Een jaar geleden was Pieter Pot nog failliet, na een doorstart begin dit jaar zegt de verpakkingsvrije online supermarkt nu zijn eerste winstgevende maand achter de rug te hebben. Hoe is het bedrijf daar zo snel in geslaagd?
Om met de winst te beginnen: die is vooralsnog bescheiden, een paar duizend euro op een maandomzet van circa vier ton. „Dat is niet de wereld”, erkent directeur en medeoprichter Jouri Schoemaker. „Maar het is wel de eerste winstgevende maand sinds we zijn opgericht.” Uit contacten met vergelijkbare ondernemingen in Europa weet hij dat Pieter Pot de eerste verpakkingsvrije supermarkt met landelijke dekking is die dat winstgevend weet te doen.
Het bedrijf zegt dat sinds de herstart 12.000 klanten terug zijn gekeerd. „In onze hoogtijdagen lag het aantal vaste klanten rond de 15.000 à 20.000”, zegt de directeur. „Komend jaar willen we weer richting dat aantal. We zien wekelijks klanten terugkomen.”
Bij Pieter Pot 1.0 hadden we ingezet op enorme schaal. Daar kwamen enorme vaste kosten bij kijken
Meer zaken uitbesteed
Om rendabel te worden, opereert het doorgestarte bedrijf anders dan voor het faillissement. „Bij Pieter Pot 1.0 hadden we ingezet op enorme schaal”, zegt Schoemaker. „Daar kwamen enorme vaste kosten bij kijken.” Waar eerder veel operationele zaken werden gedaan door meer dan honderd eigen werknemer, zijn er nu slechts zeven voltijdsbanen. „Vroeger hadden we een enorm warehouse en werden de bestelde producten door onszelf bij elkaar gezocht. Teruggebrachte potten wasten we zelf af. Nu besteden we die operationele zaken uit.”
Schoemaker denkt dat die constructie beter past bij de schaal waarop het bedrijf nu opereert. „We kunnen nu niet in één maand twee keer zoveel bestellingen verwerken, maar onze partners groeien graag met ons mee.” Hij ziet dat andere internetsupermarkten zoals Picnic hun operationele tak wel in eigen beheer hebben. „Met het soort investeringen dat nodig is om dat zelf te ontwikkelen, heb je hele andere schaal nodig. Wij gaan die schaal niet bereiken.”
Niet alleen glas
Vanaf de oprichting stond Pieter Pot bekend om zijn hervulbare glazen weckpotten en flessen, gevuld met producten zoals havervlokken, spaghetti, olijfolie en limonadesiroop. Maar die vorm is niet langer heilig voor de supermarkt. Zo zijn er nu koffiebonen in een biologisch afbreekbare zak te koop. „Die zakken worden snel na het branden gevuld en verkocht. Als we ze eerst zouden overhevelen naar een pot, zou dat tijd kosten en komen de bonen in aanraking met zuurstof wat ten koste gaat van de kwaliteit. Voor dit product is een zak dus beter, terwijl we nog steeds plastic besparen.”
Ook wordt er getest met een roestvrijstalen navulpot. „Het idee is dat mensen thuis nog steeds een glazen pot hebben en de navulling met rijst of havermout daarin overgieten. Die stalen potten zijn lichter en nemen minder ruimte in, want leeg kunnen ze in elkaar geschoven worden. Dat verlaagt de uitstoot tijdens het transport.”
Bestelritme verhogen
Schoemaker denkt dat de lichtgewicht potten ook zullen bijdragen aan een ander doel: mensen vaker laten bestellen. „Klanten hoeven niet meer te wachten tot hun pot leeg is en ze hem kunnen omruilen voor een volle.” Dat bestelritme is belangrijk voor de winstgevendheid van Pieter Pot, dat zijn klanten nu gemiddeld eens in de acht weken terugziet. „Als alle huidige klanten twee keer zo snel een nieuwe bestelling plaatsen, zorgt dat voor meer omzet. Daarvoor zijn we ook ons assortiment aan het uitbreiden.” Nu zijn er 350 producten in de online schappen te vinden, terwijl dat er eerder tegen de 600 waren. Volgens Schoemaker duurt het even voor zowel oude als nieuwe leveranciers hun spullen zonder verpakking kunnen leveren. „Producten zoals chips en snoep zijn nu nergens plasticvrij te krijgen. Daar werken we hard aan.”
