Jimmy Carter, de onbegrepen president: volks, eerlijk en tobberig

Jimmy Carter, een van de meest onbegrepen Amerikaanse presidenten van de twintigste eeuw, is zondag op 100-jarige leeftijd overleden, heeft zijn zoon bekendgemaakt. Carter bleef tot op hoge leeftijd actief als schrijver, spreker en voorganger. Hij liet de Verenigde Staten, in ieder geval tijdelijk, afrekenen met het trauma van ‘Watergate’. Als mensenrechtenactivist won hij in 2002 de Nobelprijs voor de Vrede. Carter diende één termijn als president, van 1977 tot 1981.

Toen hij aantrad, gold de Democraat als het frisse alternatief voor corrupt Washington, na de cynische jaren van Vietnam, Watergate en Nixon. De VS omarmden Jimmy Carter als anti-politicus: volks, direct, eerlijk. Hij was zijn tijd vooruit. Schoppen tegen de gevestigde orde, en jezelf presenteren als ‘Regular Joe’, is bijna routine geworden onder presidentskandidaten.

Vier jaar later zat het er alweer op, toen Ronald Reagan de verkiezingen van 1980 won, en Carters herverkiezing blokkeerde. De laatste twee jaar van zijn presidentschap waren grotendeels mislukt. Carter werd ongewild de wegbereider van een conservatieve wederopstanding, die tot op de dag van vandaag sporen nalaat. In die zin heeft hij twee grote politieke transformaties op zijn naam staan.

Onbegrepen president

Jimmy Carter was een onbegrepen president. Conservatieven zagen in hem achteraf de radicaalste progressief die ooit het Witte huis bewoonde. De jaren na zijn presidentschap werd Carter door Republikeinen als schrikbeeld aangehaald. Bij veel Democraten is vooral de moralistische kant van Carter blijven hangen: zijn nadruk op familiewaarden, op eenvoudig leven.

Beide visies kloppen maar ten dele. Carter was niet de socialist die revisionistisch-rechts van hem maakte. Hij geloofde in een kleine overheid, predikte zuinigheid en was voor grote persoonlijke vrijheden. Er zat een echte zuiderling in hem, die rotsvaste overtuigingen verborg achter een vriendelijke, zachtaardige manier van doen.

Carter was niet de socialist die revisionistisch-rechts Amerika van hem maakte

Progressieven zien soms te weinig dat Carter grensverleggend beleid op zijn naam heeft staan, onder meer op het gebied van milieu en energiebeleid. In 1979 tekenden de Egyptische president Anwar Sadat en de Israëlische premier Menachem Begin een historisch vredesakkoord in Washington. Ook zijn grootste blamage ligt op buitenlands terrein: de Iraanse gijzelingscrisis van 1979.

De karakteristieke grijnslach van Carter, die hem zo vaak van pas kwam, dateert uit zijn jeugd, merkte zijn biograaf Julian E. Zelizer op. Carter gebruikte de lach om de haat tegen zijn vader te maskeren. Zijn ouders waren boeren in het gehucht Archery, Georgia. Jimmy, geboren in oktober 1924, hielp mee op de boerderij, waar onder meer pinda’s werden verbouwd. Zijn vader was streng, en eiste volledige toewijding aan het boerenbedrijf. Jimmy had andere plannen: hij wilde bij de marine.

Jimmy Carter met een handvol pinda’s op campagne in Boston voor de presidentsverkiezingen van 1976, die hij zou winnen. Carter hielp in zijn jeugd mee op de boerderij van zijn ouders in Georgia, waar onder meer pinda’s werden verbouwd.
Foto Mikki Ansin/Getty Images

Nadat hij vanaf 1946 enkele jaren op verschillende bases had gediend, nam hij in 1953 ontslag om het flink uitgebreide bedrijf van zijn overleden vader over te nemen. Jimmy en zijn vrouw Rosalynn keerden met gemengde gevoelens terug naar het oerconservatieve Georgia. Segregatie, geweld en raciale spanningen domineerden, en inspireerden Carter tot een politieke carrière, al hield hij zich in het openbaar op de vlakte. In 1962 werd hij gekozen in de deelstaatsenaat van Georgia, en vier jaar later deed hij een mislukte gooi naar het gouverneurschap.

