, misschien tegen beter weten in, dat we de rat weer van het eiland krijgen”, zegt Wassink.
Als een van de eersten ontdekte boswachter Wanda Bakker afgelopen zomer een rat op het eiland. Tijdens een nachtsurveillance met een collega spotte ze eentje in de buurt van recreatiewoningen in West aan Zee. „Dat kan toch niet, dachten wij”, zegt Bakker. Maar gezien de omvang en kale staart kon het niet anders.
De aanwezigheid van het knaagdier is vervelend voor de eilanders, die vrezen voor overlast bij recreatiewoningen en op boerderijen, waar de dieren schade aan elektriciteit en gewassen kunnen veroorzaken. Ook kunnen ratten de besmettelijke ziekte van Weil overbrengen op mensen, met klachten als hoge koorts tot gevolg.
Maar de eilanders maken zich het meest zorgen over de natuur. Door de geïsoleerde ligging van Terschelling, dat voor een groot deel uit Natura 2000-gebied bestaat, heeft het eiland een uniek ecosysteem. Grondpredatoren – vossen en marters – komen op het eiland niet voor. De rat heeft derhalve geen natuurlijke vijanden en kan alles leegroven.
Daarmee vormt de rat vooral een gevaar voor de vogels, vertelt Bakker terwijl ze over het zanderige paadje langs het Waterplak loopt. De hei van de duinvallei net voorbij West aan Zee heeft herfstkleuren aangenomen, waar Bakker met haar legergroene pak van Staatsbosbeheer af en toe in lijkt te verdwijnen. „Zie je die donkere plekken in de bomen daar verderop?”, vraagt ze terwijl ze haar verrekijker doorgeeft. „Dat zijn de nesten van aalscholvers. Ze zijn er nu niet, anders zou je ze wel ruiken, maar in het voorjaar komen ze hier in groten getale broeden.”
De aalscholvers broeden ook op de bodem, net als de grote lepelaarskolonie die Terschelling ieder jaar aandoet. Door de aanvankelijke afwezigheid van grondpredatoren achten de vogels het veilig om hun eieren op de grond te leggen. Maar ratten kunnen ze dus makkelijk roven. „En als die eieren worden opgevreten, keren de vogels misschien niet terug”, zegt Bakker.
Lees ook
Ratten gaan de strijd aan met de illegale handel in flora en fauna
Zo ver lijkt het nog niet. Tot nu toe is de rat vooral aan de westkant van het eiland gezien, in de buurt van het eerdergenoemde industrieterrein, niet in de natuurgebieden van Staatsbosbeheer. „De rat is gericht op de mens, in diens nabijheid vindt het dier voedsel en vuilnis”, zegt Bakker.
Wel hebben de knaagdieren al hun weg gevonden naar de polder, waar weidevogels als kluten, wulpen en scholeksters op de grond broeden. Bakker: „Wij willen de vogels beschermen, zodat ze terugkomen om te broeden en ze daarna weer veilig kunnen uitvliegen.”
Het broedseizoen, dat halverwege maart begint, moet uitwijzen of de vogels hun nesten nog veilig op de grond kunnen bouwen. Met nesttellingen houden de boswachters dat in de gaten. En intussen blijven ze leren over de rat, met hulp van ervaren collega-boswachters van Vlieland. „Die kunnen bijvoorbeeld aan de schade aan eieren zien of ze gepredeerd zijn door een rat”, zegt Bakker.
Lerenderwijs moeten de boswachters ook ontdekken of de rat nog meer ontwricht. „Eet een rat bijvoorbeeld ook kleine konijntjes?”, vraagt Bakker. „Dat zou het ecosysteem verstoren, omdat konijnen belangrijke duinbeheerders zijn. Hun keutels werken als mest voor duinviooltjes, tapuiten gebruiken konijnenholen om te broeden, en met hun grazen voorkomen ze dat de duinen dichtgroeien”, zegt Bakker.
We willen de vogels beschermen, zodat ze terugkomen om te broeden en ze daarna veilig kunnen uitvliegen
Voor dat laatste worden ook andere dieren ingezet, zegt Bakker, terwijl ze naar een groep paarden wijst op een duin, waarachter de Noordzee bruist. „Dit zijn paarden van particulieren, maar we hebben ook eigen geiten, exmoorpony’s en galloways (grote runderen) grazen in de gebieden van Staatsbosbeheer. Zo blijft het duin open en blijven bijzondere soorten behouden.”
Na twee rondjes rondom en over het industrieterrein rijdt Hofstra naar een boerderij. Het geloei is buiten al goed te horen. Op de hooizolder heeft de jager twee weken eerder op één avond 27 ratten geschoten, maar deze avond laten de knaagdieren zich maar spaarzaam zien.
Met de warmtekijker speurt Hofstra de zolder en de daaronder gelegen koeienstal af. Na een halfuur ontdekt hij iets in de hoek. Het blijkt een vogeltje. „Dat zullen we toch maar niet doen”, zegt Hofstra. Vlak daarna draait hij de buks naar beneden, waar hij een rat ziet lopen in de stal. Raak. Een van de koeien staat op, loopt naar het dode beest en blijft minutenlang roerloos naar het lijkje kijken.