Sinds kort staan Pieter Pots hervulbare weckpotten ook in de schappen van een paar fysieke winkels. Daarvoor werkt de internetsupermarkt samen met lokale winkeliers die zich op verpakkingsvrije producten richten. Schoemaker hoopt maandelijks een of twee nieuwe winkelpunten toe te voegen. „Dan kunnen mensen hun grote bestellingen bij ons online doen, en kleine bestellingen om de hoek aanvullen.” Ook moeten nieuwe klanten zo in aanraking met het bedrijf komen.
Autobouwer Stellantis, die onder meer Fiat produceert, heeft dinsdag aan een delegatie van de Italiaanse regering en vakbonden uit de autosector een optimistisch plan voorgelegd. Daarmee lijkt de gespannen relatie tussen de autofabrikant en de regering een nieuwe weg in te slaan na het plotselinge ontslag van ceo Carlos Tavares op 1 december.
Het hoofd van de Europese tak van Stellantis, Jean-Philippe Imparato, beloofde dat Stellantis flink in zijn productie in Italië gaat investeren, nieuwe modellen gaat produceren en geen fabrieken wil sluiten of banen schrappen. Tegelijk koestert niemand de illusie dat ook 2025 geen moeilijk jaar wordt voor de autosector.
In heel Europa gaat de auto-industrie immers door zwaar weer. Vooral de vraag naar elektrische auto’s is gedaald, omdat consumenten onzeker zijn over de Europese regelgeving. Daarnaast blijven elektrische auto’s ook prijzig, zeker vergeleken met goedkopere concurrentie vanuit China.
Hybride modellen
Wat Stellantis beslist, is in Italië ook een regeringszaak. Bij het overleg in Rome waren drie ministers aanwezig. Het bedrijf is in Italië met zo’n veertigduizend werknemers de enige grote autoproducent. In totaal is de productie van auto’s en onderdelen in Italië goed voor zo’n 270.000 banen. Via de export is de sector ook zeer nauw verbonden met Duitsland, waar de auto-industrie in grote moeilijkheden verkeert. Zo wil Volkswagen in Duitsland mogelijk drie fabrieken sluiten.
Dat is Stellantis in Italië dus niet van plan, verzekerde Imparato. Hij gaf ook garanties voor Mirafiori, de historische fabriekswijk in Turijn die onlosmakelijk is verbonden met het merk Fiat. Vanaf november 2025 wordt daar de hybride versie van de Fiat 500 geproduceerd, en vermoedelijk tegen 2027 ook een minder dure versie van de elektrische Fiat 500, die nu in Italië zelf niet goed verkoopt wegens de hoge prijs voor een relatief kleine auto. Stellantis zal van Turijn ook het hoofdkwartier van zijn Europese operaties maken.
Lees ook
Autosector Italië kreunt: ‘Iedereen vraagt zich af wanneer de fabriekspoort voorgoed op slot gaat
Imparato had ook goed nieuws voor de fabrieksvestigingen in Zuid-Italië. De fabriek in Pomigliano d’Arco, nabij Napels, krijgt een nieuw productieplatform waar vanaf 2028 twee nieuwe compacte modellen worden gemaakt. In Melfi, eveneens in Zuid-Italië, wil Stellantis de productie verdrievoudigen door behalve een elektrische ook een hybride uitvoering van de Jeep Compass, Lancia Gamma en de DS7 te produceren.
Stellantis belooft volgend jaar twee miljard euro te investeren in Italië. De Italiaanse regering stelt daar 1,6 miljard euro aan investeringen tegenover voor de toeleveringsketen van de auto-industrie, waarvan meer dan 1 miljard volgend jaar al beschikbaar wordt gesteld.
Losse eindjes
De vakbonden uit de sector spreken van een flinke stap vooruit, al blijven er nog losse eindjes. „Op twee weken tijd, sinds het vertrek van Tavares, is veel vooruitgang geboekt”, zegt Ferdinando Uliano, vakbondsleider bij Fim-Cisl, een syndicaat van metaalarbeiders. „Stellantis belooft een nieuw platform voor compacte wagens en om alle voertuigen ook in een hybride uitvoering te produceren.”