Kort na die verloren verkiezing wandelde Jimmy Carter met zijn diepgelovige zus door het bos. Tijdens die wandeling, vertelde hij later, werd hij een radicale, wedergeboren christen. „Ik kwam erachter dat ik iets heel moois miste, een volledige toewijding aan Christus.”

Prediker die apolitieke massa bereikte

Carter begon als evangelisch spiritueel leider te preken en reisde conferenties af. Die bekering viel samen met een grote opkomst van de evangelisch-christelijke beweging in de VS. Via massamedia en grote bijeenkomsten werd een groot publiek bereikt, dat grotendeels apolitiek was. Jimmy Carter was de eerste politicus die contact kreeg met die groeiende groep kiezers. In 1970 werd hij alsnog gekozen tot gouverneur van Georgia.

Al snel kreeg Carter landelijke ambities. Hij keek met afschuw naar de onttakeling van Richard Nixon en was ervan overtuigd dat hij het beter zou kunnen. Hij maakte ook een tactische afweging: als zuidelijke Democraat zou hij conservatief en progressief Amerika kunnen verenigen. Zijn biograaf Douglas Brinkley merkte eens op dat dit de twee botsende kenmerken van Carter waren: „Hij is een van de meest ambitieuze mensen die je ooit zult tegenkomen. Die overmoed en arrogantie, en ook die christelijke nederigheid, maken hem complex. Die tweestrijd voert hij voortdurend.”

Die overmoed en arrogantie, en ook die christelijke nederigheid, maken hem complex. Die tweestrijd voert hij voortdurend

Douglas Brinkley
biograaf

Carters anti-elitaire stijl begon landelijk op te vallen. ‘Peanut Farmer for President’, was de kop boven het eerste profiel van Carter in The New York Times, in 1975. De krant plaatste er een tekening bij van Carter als pindaboer. Grote grijns, hoed van stro op. Carter werd „mild, bedachtzaam, aardig” genoemd. Amerikanen waren zich gaan schamen voor hun overheid, zei Carter. Hij wilde het vertrouwen terugbrengen met een volkse, benaderbare stijl.

Persoonlijkheid boven ideeën

Carter voerde campagne met een slogan die zijn tijd ver vooruit was: Why not the best? Niet alleen was het tekenend voor Carters zelfvertrouwen, hij liet er ook mee zien dat persoonlijkheid in de politiek boven ideeën gaat. Carter voerde dan ook een weinig concrete campagne, die volledig over zijn karakter ging. „Als ik ooit tegen u lieg, wil ik dat u mij de rug toekeert”, zei hij.

Daarbij maakte Carter gebruik van de ideologische verdeeldheid in de Democratische Partij. De zuidelijke populist en segregationist George Wallace vertegenwoordigde de uitstervende conservatieve vleugel in de partij. De progressieven, die Carters gepraat over familiewaarden wantrouwden, kwamen met meerdere sterke kandidaten. Zo werd dat kamp zwakker, en kon Carter verrassend de voorverkiezingen winnen.


Lees ook

Keuze voor zuiderling Carter versterkt nationale eenheid

Bij de verkiezingen van 1976 versloeg Jimmy Carter zittend president Gerald Ford. De Republikein had een zware voorverkiezingsrace achter de rug, was niet populair, en leek kwetsbaar. Maar ook Carter maakte fouten. Vlak voordat hij gekozen werd, gaf hij een interview aan Playboy, bedoeld om zijn kosmopolitische kant te laten zien. Carter praatte openhartig over zijn „lustgevoelens” voor andere vrouwen. „Ik heb vele malen in mijn hart overspel gepleegd.” Carter won de verkiezingen nipt.

Als president wilde Carter aanvankelijk een nederige rol spelen. De energiecrisis ging hij te lijf met grote en kleine maatregelen. Al na twee weken riep hij Amerikanen in een toespraak op zuiniger te leven, bijvoorbeeld door de thermostaat lager te zetten. Hij gaf zelf het voorbeeld door de airconditioning in het Witte Huis uit te zetten, de limousine van de hand te doen en zijn jacht te verkopen.

