
Tijdens de eerste Oud en Nieuw in Nederland die ik me herinner, was ik een jaar of zeven. Wij woonden hier nog maar net als vluchtelingen van een dictatuur. Oud en Nieuw vierden we in de Pijp in Amsterdam in het huis dat oma en opa, blijkt nu, hadden gepikt van hardwerkende Nederlanders. Na het eten stonden we buiten, overal ging vuurwerk af. De volwassenen in ons gezelschap waren verrast. Die dachten dat vuurwerk afsteken rond de jaarwisseling iets typisch Uruguayaans was. Ik kan niet verklaren hoe dat kon. Ze moesten allemaal genoeg films en boeken tot zich hebben genomen waarin andere culturen voorkwamen die Oud en Nieuw met vuurwerk vierden. Buskruit werd door Chinezen uitgevonden. Niet door Uruguayanen. Mijn opa was bovendien scheikundige. Hij had kunnen weten dat Nederland ook vuurwerk had. Daarnaast wordt in de dagen voor de jaarwisseling regelmatig vuurwerk afgestoken. Hoe konden ze denken dat in Nederland niets aan ‘fuegos artificiales’ zou worden gedaan? Klokslag twaalf waren we allemaal verbijsterd tot die verbijstering, zoals ze meestal doet, ruimte maakte voor teleurstelling. Wij hadden geen vuurwerk. Nog geen sterretjes. Opa rommelde in de keuken en kwam terug met aluminiumsponzen. Die bond hij vast aan stukken touw. Hij bracht zijn aansteker naar de spons. Zodra die vlam vatte, moest ik zo hard mogelijk dat touw rondslingeren. Brandende vonkenregens zwierden door de lucht. Aluminiumsponzen werden kometen. Hadden we toch vuurwerk.
Twintig jaar later werkte ik in een café in Den Haag. Voor de jaarwisseling hadden de stamgasten een honderdduizendklapper gekocht die ze tussen twee lantarenpalen spanden. Voor mijn gevoel bleef dat ding de hele dag knallen. Bij de slotknal stond een lantarenpaal helemaal scheef. Iedereen lachen. Ik vertelde dat aan mijn moeder die allang weer in Uruguay woonde. Ze vond het niet grappig. In Uruguay zijn veel straten niet verlicht. Als Nederlanders hun lantarenpalen niet koesterden, moest ik dat doen. Ik moest die hersenloze stamgasten hierop aanspreken. Ik keek wel uit. Zij was misschien na al die jaren in Uruguay weer volledig uitgeburgerd, maar ik niet. When in Rome, do as the romans do, ook als die hun eigen stad verknallen. Toen in 2019 half Scheveningen werd geflambeerd, moest ik haar de beelden sturen voor ze me geloofde. Dit jaar vertelde ik haar alvast over Cobra’s, flitspoeder en hele huizenblokken die tegenwoordig met vuurwerk worden opgeblazen.
Ze vroeg of ik me de aluminiumsponsjes nog kon herinneren.
Dat kon ik.
Ze vroeg wat ik met Oud en Nieuw ging doen.
Wat veel mensen met thuiswonende dieren doen: zich met de angstige wezens terugtrekken in een zo licht- en geluiddicht mogelijke ruimte en daar, vloekend op vuurwerk en Romeinen, de jaarwisseling uitzitten. Zo onderhand wordt dat pas echt een typisch Hollandse traditie.
Carolina Trujillo is schrijfster.