Tegelijk is er de zorg dat de steunmaatregelen van de overheid binnenkort opdrogen. Met zulke sociale maatregelen worden arbeiders in Italië door de overheid tijdelijk doorbetaald als een bedrijf niet genoeg orders heeft, zodat het personeel wel in dienst kan blijven. En omdat er pas vanaf 2026 dankzij de investeringen beduidend meer voertuigen zullen worden geproduceerd, kondigt ook 2025 zich aan als een moeilijk jaar voor de Italiaanse autosector, verwacht de vakbondsman. „De volumes zullen het komende jaar nog niet meteen stijgen.”
Ook gaf Stellantis nog geen duidelijkheid over het plan om een oude Fiat-fabriek in het Zuid-Italiaanse Termoli om te vormen tot een fabriek voor batterijen. De overeenkomst met de Italiaanse overheid, die hierin geld van het Europese coronaherstelfonds Next Generation EU zou investeren, was al gesloten. Maar het consortium, met daarin ook Stellantis, vroeg meer tijd. Een beslissing over die fabriek, die een miljardeninvestering zou betekenen op het vlak van de energietransitie, wordt in 2025 verwacht.
Lees ook
Emden wil niet denken aan sluiting van grote Volkswagen-fabriek: ‘Iedereen is ervan afhankelijk’
Op de kerstmarkt van Gelre Ziekenhuizen in Apeldoorn zijn zelfstandig ondernemers dit jaar niet meer welkom. Op het teamuitje evenmin. Ook een kerstpakket krijgen ze niet. „Een aantal jaar geleden was dat nog wel zo”, zegt hr-manager Astrid van den Eikhof. „Maar door de regels van de Belastingdienst doen we dat nu niet meer. Als je ondernemer wil zijn, weet je dat je die extra’s niet krijgt.”
Het gaat om de regels voor schijnzelfstandigheid. Die bestaan eigenlijk al negen jaar, maar werden niet gehandhaafd omdat dat te ingewikkeld bleek. Nu de Belastingdienst vanaf 1 januari wel gaat handhaven, zijn werkgevers druk bezig hun samenwerking met zzp’ers tegen het licht te houden. Werkgevers die medewerkers ten onrechte als zelfstandige laten werken waar de wet loondienst voorschrijft, lopen dan risico op naheffingen en boetes. Ook schijnzelfstandigen lopen risico: belastingvoordelen die ze hebben gekregen als zelfstandige zouden ze moeten terugbetalen.
De Belastingdienst maakte woensdag bekend het komende jaar nog geen boetes uit te delen. Eerder zou de Belastingdienst alleen werkgevers ontzien die kunnen aantonen dat ze proberen het aantal schijnzelfstandigen te verminderen. Nu heeft de fiscus besloten geen enkele werkgever te beboeten. Wel zal de Belastingdienst naheffingen vorderen.
De afgelopen jaren nam het aantal zelfstandig ondernemers in Nederland flink toe, registreerde de Kamer van Koophandel: van 875.000 in 2014 naar ruim 1,6 miljoen dit jaar. ABN Amro schatte in recent onderzoek dat zo’n 250.000 zzp’ers als schijnzelfstandige werken. Door iemand ten onrechte als zzp’er te laten werken, betalen werkgevers veel minder premies en belastingen. De medewerker kan veel makkelijker zijn of haar werk verliezen, en is vaak niet verzekerd bij ziekte. Vaak genoemde redenen om voor het zelfstandig ondernemerschap te kiezen zijn meer flexibiliteit en een hoger maandbedrag op de bankrekening, hoewel het verschil doorgaans niet zo groot is als daar belastingen, pensioen en verzekeringen af zijn getrokken.
De Belastingdienst baseert zich bij de aanpak van schijnzelfstandigheid onder meer op jurisprudentie zoals het Deliveroo-arrest. Vorig jaar oordeelde de Hoge Raad dat bezorgers van bezorgplatform Deliveroo ten onrechte als zzp’er werkten. Als je onder ‘gezag’ van een werkgever werkt, dan ben je werknemer en geen zelfstandig ondernemer, oordeelde de hoogste rechter.
Hoe bereiden werkgevers in uiteenlopende sectoren zich voor op de nieuwe situatie? NRC maakte een rondgang langs werkgevers en brancheorganisaties in de zorg, de bouw, kinderopvang, onderwijs en media; bedrijfstakken waar schijnzelfstandigheid vaak voorkomt.