In 1978 was Carter de architect van een historisch vredespact tussen Israël en Egypte. De Camp David-akkoorden werden onder zijn toeziend oog getekend op het Witte Huis, door de Egyptische president Anwar Sadat en de Israëlische premier Menachem Begin.
Foto Jimmy Carter Library/National Archives via Reuters

De eerste twee jaar genoot Carter ongekend hoge populariteitscijfers. Hij behaalde grote successen, zoals een akkoord over het Panamakanaal in 1978 en een (door het Congres afgezwakt) energieplan. Daarna kwam de klad erin. Er is nog altijd debat onder politicologen over de vraag waarom de Amerikaanse kiezer na twee jaar uitgekeken raakte op Carter. Ten dele was de succesformule uitgewerkt. Carter kreeg minder gedaan in Washington, maar was wel de architect van het vredesakkoord tussen Israël en Egypte. „Zonder Carter geen vrede”, zei diplomaat Aaron David Miller later.

De onderhandelingen waren complex, omdat ze zowel gingen over de Israëlische bezetting van de Sinaï, als het Israëlisch-Palestijnse conflict. Carter koppelde die twee dossiers los, omdat hij voorzag dat vrede anders niet haalbaar was. De Camp David-akkoorden regelden volledige terugtrekking uit de Sinaï, en vrede tussen beide landen.

Geen vredesduif

De regering-Carter bestond niet uit vredesduiven. Carter stond een harde koers ten opzichte van de Sovjet-Unie voor. Dit werd onder meer ingefluisterd door zijn nationale veiligheidsadviseur, de van oorsprong Poolse anticommunist Zbigniew Brzezinski. Defensie-uitgaven gingen fors omhoog en er werd meer een confrontatiepolitiek gevoerd.

Sovjet-leider Leonid Brezjnev kust Jimmy Carter na de ondertekening van het SALT II-verdrag in Wenen in 1979. Dat voorzag in beperking van het aantal kernwapens.
Foto Bettmann

Carter en Sovjet-leider Leonid Brezjnev tekenden in 1979 nog het SALT II-verdrag, dat het aantal nucleaire wapens moest verkleinen. Zes maanden later viel Moskou Afghanistan binnen, waardoor de ratificatie in Washington werd opgeschort. Beide partijen hielden zich overigens wel aan het akkoord.

De inval in Afghanistan, waar de Amerikanen al een schaduwoorlog voerden door islamitische rebellen te bewapenen, leidde tot een ernstige bekoeling van de betrekkingen. Maar achter de schermen was de stemming minder razend. Brzezinski vertelde in 1998 dat hij opgetogen was. De Russische oorlog was „een fantastisch idee”. „De dag dat de Sovjets de grens overstaken, schreef ik president Carter: ‘We hebben nu de kans de Sovjet-Unie een eigen Vietnam te geven’.”

De gijzelingscrisis in Iran was een grote smet op Carters presidentschap. Nadat de autocratische sjah was afgezet in 1979, bood Carter hem in oktober 1979 een behandeling wegens kanker aan in de VS. Carter, en het kabinet, twijfelden lang, uit angst dat er iets met de Amerikaanse ambassade in Teheran zou gebeuren. „Wat als ze gegijzeld worden, wat doen we dan?”, vroeg Carter aan zijn ministers. Vicepresident Walter Mondale zei later: „De kamer viel stil. Niemand wist een antwoord. We wisten nooit een antwoord.”

Een maand later, op 4 november 1979, werd de Amerikaanse ambassade in Teheran binnengevallen door een menigte studenten en militanten. Daarbij werden 66 mensen gegijzeld, van wie veertien binnen een paar maanden werden vrijgelaten. De gijzelnemers, die de volle steun kregen van toenmalig leider Ruhollah Khomeiny, eisten van Carter de uitlevering van de afgezette sjah van Iran, die op dat moment in New York werd behandeld. De gijzeling was extra ontluisterend voor de VS, omdat het de aandacht vestigde op de voortdurende Amerikaanse bemoeienis met Iran. In 1953 was de democratisch gekozen premier Mohammad Mossadeq met hulp van de CIA afgezet, waarna de pro-Amerikaanse sjah in het zadel werd geholpen.

Carter besloot tot een bevrijdingsoperatie, die mislukte. De crisis modderde voort tot tijdens de presidentsrace van 1980, waarin Carter werd uitgedaagd door Ronald Reagan. Na Carters verlies werden de onderhandelingen geopend. Een half uur na Reagans beëdiging, in januari 1981, kwamen de gegijzelden na 444 dagen vrij.