Aan het eind van de avond verzamelen Hofstra en Kruis, die buiten een ronde deed, de buit. Met een grijpstok leggen ze de dode beesten keurig op een rij. „Het zijn kleintjes”, zegt Hofstra terwijl hij de ratten recht legt. „Gisteren hadden we een grote rat, die zeker drie jaar oud was.”
Ze tellen de ratten, kijken hun magazijnen na op kogels en spoelen dan hun laarzen af. Zestien dode ratten in totaal. Een geslaagde avond, maar wel het laagste aantal tot nu toe. Meestal hebben ze zo’n drie sessies op één plek nodig om de populatie aanzienlijk te verminderen, zegt Hofstra. „Je vindt ze nooit allemaal, maar na drie bezoeken hebben we meestal zo’n 90 procent van de ratten weggeschoten. Dat scheelt een hoop overlast.”
Lees ook
Ratten schieten in de manege: loeren door een nachtkijker en dan pats-boem
Tussenuur. Twee jongens zitten onderuitgezakt op een bank in de aula, handen in de zakken. Ze kijken een beetje rond en zeggen weinig tegen elkaar. Een ander groepje jongens speelt wild een potje tafelvoetbal. Aan een tafel leest een meisje een schoolboek. Zo zonder telefoons lijkt het wel 1994 in plaats van 2024, zeker nu ook de mode uit die tijd weer terug is: de tieners dragen baggy broeken, hoodies, sportkleding.
Ongeveer een jaar geleden was NRC hier ook, op het Leonardo College, een school voor mavo, havo en vwo in Leiden. Het was december 2023 en het landelijke ‘mobieltjesverbod’ voor middelbare scholen zou bijna ingaan, op 1 januari 2024. Een verbod is het eigenlijk niet, wel een dringend advies van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) aan scholen om geen mobiele telefoons meer toe te staan in de klas. Sinds het begin van dit schooljaar geldt het ook op basisscholen en in het speciaal onderwijs.
Tijdens het vorige bezoek van NRC waren ze op het Leonardo College alvast aan het oefenen met het verbod, waar scholen zelf invulling aan mogen geven. Op het Leonardo gingen ze in die oefenweek voor ‘thuis of in de kluis’. Leerlingen mochten dus de gehele schooldag niet op hun telefoon. Na die oefenweek besloot de school, naar aanleiding van een enquête onder leerlingen, om de mobieltjes voorlopig alléén uit de klas te weren.
Maar sinds eind augustus, het begin van dit schooljaar, geldt er tóch een totaalverbod, vertelt plaatsvervangend rector Mirre van der Heiden in haar werkkamer. „De andere regel bleek slecht te handhaven, want je kunt altijd zeggen dat je een tussenuur hebt als je door de gang loopt met je mobiel in de hand. En leerlingen namen ‘m tóch mee de klas in, omdat de telefoon niet per se in de kluis hoefde. Dat leverde leraren strijd op aan het begin van de lessen.”
Volgens Van der Heiden was het nog niet zo simpel om een totaalverbod in te stellen. De school wilde dat eerst via het leerlingenreglement doen, waarover leerlingen in de medezeggenschapsraad stemmen. Maar daar zat dit jaar maar één leerling in. „En we vonden deze beslissing te groot voor één leerling. Uiteindelijk heeft het schoolbestuur het geregeld via het leerlingenstatuut.”
Met het telefoonverbod wil het kabinet een ‘leeromgeving’ scheppen „waarin leerlingen zich kunnen concentreren, betrokken kunnen zijn en docenten effectief kunnen lesgeven”, schreef staatssecretaris Mariëlle Paul (Funderend Onderwijs en Emancipatie, VVD) in november 2023 in een Kamerbrief.
Na een paar maanden bleken scholen overwegend positief over het verbod, blijkt uit een onderzoek in opdracht van OCW. Ze merken dat er meer sociale interactie is tussen leerlingen en dat ze geconcentreerder zijn in de les. Dat leerlingen meer met elkaar bezig zijn, zorgt echter op sommige scholen ook voor meer incidenten en ruzies. Of de schoolprestaties van leerlingen verbeterd zijn door het verbod, vonden scholen lastig te zeggen; daar spelen immers allerlei factoren mee.
Ook schooldirecteur Van der Heiden is over het algemeen positief. „Ik denk wel dat leerlingen na schooltijd alsnog vastgeplakt zitten aan hun telefoon en de verloren schermtijd misschien zelfs wel inhalen. Maar je leert kinderen wel om hun mobiel weg te leggen, om het verlangen naar hun telefoon even opzij te zetten.”
Ze is niet gek; ze wéét dat veel leerlingen hun telefoon gewoon in hun tas of broekzak hebben zitten in plaats van thuis of in de kluis. „Maar dat is van alle tijden: je probeert de regels te omzeilen, af en toe word je gesnapt en dan neem je je verlies.” Op ’t Leonardo moet je je telefoon dan inleveren. Pas na tien over vier mag je ‘m weer ophalen.