Zorgsector
„We hebben bij onze inventarisatie gezien dat het volgens de regels van de Belastingdienst niet meer mogelijk is zorgpersoneel in te huren als zzp’er”, zegt Astrid van den Eikhof, die de personeelszaken van Gelre Ziekenhuizen behartigt. De onder zelfstandigen populaire functie van verpleegkundige is volledig ingebed in haar organisatie. Verpleegkundigen draaien mee in roosters en maken gebruik van de middelen van de werkgever, zoals werkkleding. In zulke gevallen is volgens de Belastingdienst sprake van werknemerschap.
Sinds de zomer heeft Gelre het aantal zelfstandigen teruggebracht van zestig naar dertig, tegenover ruim drieduizend werknemers in loondienst. Het ziekenhuis gaat vanaf januari zorgverleners die niet in dienst willen komen via detacheringsbureaus inhuren. „Dat is een manier voor de mensen die graag flexibel willen zijn, om toch voor ons te kunnen werken”, zegt de hr-manager.
Daarnaast probeert het ziekenhuis zzp’ers te verleiden in dienst te komen. Tot dusver willen de meesten dat nog niet. Ze denken dat het ziekenhuis vanwege een tekort aan personeel toch wel freelancers zal willen inhuren. Van den Eikhof: „We zullen misschien voor de keuze komen te staan toch een zzp’er in te huren als we het rooster niet rond krijgen. Alleen als het echt nodig is, zullen we dat risico nemen. Het belangrijkste is voor ons dat we continuïteit van zorg kunnen leveren.”
Onderwijs
Grofweg de helft van de zzp’ers met wie de Amsterdamse scholenkoepel AMOS werkt, wil wel in dienst komen, zegt bestuurder Arie van Loon. Maar net als in de zorg hebben de scholen concurrentie van uitzendbureaus en detacheerders die zzp’ers beloven dat ze hun werk met dezelfde vrijheid en flexibiliteit kunnen blijven doen. Die wens leeft met name bij jongere leerkrachten.
„Maar er is een tussenvorm”, zegt Dave Ensberg-Kleijkers, bestuurder bij onderwijskoepel Zonova. „Daarbij zijn de leerkrachten formeel in dienst van schoolbesturen, maar hebben ze de flexibiliteit van iemand die invaller is”, zegt hij. Leerkrachten werken dan vanuit een gezamenlijke invalpoule van de scholen. „We willen voorkomen dat belastinggeld naar bureaus met een winstoogmerk gaat, terwijl dat eigenlijk gewoon voor het onderwijs bedoeld is.”
Het gaat ons helpen meer mensen in loondienst te krijgen, en dat is goed voor het teamgevoel op scholen
Ensberg-Kleijkers en Van Loon zijn positief over de aanpak van schijnzelfstandigheid. „Het gaat ons helpen meer mensen in loondienst te krijgen, en dat is goed voor het teamgevoel op scholen”, zegt Van Loon. „Je kan meerjarig bouwen. Vergelijk het met een voetbalteam dat langer samenspeelt, dan ga je automatismen inslijpen. Dat is in het onderwijs net zo.”
Kinderopvang
Kinderopvangorganisatie Kinderrijk, met veertig locaties in Amstelveen en Amsterdam, voerde afgelopen jaar campagne om zzp’ers over te halen in dienst te komen. „We hebben hen onder andere persoonlijk benaderd met een filmpje met vrolijke pedagogisch medewerkers”, zegt bestuurder Margreet Hellemons.
Kinderrijk heeft nu zo’n veertig tot vijftig zelfstandigen aan het werk, naast zeshonderd werknemers in loondienst. De oogst van de campagne is tot dusverre mager: vijf zelfstandigen kwamen in dienst; de rest is terughoudend. Hellemons: „Ze zeggen liever zzp’er te blijven omdat ze dan maandelijks een hoger bedrag op hun rekening ontvangen. Maar als je daar belastingen, pensioenen en een arbeidsongeschiktheidsverzekering van aftrekt, verschilt dat bedrag helemaal niet zo.”