President Carter (links) met vicepresident Walter Mondale (midden) en minister van Buitenlandse Zaken Cyrus Vance (rechts) tijdens een religieuze dienst voor de gegijzelde Amerikanen in Teheran in 1979.
Foto Ira Schwarz/AP

Carter werd tobberig

Dat Reagan van Carter kon winnen, had onder meer met de stijl van de president te maken. Jimmy Carter was tobberig geworden. Hij gaf in juli 1979 een tv-toespraak over de „vertrouwenscrisis” tussen burgers en president, „een crisis die het hart en de ziel van onze nationale wil raakt”. Carter gaf toe dat veel plannen niet, of maar half gelukt waren. Hij las kritiek voor, die hij had gehoord: „ ‘U ziet de mensen niet meer staan.’” En: „ ‘U leidt dit land niet – u bestuurt alleen een regering.’”

Het was in de kern een christelijk geïnspireerde toespraak, waarin Carter zijn zonden beleed en om vergiffenis vroeg. Gedurfd, maar politiek onhandig. Carter, zei Walter Mondale, vond politiek echter kleiner dan moraal. Hij ontsloeg vijf kabinetsleden – een stap die door de buitenwereld als een teken van paniek werd gezien. En hij werd het mikpunt van spot. Een verhaal over een groot konijn dat hem zou hebben aangevallen toen hij aan het vissen was, aangedikt door een aangeschoten medewerker, vormde de basis voor talloze Carter-grappen.

De progressieve vleugel van de Democraten verloor het vertrouwen in de president, en droeg Ted Kennedy voor als alternatief. Kennedy kreeg op de Democratische Conventie in 1980 bijna 35 procent van de gedelegeerden achter zich – een zelden vertoonde motie van wantrouwen voor een zittende president.

Ronald Reagan was al jaren in opmars als nieuwe conservatieve leider. Reagan was een verhalenverteller, net als Carter. Ook hij speelde in op de angst en neerslachtigheid in het land. Alleen: hij leed niet mee, maar bood een alternatief. Amerika was te groots, te fantastisch om een crisis aan zichzelf te danken te hebben, zei Reagan. De oorzaak moest wel in het Witte Huis liggen. Reagan zaaide net als Carter angstbeelden, schrijft Rick Perlstein in zijn boek The Invisible Bridge (2014), maar gaf zichzelf een aura van optimisme. Dat werd de sleutel tot zijn overwinning in 1980.

Jimmy Carter, die in de jaren zestig enige tijd evangelisch predikant was, was tot vlak voor zijn overlijden nog actief in de Maranatha Baptist Church in Plains, Georgia.
Foto Paul Hennessy/Getty Images

Als president was zijn carrière vroeg gebroken, maar Carter werd een succesvol ex-president. Hij richtte het Carter Center op, dat zich vooral richt op oorlogs- en vredesvraagstukken. Hij schreef talloze boeken, en werd mensenrechtenactivist. Hij bemiddelde, met wisselend succes, tussen Israël en Hamas, in Noord-Korea en Haïti. En hij bleef bijna wekelijks de zondagsschool leiden in zijn kerk, de Maranatha Baptist Church in Plains.

Carter bleef tot op hoge leeftijd actief in het openbare leven en trok zich daar pas uit terug na de dood van Rosalynn, in november 2023 . Hij hielp mee met de wederopbouw van door orkanen en stormen geteisterde steden en zamelde onvermoeibaar geld in. Tv-komiek Stephen Colbert smeekte Carter (destijds 93 jaar oud) midden in het Trump-tijdperk bijna om weer presidentskandidaat te worden. Carter antwoordde: „Ik denk dat er een leeftijdgrens is van 93 jaar.”

Toen in de zomer van 2015 bekend werd dat Carter kanker had, werd zijn kerk een bedevaartsoord voor Carter-fans, die voor de deur kampeerden om een stoel te bemachtigen. Zijn geloof was tot het einde van zijn leven de drijvende kracht in zijn leven. Zoals hij zelf eens zei: „Mijn geloof eist dat ik een verschil maak. Wat ik ook maar kan, waar ik ook maar ben, wanneer ik ook maar kan, zolang ik ook maar kan, met wat ik ook maar heb.”