Voor henzelf heeft het mobieltjesverbod niet zoveel zin, zegt een groepje vwo 6-leerlingen dat op de gang huiswerk zit te maken. Zij zaten „sowieso al niet echt” op hun telefoon tijdens de les, zegt Felien (18). En ze deden ook gewoon leuk met elkaar in de pauzes. Hun telefoon hebben ze trouwens in hun broekzak en als ze ‘m voelen trillen, gaan ze even naar de wc om hun berichten te checken.
Ik vind het echt goed dat onderbouwers leren dat ze niet op hun telefoon moeten zitten
Felien: „Maar misschien heeft het voor de onderbouw wel nut, want dan ben je nog heel bang voor iedereen.” Waarmee ze bedoelt dat de telefoon voor verlegen tieners een sociaal schild kan zijn, waardoor ze die overdadig gebruiken.
„Ja, ik vind het echt goed dat onderbouwers leren dat ze gewoon niet op hun telefoon moeten zitten”, zegt Noa (17). „En ik vind het leuk om te zien dat ze echt met elkaar praten in de pauze. Ik denk dat je zo ook sneller mensen leert kennen.”
Afgelopen jaar verscheen ook een onderzoek van de Radboud Universiteit naar het telefoonverbod, waarvoor leerlingen van twee scholen in de regio Nijmegen werden bevraagd. De onderzoekers vonden onder meer het ‘third person effect’: leerlingen in de bovenbouw vinden het verbod vooral nuttig voor leerlingen in de onderbouw. „De eerste klassen zijn verslaafd, dus dit is goed voor hun (sic)”, zei een leerling.
In het onderzoek geven leerlingen het telefoonbeleid gemiddeld een 4,8. Ze zeggen onder meer dat het „geen voordelen” heeft en dat het „stom”, „onzin” of „kut” is. Ze vinden het onhandig dat ze hun rooster en cijferapp Magister niet meer kunnen checken, dat ze geen praktische dingen met hun ouders kunnen regelen en dat ze minder bereikbaar zijn voor vrienden. Sommigen vervelen zich meer op school. 46 procent geeft aan de telefoon buiten schooltijd vaker te gebruiken.
De leerlingen zijn niet alleen maar negatief. 20 procent geeft aan minder afgeleid te zijn in de les. 40 procent vindt het gezelliger tijdens de pauzes en de helft praat meer met vrienden en klasgenoten.
Het is „gewoon onhandig”, zegt Roumaissa (16) uit havo 4. Ze zit met twee klasgenoten aan een tafel een verslag te maken voor aardrijkskunde. „Om woordjes te leren gebruikte ik altijd mijn telefoon. En ik kan mijn rooster niet meer checken.” In de aula hangen nu beeldschermen met de roosters, maar daar heeft Roumaissa niets aan. „Als je al boven bent, kun je niet meer gaan kijken.”
Het is ook drukker, zegt ze. Geïrriteerd: „Jongens gaan nu meer doen, ze gaan vechten, aan elkaar zitten, want ze vervelen zich.”
Sakina (16) deelt Roumaissa’s mening, maar „mijn moeder vindt het verbod helemaal geweldig”, lacht ze.
Toch lijken de leerlingen op het Leonardo een tikje minder negatief dan bij het bezoek van vorig jaar. Toen werden er helemaal geen voordelen genoemd en was het vooral héél saai zonder telefoon.
Jongens gaan nu meer vechten, want ze vervelen zich
Pip (14) uit vwo 3 legt het uit. „Oké, hear me out!” zegt ze. Haar vijf klasgenoten aan tafel, allemaal meiden, giechelen. Op tafel liggen samenvattingen in mooie handschriften, versierd met markeerstiften in hippe kleurtjes. „In het begin is het echt niet leuk, want je zit elkaar een beetje in stilte aan te staren. En ik wilde mijn mammie appen enzo. Maar oprecht, het heeft écht voordelen: het is echt tachtig-twenty, eerst was het fifty-fifty.”
De rest is het met haar eens: in een tussenuur gaan ze nu kletsen of huiswerk maken, waar ze eerst het hele uur op hun telefoon zouden hebben gezeten. Onhandig is dat ze geen „leuke herinneringen” (foto’s) meer kunnen maken met elkaar. Af en toe spelen ze een kaartspelletje. Tafelvoetballen doen vooral de jongens.
Ja, hoe denken de jongens er eigenlijk over? Jens (14) en Destan (15) uit vwo 3 kijken verstoord op van hun potje tafelvoetbal in de aula. De één maakte net bijna een goal. Ze geven korte antwoorden, terwijl hun ogen gericht blijven op het witte balletje dat roerloos voor de goal ligt. „In het begin vond ik het wel kut, maar daarna vond ik het eigenlijk wel prima”, zegt Jens.
„Mogen wij na jullie een potje?”, komt een andere jongen vragen.
„Ja, prima”, zegt Jens.