Sommige zzp’ers wachten januari af, zegt de bestuurder. Ze zien het probleem nog niet, want ze worden in december nog wel ingeroosterd. „Daardoor voelt het misschien nog niet urgent.” Toch stopt Kinderrijk in januari met zelfstandige pedagogisch medewerkers inhuren. „Hopelijk komen zzp’ers toch bij ons in dienst als ze merken dat we ze echt niet meer inhuren.”
Bouw
In de bouw communiceren ondernemers „heel stellig” dat ze vanaf 1 januari niet meer met zelfstandigen samenwerken die volgens de kaders van de Belastingdienst in vaste dienst zouden moeten zijn. Dat adviseert althans Riek Siertsema, voorzitter van de Aannemersfederatie Nederland, aan haar achterban.
Het aantal zzp’ers in de bouw is de afgelopen tien jaar verdubbeld, naar meer dan 230.000. Siertsema vindt dat de verhouding tussen vast en flexibel werk is scheefgegroeid en heeft daarom ‘operatie waterpas’ opgetuigd om de boel weer in balans te brengen. „Ik denk dat we met z’n allen een beetje wakker zijn geworden”, zegt Siertsema, die de afgelopen maanden uitgebreid overleg voerde met werkgevers, werknemers, de Belastingdienst en andere betrokkenen.
De volgende stap is ook met intermediairs in gesprek te gaan over de voorwaarden waaronder iemand als zelfstandige werkt. Want net als in andere sectoren zeggen deze bemiddelaars in de bouw een uitkomst te bieden voor zelfstandigen die niet in dienst willen.
Payrollers, uitzenders en detacheerders willen zzp’ers wel op dezelfde manier laten werken als nu. „Dat is eigenlijk geen oplossing”, stelt Siertsema. „Want je bent als inlener verantwoordelijk voor wat er op je eigen bouwplaats rondloopt. Dus je moet toch controleren wat voor contract is afgesloten met diegene die voor jou werkt.”
Media
Niet overal haastten werkgevers zich om zzp’ers in vaste dienst te nemen. Paul Passchier, secretaris sociale zaken van de Mediafederatie, spreekt van een „paniekreactie” in andere sectoren. Volgens de vertegenwoordiger van uitgeverijbedrijven als DPG en Mediahuis is het voor werkgevers in de sector niet nodig massaal afscheid te nemen van zelfstandigen. Hun opdracht beter formuleren kan al helpen, zegt hij: „Als iemand twee dagen per week als freelance redacteur voor je werkt, moet je misschien zeggen: jij werkt mee aan tien uitgaves per jaar.”
Voor uitgeverijen en mediabedrijven zullen onder andere de uurtarieven van zzp’ers de komende tijd onderwerp van gesprek worden, verwacht Passchier. Als een werkgever met zzp’ers doorgaat, betekent dit dat hij wellicht hogere uurtarieven moet betalen. Het zou daarom goed kunnen, denkt Passchier, dat voor uitgeverijen de kosten in het nieuwe jaar oplopen.
Zelf laat de Belastingdienst de verantwoordelijkheid om het aantal schijnzelfstandigen in te perken nog even liggen. In september maakte – de inmiddels opgestapte – staatssecretaris Folkert Idsinga (Financiën, NSC) bekend volgend jaar met zzp’ers te blijven werken. De overheid zegt de afhandeling van het Toeslagenschandaal niet in gevaar te willen brengen. In theorie zou de Belastingdienst zichzelf dus een waarschuwing kunnen geven voor het overtreden van de wet.
Bouwvoorvrouw Siertsema verwacht coulance van de fiscus: „De Belastingdienst snapt ook wel dat niet alles op 1 januari strak geregeld kan zijn. Maar je moet wel laten zien dat je ermee aan de slag bent – en dat zijn we.”
Een jaar geleden was Pieter Pot nog failliet, na een doorstart begin dit jaar zegt de verpakkingsvrije online supermarkt nu zijn eerste winstgevende maand achter de rug te hebben. Hoe is het bedrijf daar zo snel in geslaagd?
Om met de winst te beginnen: die is vooralsnog bescheiden, een paar duizend euro op een maandomzet van circa vier ton. „Dat is niet de wereld”, erkent directeur en medeoprichter Jouri Schoemaker. „Maar het is wel de eerste winstgevende maand sinds we zijn opgericht.” Uit contacten met vergelijkbare ondernemingen in Europa weet hij dat Pieter Pot de eerste verpakkingsvrije supermarkt met landelijke dekking is die dat winstgevend weet te doen.
Het bedrijf zegt dat sinds de herstart 12.000 klanten terug zijn gekeerd. „In onze hoogtijdagen lag het aantal vaste klanten rond de 15.000 à 20.000”, zegt de directeur. „Komend jaar willen we weer richting dat aantal. We zien wekelijks klanten terugkomen.”
Bij Pieter Pot 1.0 hadden we ingezet op enorme schaal. Daar kwamen enorme vaste kosten bij kijken
Meer zaken uitbesteed
Om rendabel te worden, opereert het doorgestarte bedrijf anders dan voor het faillissement. „Bij Pieter Pot 1.0 hadden we ingezet op enorme schaal”, zegt Schoemaker. „Daar kwamen enorme vaste kosten bij kijken.” Waar eerder veel operationele zaken werden gedaan door meer dan honderd eigen werknemer, zijn er nu slechts zeven voltijdsbanen. „Vroeger hadden we een enorm warehouse en werden de bestelde producten door onszelf bij elkaar gezocht. Teruggebrachte potten wasten we zelf af. Nu besteden we die operationele zaken uit.”
Schoemaker denkt dat die constructie beter past bij de schaal waarop het bedrijf nu opereert. „We kunnen nu niet in één maand twee keer zoveel bestellingen verwerken, maar onze partners groeien graag met ons mee.” Hij ziet dat andere internetsupermarkten zoals Picnic hun operationele tak wel in eigen beheer hebben. „Met het soort investeringen dat nodig is om dat zelf te ontwikkelen, heb je hele andere schaal nodig. Wij gaan die schaal niet bereiken.”
Niet alleen glas
Vanaf de oprichting stond Pieter Pot bekend om zijn hervulbare glazen weckpotten en flessen, gevuld met producten zoals havervlokken, spaghetti, olijfolie en limonadesiroop. Maar die vorm is niet langer heilig voor de supermarkt. Zo zijn er nu koffiebonen in een biologisch afbreekbare zak te koop. „Die zakken worden snel na het branden gevuld en verkocht. Als we ze eerst zouden overhevelen naar een pot, zou dat tijd kosten en komen de bonen in aanraking met zuurstof wat ten koste gaat van de kwaliteit. Voor dit product is een zak dus beter, terwijl we nog steeds plastic besparen.”
Ook wordt er getest met een roestvrijstalen navulpot. „Het idee is dat mensen thuis nog steeds een glazen pot hebben en de navulling met rijst of havermout daarin overgieten. Die stalen potten zijn lichter en nemen minder ruimte in, want leeg kunnen ze in elkaar geschoven worden. Dat verlaagt de uitstoot tijdens het transport.”
Bestelritme verhogen
Schoemaker denkt dat de lichtgewicht potten ook zullen bijdragen aan een ander doel: mensen vaker laten bestellen. „Klanten hoeven niet meer te wachten tot hun pot leeg is en ze hem kunnen omruilen voor een volle.” Dat bestelritme is belangrijk voor de winstgevendheid van Pieter Pot, dat zijn klanten nu gemiddeld eens in de acht weken terugziet. „Als alle huidige klanten twee keer zo snel een nieuwe bestelling plaatsen, zorgt dat voor meer omzet. Daarvoor zijn we ook ons assortiment aan het uitbreiden.” Nu zijn er 350 producten in de online schappen te vinden, terwijl dat er eerder tegen de 600 waren. Volgens Schoemaker duurt het even voor zowel oude als nieuwe leveranciers hun spullen zonder verpakking kunnen leveren. „Producten zoals chips en snoep zijn nu nergens plasticvrij te krijgen. Daar werken we hard aan.”
Sinds kort staan Pieter Pots hervulbare weckpotten ook in de schappen van een paar fysieke winkels. Daarvoor werkt de internetsupermarkt samen met lokale winkeliers die zich op verpakkingsvrije producten richten. Schoemaker hoopt maandelijks een of twee nieuwe winkelpunten toe te voegen. „Dan kunnen mensen hun grote bestellingen bij ons online doen, en kleine bestellingen om de hoek aanvullen.” Ook moeten nieuwe klanten zo in aanraking met het bedrijf komen.